Maandagavond. Mijn vaste rondje lijkt stiller dan anders. Donkere wolken pakken zich samen boven de Belgische grens. Ze blijven hangen aan de andere kant van de Maas. De lucht is zwaar van het vocht. Is het het dreigende onweer? Ligt iedereen uit te buiken van de copieuze communiefeesten, alweer moe van een eerste werkdag na de meivakantie? Of zitten mijn collega fietsers verslagen in hun zetels? De televisie nog aan. Beelden die allang niets meer met wielrennen te maken hebben.

Ik heb het niet gezien, gelukkig. Toch zat ik er midden in. Leve de social media, behalve dan vandaag. De ‘vind ik leuk’-knop op Facebook was niet eerder zo misplaatst. Via berichten op mijn iPhone word ik ‘real time’ op de hoogte gebracht van het drama dat zich afspeelt in de Giro d’Italia. Een paar woorden slechts, geen beelden. Ik antwoord dat de persoon die mij bericht, rekening moet houden met het ergste. Ze kennen elkaar. Maar wie in het wielerpeloton kende hem niet, als ik de berichten in de media moet geloven.

De dood komt zelden van pas, brengt vaker verdriet en angst dan opluchting. Het blijft maar door mijn kop malen, terwijl ik de stroom van de rivier volg. Het leven zit vol kleine gevaren. Iedere sport kent zijn eigen grote gevaar.

Ruim 15 jaar geleden. Een prachtige avond in de Grand Mountet Hut, Zwitserland. We drinken een biertje en praten na over de mooie, spannende dag op de Blanc de Moming. Dat we elkaar moesten losmaken uit het touw, omdat een misstap van één van ons, de hele groep fataal zou kunnen worden. “Beter één klimmer in het ravijn, dan vier tegelijk”, zei onze cursusleider. Aan de houten tafel raak ik in gesprek met drie jongens. Stoere en sterke leeftijdgenoten. Niet voor één gat te vangen. Ervaren klimmers ook. Over de kaart gebogen nemen we de route nog eens door. We praten opgewonden over de roes van het afzien en de betovering van de top.

Nog in mijn fietskleren kijk ik het late journaal. Ik zie de beelden van de traumaheli waarmee renner Wouter Weylandt wordt afgevoerd. Ik krijg een weeïg gevoel in mijn maag. Nog steeds heb ik moeite met helikoptergeluiden. Waarom toch hangen wij in touwen, klimmen we op een racefiets of een motor, onze fragiele levens aan een zijden draad?

De helikopter hangt al een uur in het couloir naast me. Zijn wieken doorsnijden de oorverdovende stilte van het gebergte. Ontluisterend en onthutsend. Ik hang in een gordel, veilig gezekerd, een oneindige leegte onder me. Het spel gaat gewoon door. Een paar honderd meter bij me vandaan sterft een jongen in de schoot van de Blanc de Moming.

Petra Uittenbogaard
Laatste berichten van Petra Uittenbogaard (alles zien)