Nadat ik voor de tweede keer mijn achternaam had gespeld, gaf de vriendelijke dame bij de VIP-desk mij een plastic tasje. Zij noemde het een ‘hospitality bag’, want ‘plastic tasje’ klinkt zo goedkoop natuurlijk. In het tasje zaten een paar brochures van de belangrijkste sponsoren, een balpen met vanzelfsprekend een sponsornaam erop, een usb-stick vermomd als auto en een kopietje met de namen en rugnummers van de renners die vandaag meededen. De vriendelijke dame zette een paar kruisjes op de lijsten die ze voor zich had liggen en overhandigde mij het belangrijkste: een gelamineerd kaartje aan een fel gekleurd keycord. Op het kaartje stond een plaatje van een wielrenner, een hele rits bedrijfslogo’s en natuurlijk de naam van de koers: Eneco Tour. Onderaan stond mijn naam met als toevoeging ‘VIP cat.2’. Ik vroeg me af hoeveel categorieën VIP’s er zouden zijn en wat het verschil was. Duurdere bitterballen? Beter plekje aan de finish? Of een vollere hospitality bag?
Samen met een collega had ik die ochtend, nu alweer ruim een half jaar geleden, de trein naar Den Bosch genomen en vanuit het station waren we naar de VIP-ontvangst gelopen. In de verte zagen we een grote parkeerplaats waar de grote bussen van de teams stonden, waarin de renners zich nu nog verstopten. We zagen de ploegleidersauto’s met fietsen op de daken. ‘Zullen we daar eerst gaan kijken?’ maar mijn collega dacht dat het beter was dat we ons gelijk zouden melden bij de hospitality-desk. We zouden vandaag nog genoeg wielrenners zien. De vriendelijke dame vertelde dat we nu op het VIPterras een kopje koffie met een échte Bosschebol van Jan de Groot konden gaan halen. Daarna zou de koersdirecteur aan de gasten alles uitleggen over de koers. En als we het sein voor vertrek kregen moesten we ons op de parkeerplaats achter het VIPterras melden bij gastenauto 27.
Uit een grote thermoskan schonk de jongen van de catering ons een kopje koffie in. Het VIPterras bestond uit een verzameling witte plastic kuipstoeltjes en klaptafels, waar om het geheel nog wat te verfraaien papieren tafelkleedjes over heen waren gelegd. Parasols, ook deze rijkelijk voorzien van sponsorlogo’s, maakten het plaatje af. Dit alles was gesitueerd in een ruim atrium van een groot kantoorpand. Aan weerszijden van het terras stonden grote TV-schermen waar de finale van de etappe van gister werd getoond. We zagen hoe één van de favorieten de rest van het peloton verraste met een jump in de laatste kilometer. Een ‘Ekimovje’. Op de streep hield hij precies anderhalve seconde over op de sprintende meute. Genoeg om zich behalve de dagwinst ook de leiderstrui toe te eigenen.
Terwijl ik onhandig probeerde om netjes met het plastic gebaksvorkje de Bosschebol van De Groot te verorberen, was mijn collega in gesprek met een motard die aan het tafeltje naast ons zat. Her en der zaten de motards al volledig in motorpak gehuld, inclusief het felgele hesje met het logo van Eneco erop. Het VIP-terras was behalve voor de VIP’s ook in gebruik als kantine voor de vrijwilligers die bij de organisatie hoorden. Van de motard hoorde mijn collega dat veel van de gastenauto’s werden bestuurd door oud-wielrenners. De hele etappe duurde uren en in die tijd wisten deze profs van welleer hun passagiers meestal te vermaken met sterke verhalen en hilarische anekdotes over wedstrijden uit een ver of minder ver verleden. We hadden inderdaad al een aantal bekende gezichten gezien. Er liepen verschillende mannen rond, met een polootje van de organisatie aan, die vroeger touretappes of grote klassiekers hadden gewonnen. Maar behalve het nummer 27 hadden we geen informatie over onze auto gekregen, dus het was nog even afwachten welke wielerheld onze chauffeur voor vandaag zou zijn. We verheugden ons in ieder geval op de mooie verhalen die we zouden horen.
Terwijl ik het slagveld van chocolade, deeg en slagroom, dat op mijn bordje was achtergebleven probeerde te verstoppen onder een servetje kwam de koersdirecteur het terras opgelopen. Hij schudde wat handen en nam toen plaats achter de microfoon die was klaargezet. Hij vertelde over de mooie route die het peloton vandaag onderweg naar Sittard zou worden voorgeschoteld. Het zou een behoorlijk vlakke rit worden, maar de wind was gemeen en met de kleine verschillen in het klassement zou die voor een nerveuze en harde koers gaan zorgen. Onderweg waren er nog twee premiesprints, niet geheel toevallig voor de deur bij twee bedrijven die deze koers sponsorde. We zouden een mooie dag gaan beleven en onze chauffeur zou ons nog van de nodige extra koersinformatie gaan voorzien. Daarna beende de koersdirecteur het kantoorgebouw uit in de richting van de parkeerplaats waar we de rennersbussen hadden zien staan. Op het moment dat we hem achterna wilde lopen kregen we te horen dat we naar de aan ons toegewezen auto mochten gaan, helaas was er geen tijd meer om de renners voor de start te zien.
