Zie de mannen vallen

Heel sporadisch hoor je nog wel eens de naam van het theatergezelschap Hauser Orkater vallen. Dan begint automatisch de titel “Zie de mannen vallen”op mijn beeldscherm te knipperen. Onverbrekelijk aan elkaar verbonden zijn de theatergroep en hun destijds zo succesvolle productie. Prima stuk trouwens. Wordt hier en daar nog wel eens nagespeeld in huiselijke kring. Tussen de schuifdeuren zogezegd. Op de wat betere feestjes, speciaal daar waar babyboomers denken dat ze er nog wel “tegen kunnen”.
Of op een wereldkampioenschap fietsen, zoals toentertijd in 1993 te Oslo. Een eeuwigheid geleden al en toch nog o zo dichtbij. Bij bosjes gingen ze onderuit op die kletsnatte zondagmiddag. Maar zelfs in de meest gruwelijke veldslagen blijven er nog altijd wel een paar dappere krijgers overeind. En we hebben een getuige. Onze bloedeigen Jean Nelissen. Jean is een man van de wereld en wil dat laten horen ook: “Lance Armstrong, Houston, Texas. Frans Maassen, Ittervoort.” Meer dan freudiaans is de verspreking dit keer. Toch fijn dat ome Mart in de buurt is om te helpen. Wham ! Meteen een rechtse directe. “Het is Austin, Texas, Jean.” Die komt hard aan. Jean hapt naar adem. “Pardon, Austin”, zegt hij timide. Hij heeft zijn dekking inmiddels kompleet verwaarloosd. Een uppercut met linksdraaiend schroefeffect volgt. “Groot muziekliefhebber, die Armstrong. The Pixies, daar is ie helemaal gek van”, laat Mart even voor de vuist weg weten. Juist voordat Jean tegen het canvas slaat, nog een gemeen klapje in de nek. “Met zanger Frank Black”. Nelissen slipt in de twilight zone. Het grote aftellen is begonnen. Mart pijnigt intussen zijn hersens om de arme man nog wat in zijn oor te kunnen sissen, zo meteen, als hij op de brancard wordt weggedragen. “Evan Johns is zijn buurman Jean, Je weet wel van dat bandje, Evan Johns and the H-bombs. Ook uit Austin, Jean!” De stilte wordt steeds nadrukkelijker. Jean is al bij de vijfde tel. Volkomen dizzy. Waarom moest dit gebeuren? Altijd die verdomde Smeets die de zaak moet versjteren.

Lovely Whitney

Lovely Whitney, nothing can come between us. There will always be that sweet smell of your perfume. Er verschijnt een gelukzalige glimlach op zijn gelaat. Het is goed zo. Mart gaat het programma wel verder uitdoen. De achtste tel is bereikt. In de gewelven van zijn hersenpan galmt het nog na: “Het is Austin, Texas, Jean, niet Houston”. Maar nog voordat Mart daar nog sarrend aan kan toevoegen: “En Ittervoort, Limburg, Jean”, staat hij plots weer recht. Wonder boven wonder, zoals altijd. Belachelijk toch ”Ittervoort, Limburg”, flitst het door hem heen. Als je Maessen, Geraedts, Habets of Nelissen heet kom je welhaast per definitie uit Limburg. Het land van Sjeng, Wiel, Math en Sjraar. Waar het “fitserenne” nog altijd hogelijk gewaardeerd wordt. Funske van Heel, de ex-renner en nu soigneur van de daar in die Noorse plensbuien ploeterende Frans, had het in de Volkskrant pas daarvoor nog uit de doeken gedaan. Hoe het met hemzelf allemaal zo gekomen was. Opgegroeid deep in the heart of Limburg. Tussen kolengruis, wierook, massageolie, schuimende glazen bier en de accordeonmuziek van Karl Schriebl. Te Mariahoop-Diergaarde. Bij café “De Lollige Vot” links af en dan altijd maar rechtdoor.

Nölke Sjmeets

Er zijn al heel wat namen gevallen, maar de meest Limburgse familienaam aller tijden is toch wel Smeets. Van Weert tot Vaals uitgesproken als Sjmeets. Pagina’s telefoonboek vol met Smeetsen. In alle soorten en maten. Te veel om op te noemen. Jazeker ook fietsenrenners. Mannen van naam en faam. Zozeer zelfs dat aan eentje een heuse ballade is gewijd. Het gebeurde al in de roerige jaren zeventig. Toen het woord protest nog met kapitalen werd geschreven en vlammende aanklachten in liedvorm de ether werden ingeslingerd. Zo ook de ballade van Nol Smeets, “Nölke Sjmeets wilt renner waere”, de werdegang van een coureur. Gloedvol bezongen door troubadour Herman Veugelers. Waarvoor de sportieve roetsjbaan van dorpsgenoot Ben Koken uit Grevenbicht model stond. Het is het enige waarachtige lied over de stiel dat ik ooit heb gehoord. Fel realistische bronsgroene soulblues.

