Als bijgeloof een vorm van religie is, is er geen sport zo religieus als wielrennen. In het peloton tiert het klavertjevier welig om de bezwete nekken, rijdt een mini-peloton aan gelukspoppetjes onder het zadel mee, rugnummer 13 wordt op de kop op het shirt gespeld en de vloer van het restaurant waar de renners eten is na afloop opgeruwd door het zout dat over de schouders ging.
Waar voetballers met elkaar op de vuist gaan om een rugnummer, zo onbelangrijk lijkt het rugnummer voor wielrenners. De kopman heeft het eerste getal en de rest volgt. Of renners zelf mogen aangeven of ze 2 tot 9 willen, of het op leeftijd gaat, of het treintje voor een sprinter een oplopend getal heeft, ik zou het graag willen weten. Afgezien van nummer 13 kleeft er aan rugnummers geen bijgeloof. Wel respect. Na het overlijden van Wouter Weylandt wordt in de Giro rugnummer 108 niet meer uitgereikt. Iedere ronde heeft daarin echter zijn eigen mores. Rugnummer 114 van Fabio Casartelli werd na zijn dodelijke val in de Tour van 1995 in 1996 uitgereikt aan de Nederlandse Polti-renner Gerrit de Vries (119e plek in het eindklassement).
Wielrennen is een sport van hoop. Voor de renner en voor de toeschouwer. Hopen dat je niet valt, hopen dat je goede benen hebt, hopen op een vol bordje bij je medevluchter, hopen dat je de bocht haalt, hopen dat het gekneusd is en niet gebroken, hopen op een etappe, hopen op het winnen van de Tour. Alles wordt aangegrepen om meer zekerheid voor een rechtvaardiging van die hoop te krijgen. Bijvoorbeeld het rugnummer. Kan Robert Gesink, Nederlands hoop in hoopvolle dagen, met rugnummer 151 de tour winnen? Hoe deed rugnummer 151 het de afgelopen twintig jaar. Ik heb het uitgezocht en deze mannen reden met nummer 151 en dit zijn hun resultaten.
- 2011: #151 Rein Taaramae (12e)
- 2010: #151 Thomas Voeckler (76e)
- 2009: #151 Sylvian Chavanel (20e)
- 2008: #151 Erik Zabel (40e)
- 2006: #151 Sandy Casar (68e)
- 2005: #151 Eddy Mazozoleni (13e)
- 2004: #151 Levi Leipheimer (9e)
- 2003: #151 Laurant Brochard (33e)
- 2002: #151 Marco Serpellini (74e)
2001: #151 Santiago Botero (8e)- 2000: #151 Richard Virenque (6e)
- 1999: #151 Jean-Cyril Robin (52e)
- 1998: #151 Carlo Marino Bianchi (101e)
- 1997: #151 Abraham Olano (4e)
- 1996: #151 Maarten den Bakker (64e)
- 1995: #151 Gianni Bugno (53e)
- 1994: #151 Vlatcheslav Ekimov (36e)
- 1993: #151 Melchior Mauri (DNF)
- 1992: #151 Uwe Ampler (DNF)
Rugnummer 151 werd de afgelopen 20 jaar gemiddeld 35e in het eindklassement, 2 keer bleek Parijs te ver, maar rugnummer 151 wist ook 4 keer een etappe te winnen: Voeckler, Casar, Olana en Virenque. Richard Virenque versloeg met rugnummer 151 Armstrong en Ulrich in de 16e etappe in de tour van 2000 die ging van Courchevel naar Morzine. Armstrong kraakte op de Joux-Plane, Heras reed in de finale in het gelijknamige hekwerk en Richard Virenque pakte de overwinning.
De meest heroische overwinning van nummer 151 was die van Sandy Casar in 2007. In de achttiende etappe (Cahors-Angoulème) kruist een hond de weg van vier koplopers (Frederik Willems, Sandy Casar, Michael Boogerd en Laurent Lefèvre). Boogerd kan de hond nipt ontwijken maar Willems en Casar gaan tegen de grond. Willems wordt teruggehaald door het peloton. Casar rijdt met de achtervolger Axel Merckx terug naar de twee overgebleven koplopers en wint de etappe. Nummer 151 is met andere woorden een rugnummer voor een winnaar. Zet ‘m op Robert, aan je rugnummer hoeft het niet liggen.
- Wasverzachter - 16/04/2016
- Kun je de Tour winnen met rugnummer 151? - 06/07/2012