Via de achteruitgang kwamen we op een grote parkeerplaats waar dertig identieke auto’s klaarstonden. Allemaal beplakt met dezelfde logo’s en een sticker van de Enecotour op de voorruit. Bij auto 27 schudde we de hand van een kalende man. Klein postuur, een echt rennerslijf merkte mijn collega op. Door zijn grote zwarte zonnebril konden we hem niet herkennen. In de auto stelde hij zich aan ons voor als Jean. Welke renner met de naam Jean kende we? Als we zijn leeftijd goed inschatten moet hij ergens in de jaren ’70 gekoerst hebben. Jean, Jean… hoe ik ook groef in mijn geheugen, er kwam niets. ‘Waar heeft u gekoerst Jean?, vroeg ik. Jean antwoorde dat hij bij de junioren één koers had gereden. 20 kilometer na de start was hij in een massale valpartij terecht gekomen. Daarna had hij de racefiets nooit meer aangeraakt. ‘Maar hoe komt u hier dan terecht?’ Waarop Jean trots vertelde dat zijn buurman de autodealer was die alle gastenauto’s had geleverd. Ze kwamen nog wat chauffeurs tekort en zijn buurman had gevraagd of hij niet een weekje gasten rond wilde rijden, dan kon hij gelijk een beetje in de gaten houden of er wel netjes met de auto’s werd omgegaan. Jean had hiervoor met alle liefde een week verlof opgenomen van zijn baan op een administratiekantoor. Van de koers wist hij eigenlijk niets, maar hij hield van autorijden vertelde hij enthousiast. Hij verzekerde ons dat we bij hem vandaag in goede handen waren.
De gastenauto’s werden voor het peloton uitgestuurd. In de verte hoorde we het kanon waarmee het startsein voor de koers van vandaag werd gegeven en zonder dat we ook nog maar een renner in levenden lijve hadden gezien, reden we in een lange stoet tussen het toegestroomde publiek door de stad uit. Jean stelde ons gerust. Er zou vast snel een groepje wegrijden en als het gat meer dan drie minuten was mochten de gastenauto’s tussen de kopgroep en het peloton gaan rijden. Vervolgens mochten de auto’s om de beurt even bij de kopgroep gaan kijken. Vier uur later reden we nog steeds voor de koers uit. Op de koersradio hadden we kunnen horen dat er die dag de hele tijd een eenzame renner voor het peloton had uitgefietst. Met een voorsprong schommelend rond de twee-en-een-halve minuut. Vier uur lang hadden we alleen maar flarden van informatie van de koersradio kunnen verstaan. Achter ons reed namelijk, ook al de hele dag, de auto met de tijdwaarneming. Gesponsord door het Zwitsers-Belgische horlogemerk Rodania. Op die auto was een grote klok in de vorm van een horloge gemonteerd en een luidspreker waaruit al vier uur lang onafgebroken klonk: ‘Ta-Daa, Ro-Da-Ni-Aaa, Ta-Daa, Ro-Da-Ni-Aaa’. Het Ta-Daa overstemde het grootste deel van de gesprekken in onze auto, wat op zich niet zo erg was omdat Jean al sinds de start enthousiast over zijn werk aan het vertellen was, zijn werk op het administratiekantoor.
Het laatste deel van de wedstrijd werden de gasten via een kortere route naar Sittard gebracht. Zo zouden we, onder het genot van een bitterbal en een drankje vanuit de VIP tent live de finish kunnen zien. De parkeerplaats die voor de gastenauto’s was bedoeld bleek niet berekend te zijn op dertig auto’s. Na twee rondjes rijden door het centrum van Sittard vond Jean een plekje in de berm waar de auto paste. Dat hij met de bumper nog een paaltje schampte zou zijn buurman niet erg hebben gevonden dacht hij hardop. De laatste kilometer naar de VIP tent liepen we in looppas, want het peloton zou al in de buurt moeten zijn. De eerste ingang van het met hekwerk afgezette gebied bleek alleen gereserveerd voor VIP’ s uit categorie 1. Gelukkig was de ingang voor categorie 2 en hoger niet veel verderop. Zo waren we nog net op tijd om boven een kluwen aan toeschouwers twee rennershanden te zien die blijkbaar door de winnaar bij het passeren van de streep in de lucht werden gegooid. Net op het moment dat een serveerster met een groot dienblad aan ons vroeg of we misschien trek hadden in een bitterbal.
Op terugweg, in de stoptrein naar Nijmegen, keek mijn collega al vooruit naar het komende jaar. De Giro d’Italia start dan in Gelderland. Via ons werk moest het toch lukken om aan VIP-kaarten te komen? Ik schudde mijn hoofd. De Giro komt door mijn woonplaats, dus ik wil de renners ook echt zien. Met een koelbox en een klapstoeltje ga ik in de berm zitten wachten. Meewarig zal ik naar de gastenauto’s zwaaien terwijl ik wacht op het aanstormende peloton. En godzijdank hoor ik dan slechts éénmaal… ‘Ta-Daa, Ro-Da-Ni-Aaa’.
- Big Lebowski wint de Tour – 15 volledig gratis tips voor uw Tourpool - 02/07/2018
- Nog één keer - 11/04/2017
- Koerskijken - 28/04/2016