Bijna altijd is tegen een berg opfietsen een strijd. Een strijd tegen je benen, tegen de wind, tegen de stijging van het asfalt of tegen de hitte (en dan vergeet ik vast nog een paar elementen). Hoe anders was het toen ik tijdens mijn fietsvakantie in Frankrijk met vrienden de Col du Glandon vanaf de noordkant aanviel. Tijdens andere lange beklimmingen ben ik vaak gestorven, ontelbare keren per klim soms. Ik denk dan aan de Stelvio, de Mortirolo, de Galibier en de Monte Zoncolan.
Maar niet op de Col du Glandon. Waar het aan gelegen heeft weet ik niet en zal ik waarschijnlijk ook nooit weten. Ongeveer halverwege de twintig kilometer lange klim maakte een gelukzalig gevoel zich van mij meester. Mijn benen deden geen pijn, mijn ademhaling had ik onder controle en de cadans waarmee ik de pedalen ronddraaide was soepel en vlot. Ik zat in een flow.
Die flow, de adembenemende natuur om me heen en het koude water uit mijn bidon dat ik af en toe over mijn benen en mijn hoofd gooide en me in combinatie met de rijwind kortstondig kippenvel bezorgde, wekte een gelukzalig gevoel in me op. Nog nooit had ik me zo sterk en onoverwinnelijk gevoeld op welke klim van welke lengte dan ook, of misschien zelfs op welk moment in mijn leven dan ook. Van mij mocht de weg oneindig zo doorlopen. Tranen van geluk brandden in mijn ogen. Dit gevoel wilde ik voor altijd vasthouden.
Elke kilometer stond er een paaltje langs de weg dat het aantal kilometers tot de top en de gemiddelde stijging van de eerstvolgende kilometer aangaf. Dat soort paaltjes kan renners mentaal breken: “Kut, nog twaalf kilometer. Ik heb nu al moeite om de trappers rond te krijgen.” Dikwijls ook zijn ze een mentale steun voor de tegen de bergwand ploeterende fietser: “Goddank, nog maar twee kilometer te gaan. Het einde van de lijdensweg is in zicht.”
Het tegenovergestelde gebeurde in mijn hoofd bij het voorbijgaan van de kilometerpaaltjes. Iedere kilometer dat ik dichter bij de top kwam, voelde ik een lichte teleurstelling. Het idee dat het moment waarop ik de top zou bereiken aanstaande was, stemde me droevig. Dat wat normaal gesproken de beloning is na een fysieke en mentale strijd, zou nu voor mij het einde van volstrekte fysieke en mentale harmonie en gelukzaligheid betekenen.
Hoe hoger ik kwam, hoe steiler de weg werd. Een paaltje kondigde een kilometer van 11% aan. Kom maar op met die percentages, dacht ik. Ik voel geen pijn, ik voel geen angst. Vrij van pijn en vermoeidheid duwde ik de pedalen naar beneden en liet ik het asfalt onder mijn fiets door glijden. Een paar honderd meter voor de top schakelde ik een aantal tanden bij, ging op mijn pedalen staan en trok vol door. Nog steeds gaf mijn lichaam geen blijk van uitputting.
Zoals iedereen heb ik in mijn leven kennisgemaakt met uiteenlopende emoties. Sommige plezieriger dan andere. Daar zaten ook gevoelens bij die grensden aan geluk. Of het geluk was, dat weet ik niet. Of ik nu wel weet wat geluk is, weet ik ook niet. Maar koud water, een zacht briesje, kippenvel op je benen en een leeg hoofd, ik denk dat oprecht en puur geluk zo voelt.
- Koud water, kippenvel en een leeg hoofd - 24/10/2016
- Hoofdbrekens in de Provence - 14/07/2016
- Arme, lieve Fedor - 12/02/2016