HET IS KOERS!

Kak

Er is weinig wat de gemoedelijke sfeer op een racefiets sneller kan doen omslaan dan het onmiskenbare samentrekken van de maag, als voorbode op een onafwendbare gebeurtenis. Wat eens een kalme zomermiddagrit was, is opeens een missie waarin de klok hoorbaar en voelbaar tikt. Het zijn de ongenoegen die de fietser soms voor zijn kiezen krijgt, waar sinds de wereldwijd uitgezonden sanitaire stop van Tom Dumoulin wat gemakkelijker over gepraat kan worden. Dus hierbij.

Kribbe
Als beginnende fietser overkwam het mij eens op zo’n dertig kilometer van huis. Rustig draaiend door de Drentse bossen, meldde de maag zich opeens met een onmiskenbare kramp. Het werkzweet maakte per direct plaats voor angstzweet. Hier waren geen herbergen in de buurt waar ik mijn Kindeke met een opgeluchte zucht in de kribbe kon leggen. Dit was de wildernis. En met nog een uur fietsen (minstens, ik vlei mezelf) voor de boeg, was het thuisfront te ver weg om met de tanden op elkaar een veilige haven op te zoeken. Hier was actie nodig. En rap wat.  


Het besluit overviel me even plotseling als definitief. Het moest in het bos. Ik stapte af, legde dansend van het fysieke ongemak mijn fiets buiten het zicht en begaf me door de krakende bladeren en ondergrond richting een voor de voorbijgangers onzichtbare plek in het bos. Hier stroopte ik de wielerbroek van het lijf, leunde ik met mijn rug tegen een boom en ontdeed ik mij van de last. De terugrit was er eentje waarin walging en opluchting in mijn hoofd vochten om het grootste deel van de aandacht. Eenmaal thuis bood een kokend hete douche definitieve verlossing.

Schrikbeeld
Sindsdien is dit het schrikbeeld als er een lange tocht voor de boeg staat. Meerdere Elfstedentochten, Volta’s Limburg, ja zelfs de Gold Race, Luik en de verdomde Marmotte werden voorafgegaan door nauwkeurige planning, waarbij er ruim voldoende tijd werd genomen om met zo min mogelijk fecale ballast op pad te gaan. Niet dat de nachtmerrie zich ooit weer aandiende overigens, het zou blijven bij die ene noodgreep. Maar net zoals een dier maar een keer hoeft te voelen wat vuur is, zit die ene gebeurtenis definitief in mijn instinct begraven.


Dumoulin
Toen ik vorig jaar Tom Dumoulin aan de voet van de Stelvio de onmiskenbare volle-darm-danspas richting de berm zag maken – en hem hier na afloop zonder enige terughoudendheid over hoorde praten – voelde ik toch een bepaalde verwantschap. Natuurlijk, mijn noodgreep vond plaats in een Drents bos tijdens een rit waar de Velominati hoofdschuddend de GPS-gegevens van zullen hebben bekeken en Dumoulin beerde in het roze een berm vol aan de voet van de Stelvio godbetert, maar toch. Het gevoel in de buik zal hetzelfde geweest zijn en de opluchting eveneens. Vooruit, die van hem misschien ietsje meer.


Op herhaling
Zoals dat gaat met rampscenario’s, verdwijnen ze naar verloop van tijd naar je achterhoofd, als ze lang genoeg niet hebben plaatsgevonden. Zo ook de darmentragiek van zeven jaar geleden. Op eerste Pinksterdag 2018 meldde dit scenario zich echter weer eens ferm aan de voorposten, toen ik na een kilometer of veertig de darmen hun verschrikkelijke roep voelde doen. Het geluk was echter aan mijn zijde, want op een kilometer afstand bevond zich een terras, waar ik – na het bestellen van de verplichte versnapering – rustig orde op zaken kon stellen. Opgelucht, zuchtend van blijheid, vervolgde ik al snel mijn weg. Alle mogelijkheden om de omgeving, waar ik net enkele maanden woon, verder te verkennen en mij te wentelen in de zonneschijn die ons deze lente zo heerlijk begeleidt.


Alles was wel in het universum, totdat op zo’n tien kilometer van huis een interne lawine plaatsvond, die mij deed kreunen van ongemak. Dit was geen test. Hier was geen plaats voor een ordentelijk verlaten van het gebouw, hier paste enkel paniek. “Dit is mis”, vertelde ik mezelf. Alsof ik mezelf nog iets moest vertellen. Nog tien kilometer, ging ik dat halen? Het antwoord diende zich aan in een hernieuwde maagkramp. Absoluut niet. De paniek werd vermengd met vertwijfeling. Ik was toch al geweest? Het was toch al gedaan? De vertwijfeling bleek zinloos. Bij het binnenrijden van Beetsterzwaag, een Fries dorp waar de gegoede burgerij het breed laat hangen en waar er eigenlijk geen plek is voor een panikerende fietser met code rood in de onderste regionen, ontwaarde ik een terras.

Geen tijd voor de verplichte versnapering. Na het neersmijten van de fiets, hobbelde ik onhandig naar binnen, waar ik zonder het personeel te groeten linea recta het toilet inrende. Eenmaal veilig kon ik mijn opluchting niet stilhouden. Ik was niet alleen in het toilet, maar dat nam ik voor lief. Ik begroef mijn hoofd in mijn handen en lachte.

De laatste tien kilometer naar huis verliepen zonder incident.

Mobiele versie afsluiten