Het landschap vormt het decor van wielerkoersen. Of wielrenners oog hebben voor dat landschap, weet ik niet. Wat wel zeker is: ze hebben last van het landschap of maken er gebruik van. Ze hebben de klim en de afdaling verkend, ze weten waar ze moeten opletten, waar ze van voren moeten zitten, waar het zwaar wordt, waar ze even op adem kunnen komen en waar ze kunnen demarreren. Soms weten ze niks en laten ze zich verrassen.

Het landschap is decor, vriend en vijand. Het biedt afleiding, afwisseling, verveling, trainingsmogelijkheden en hoogtestages. Het landschap is ook getuige en schuldige. Winst en verlies, vallen en opstaan, de gladiolen en de dood.

In deze serie ga ik, op de fiets, op zoek naar deze ‘schuldige’ koerslandschappen. Dit is de vierde aflevering.

Koerslandschappen 4: Albulapas

Het zijn duistere tijden. Nergens wordt gekoerst. Ja, virtueel, zoals afgelopen week, in Zwitserland. Surrogaat natuurlijk. Flauwekul.

Nee, dan 10 jaar geleden. Toen werden in de Ronde van Zwitserland beloften gedaan. De 6e etappe, de koninginnerit, voert in 213 kilometer achtereenvolgens over de Sustenpas, de Oberalppas en de Albulapas. Op die laatste klim gaat Robert Gesink in de aanval. De toppers van dat moment, zoals de gebroeders Schleck, Rigoberto Uran, Roman Kreuziger, Levi Leipheimer, Joaquim Rodriguez en zelfs Lance Armstrong, kunnen niet volgen. Gesink komt met meer dan een minuut voorsprong als eerste boven, en komt ook als eerste weer beneden, in finishplaats La Punt. Schitterende overwinning. De beloning: de gele leiderstrui. De belofte: meer van dit fraais.

De Albulapas is een prachtige klim. Van Tiefencastel, dat op 850 meter hoogte ligt, voert de weg in 30 kilometer naar ruim 2300 meter hoogte. De Albulapas ligt in het drietalige kanton Graubünden, het meest oostelijke kanton van Zwitserland. Geografisch gezien interessant want het bergland vormt een drievoudige waterscheiding tussen het stroomgebied van de Rijn, de Donau (in dit geval de Inn), de Po en de Adige. De neerslag die in Graubünden valt, komt uiteindelijk terecht in de Noordzee, de Zwarte Zee of de Middellandse Zee. Het is een majestueus bergland. De lagere delen vormen een aangeharkt en groen modeltreintjeslandschap, de hogere delen zijn kaal en woest.

Vandaag fietsen we (we zijn met zijn tienen) twee keer over de Rijn-Inn-waterscheiding: via de Albulapas heen en via de Flüelapas terug. De regen van de vorige dag en avond heeft zich hogerop in de bergen gemanifesteerd als sneeuw. Poedersuiker op de bergtoppen. Het is bijna droog, en de zon lijkt er zelfs een beetje door te komen.

Met zijn drieën starten we een kwartier eerder dan de anderen. Die halen ons onderweg wel in, zo is de inschatting. We dalen af van ons vakantiehuis in Schmitten naar Alvaneu-Bad (960 m). Hier begint onze klim: vijfentwintig kilometer klimmen, naar 2315 meter. Eerst een paar kilometer rustig stijgend, maar dan gaat het een paar kilometer met 10% omhoog. Ik zoek mijn kleinste versnelling. Al gauw rij ik alleen.

Een dorp als afleiding: Bergün. In Bergün gaat het vrij steil omhoog, over steentjes. Kasseien is een wat groot woord, maar toch flitst de Muur van Geraardsbergen even door me heen. Voor me schudt een bejaarde man in een scootmobiel, daarachter dampt een vrachtwagen, daar weer achter fiets ik. Ik kan er niet langs, irritant. Dan slaat de scootmobiel linksaf. De vrachtwagen geeft gas en verdwijnt uit het zicht. Ik rij weer alleen. De totale rust.

Vanaf 1700 meter hoogte ligt er sneeuw in de berm, maar de weg is zo goed als schoongeveegd. De klim is zwaar, de laatste zeven kilometer gaat het met minstens 7% omhoog, maar ik geniet van het prachtige, steeds witter en woester wordende landschap. Ik klim en ik geniet. Ik geniet van het klimmen, ik geniet van het afzien en ik geniet van het genieten.

Af en toe kijk ik achterom: niemand. In de laatste kilometers word ik slechts door vier vrienden achterhaald. Als ik boven op de pas aankom ben ik euforisch. High zelfs, al lijkt het een wat flauwe woordspeling. Vijf mannen staan me grijnzend en waarderend op te wachten. “Goed gedaan!” High fives. Ik parkeer mijn fiets in de dertig centimeter sneeuw die in de berm ligt. We wachten op de andere vier. Het is koud en ik doe mijn regenjasje aan.

De afdaling is kort, maar hevig. Lange stukken overzichtelijk en snel en in de laatste kilometers een fraaie haarspeldenpassage. Na een klein kwartier stuiven we La Punt in. La Punt is een dorp van niks. Het is er doodstil. Niks te beleven.

Dat de weg hier ooit volstond met juichende en klappende toeschouwers is nauwelijks voor te stellen. Maar Robert Gesink reed triomfantelijk langs de luidruchtige haag van mensen. De belofte van de Albulapas – ooit zou hij top-3 in de Tour kunnen rijden – werd, vooral door een overdaad aan tegenslag, evenwel nooit ingelost.

Jammer. Maar ik ben altijd fan van hem gebleven.

 

Naschrift:

Wat betreft die belofte: in de Tour van datzelfde jaar, 2010, werd Gesink zesde. Inmiddels is hij door diskwalificaties achteraf van Alberto Contador en ploeggenoot Denis Mentsjov naar de vierde plek opgeschoven.

Wat betreft die etappewinst: achteraf gezien was de overwinning in die zesde etappe van de Ronde van Zwitserland een van de mooiste uit zijn carrière.

 

Frank van Dam
Laatste berichten van Frank van Dam (alles zien)