No Guts No Glory

Maar van Nölke terug naar Mart, en Jean natuurlijk, in hun commentaarhokje in Oslo. “Lance Armstrong, 21 jaar, Frans Maassen 28 jaar”, doceert Jean. Van Dag-Otto Lauritzen dist De Neel nog maar eens het verhaal op van de parachute die niet openging. Met als gevolg knieën, die helemaal verrot gingen. Niks meer van te merken hier trouwens. Gewijde grond voor die man. Dan voel je de benen niet meer. Gerard Rué is ook nog mee. Vier man dus weg in die laatste ronde. Jean liet het al doorschemeren: Frèns, in zijn zeven profjaren gelouterd, tegenover een rookie. Straks zou die regenboogtrui mee naar Limburg verhuizen. Thuis in supporterscafé “De Stevel”, stond de tap inmiddels al onder hoogspanning.
Lauritzen begon immers  al te kraken en Rué, ach ja daar was het beste ook al af. “Laot goan die wage.” had hij Frans wel willen toeschreeuwen. Maar niemand zou dat verstaan en begrijpen in Holland.
Dan is plotseling dat lefgozertje zomaar gaan lopen. Terwijl er ook nog een pletwals komt aangedenderd. Die op het punt staat om aan te sluiten. Allemaal grote kanonnen: Museeuw, Ludwig, Indurain, Riis, Fondriest, Tschmil. Alsof je een emmer leegschudt. Zoveel samengebalde klasse en power zou die valse plooi wel even glad strijken. Boven op de laatste helling waren Frans en Rué al vervoegd. Lance had nog net vijftig meter; een vogel voor de kat. Opvreten met huid en haar zouden ze hem. Ze hadden hem al in de bek. Alleen vergaten ze het mènke door te slikken. Het viel zowaar stil!
Met ware doodsverachting stort die Texaanse cowboy zich naar beneden. Young at heart en voor de duvel niet bang. Hoezo spekglad. No guts, no glory! Hij loopt uit. Eerstejaars beroeps en een echte bluffer, we zeiden het toch. Een all-american boy op weg naar het goud. Mart -de enige Sjmeets die niet in Limburg is geboren- heft zowat de Star Spangled Banner aan. Kraait het uit: “Home of the Brave, Land of the Free”. En hij juicht mee als zijn nieuwe held in trance over de meet komt: “Thank you, Yes!”.
Jean is even stilgevallen. Ziet niet eens meer dat Frans nog met Chiappucci ontsnapt is voor de tweede plek. In volle spurt worden ze nog voorbij gestoken door de jachtgroep. Weg podium. Puur kut natuurlijk. Er alles aan gedaan hebben, in bloedvorm zijn en afgetroefd worden door zo’n snotneus. So close, so close and yet so far away. Ja zeker, Mart had het mogen zeggen.

De epiloog

Oslo 29 augustus 1993. Het leven ging intussen gewoon door. Nou ja, gewoon. Een maand later stond Whitney Houston zomaar in het Maastrichtse MECC op de planken, met Jean, als vurig aanbidder, denkelijk fier op de eerste rij.

Lance reed in een diep wak, maar verrees als een feniks uit de as. Die story is al in vele toonaarden bezongen. Frans Maassen likte zijn wonden en reed nog anderhalf seizoen tegen de mannen van de bierkaai. Daarna hing hij in alle nuchterheid zijn koersfiets in de schop. Kocht een paar kicksen en ging weer voetballen. Haelen 3 was meteen rijp voor het kampioenschap.

Met Nölke Sjmeets uit het liedje liep het goed mis. Wel te voorzien natuurlijk. Alleen die naam al deed het ergste vermoeden. Ook Jean en Whitney brachten het er niet zo denderend vanaf. Ze gingen kopje onder in de Grote Zee des Levens; dat onmetelijke mer à boire. Nog een paar keer kwamen ze boven maar uiteindelijk verzopen ze. Onverbiddelijk. Allebei.

Op de begrafenis van Jean sprak His Royal Martness. Wie anders. Mooie woorden hoor van Mister-Eloquence. Nee, dan de uitvaart van Whitney. Oprah, Mariah Carey, Elton John, Alicia Keys, Beyoncé en Stevie Wonder. Allemaal waren ze er. Best een sterke jachtgroep. Die gasten kwamen niet voor de chasse patate. Maar terugpakken konden ze ook háár niet.

Theo Buiting
Laatste berichten van Theo Buiting (alles zien)