HET IS KOERS!

Lekker gereden, pik!

Na twee jaar gebeurde het – en ik zucht er ‘eindelijk’ achteraan. De ongenaakbare Pogacar is gelukkig niet compleet onaantastbaar. Gesloopt door de teameffort van de Jumbo-Visma’s en de zwakte van zijn eigen Emirates-groep.


Na de etappes naar Arenberg (kasseien, hier kan Jumbo tijd pakken!) en daarna Super La Planche (eerste test omhoog, krijgen ze hem kapot?) zakte mijn geestdrift al ver weg. Visioenen van een jarenlange barre leegte in die Drie Weken in Juli bekropen me. Zoals die periode van Indurain. Even saai als voorspelbaar. Geen koers, geen spanning, geen serieuze uitdagers. Overigens is het gek, maar dat gevoel heb ik bij het era Lance nooit gehad. Ik kon jaar in jaar uit gefascineerd naar die boss-cowboy blijven kijken. Die soms als een one man-army tekeer ging en desnoods één voor één met zijn blote handen zijn concurrenten zonder enige scrupule een kopje kleiner zou maken. Om in het volgende hoofdstuk dan weer als collectief platoon mariniers onder de wapens van US Postal en later Discovery en bloc de rest van de wereld te bevechten. Alles voor de winst.

Na afloop van de etappe naar Col du Granon Serre Chevalier kwam de verslagen Pogi als een gentleman Jonas Vingegaard een mooie handdruk en felicitaties brengen.  Ik hoorde “Lekker gereden, pik”, alsof ze een rondje Oosterschelde hadden gedaan. Sportief, eerlijk, sympathiek.

Ik voelde meer dan lichte teleurstelling. Wat was het lekker geweest als die keurige Tadej onder het vernis van die babyface ineens een winnaarstype herbergde á la Bernard Hinault in zijn beste – en slechtste dagen. Een ouderwetse teringleier bleek te zijn, met de mentaliteit uit het huwelijk van een Ghurka met Satan Zelf.

Wat zóu het lekker zijn. Na zoveel jaren weer eens een onvervalste vete in het peloton of in een grote Ronde. De Nederlandse broederstrijd tussen Post en Raas begin jaren negentig. Contraproductief maar o zo mooi. De meer dan tastbare haat die medio jaren 80 groeide tussen Hinault en Lemond, toen de Amerikaanse novice door kreeg dat Le Blaireau nooit iets cadeau zou doen. De periode Museeuw – Tschmil die wielerminnend Vlaanderen diep verdeelde. Het dédain van sir Bradley Wiggins voor Chris Froome (“volgend jaar rijd ik in jouw dienst” – Nou, Wiggo had ‘m nog eerder het ravijn in geduwd). En Froome die altijd de keurige jongen bleef, die Geraint Thomas het geel gunde en geloofde dat Egan Bernal hem zou terugbetalen.  De dag dat Armstrong besloot (op de Ventoux ) Pantani voortaan kapotstuk te rijden. Later kreeg Lance het ook nog aan de stok met Contador en Floyd Landis (de beste nooit-Tour-winnaar). Noem me een sadist – het zijn koersverhalen die tellen.

Er zijn hele fora volgekalkt over de impopulariteit van bepaalde renners en ook ik heb zo mijn voorkeuren en antipathieën.

Ok, ik heb vandaag alles gezien. Analyses, nagesprekken, terugblikken. Deze generatie renners anno 2022 is fatsoenlijk. Lijkt het. Laat me toch even fantaseren. Over een nieuw hoofdstuk. Eindelijk weer eens een lekkere dikke vete, oorlog in het peloton. Vooralsnog moeten we het doen met een Pogacar die kan verliezen. En daar godbetert sportief onder blijft. Ik blijf duimen. Bring the action!

Mobiele versie afsluiten