“Wauw”, mompelt Jean Nyakayiru in zichzelf. Hij werpt een blik op het schermpje van de fietsergometer waar hij naast staat. Plaats van handeling: het inspanningslaboratorium van de vakgroep Bewegingswetenschappen aan de Universiteit Maastricht. Hij leest een 3, een 5, een 0. 350. 350 watt is wat de proefpersoon op de ergometer nu trapt. Hoewel Nyakayiru wel weet dat de instellingen kloppen –ze kloppen namelijk altijd- checkt hij de aansluitingen en de kabels van de ergometer nog eens. Dit is gewoon niet wat hij verwachtte. Normaliter hoort hij zijn proefpersonen –meestal Nederlandse amateurwielrenners- bij dit wattage zwaarder gaan ademen en ziet hij zweet op hun voorhoofden verschijnen. Jean kijkt naar het hoofd van de jongen die nog steeds onbewogen de pedalen rond trapt. Er is nog geen druppel zweet op het zwarte gezicht te zien.
Daniel Teklehaimanot schreef vorig jaar geschiedenis in de Tour de France. Hij was de eerste Afrikaan die de bolletjestrui mocht aantrekken in de Ronde. Een maand eerder was de wielrenner uit Eritrea al als bergkoning gehuldigd in het Critérium de Dauphiné. De wielrenners met Afrikaanse roots deden het sowieso goed in die koers want op het podium naast Teklehaimanot stond de in Kenia geboren en getogen Chris Froome als eindwinnaar van het Criterium.
Jean Nyakayiru, zelf het product van een Rwandese moeder en Ghanese vader, draait het wattage weer een slagje hoger, naar 400 watt. Hij had het inspanningsonderzoek bij de vier Rwandese wielrenners in zijn schoot geworpen gekregen. Op een dag vertelde de Amerikaanse wielrenster én Bewegingswetenschappen studente, die op training was in Limburg en dit met een korte stage in het Maastrichtse lab combineerde, dat Team Rwanda in de buurt bivakkeerde. Vier renners en een mecanicien waren naar Europa gestuurd om wedstrijden in België te rijden en ervaring op te doen met de koers alhier. Een unieke kans, had professor van Loon Nyakayiru duidelijk gemaakt . Nyakayiru wist wat hem te doen stond. Hij had zijn promotieonderzoek naar het effect van bietensap op de menselijke prestatie maar even opzij gelegd.
Afrikanen in het Europese wielerpeloton, ze zijn in het verleden vaker gesignaleerd maar meestal waren het renners uit de Noord-Afrikaanse koloniën van Frankrijk. In de Tour van 1950 won de Algerijn Marcel Molines de 13e rit van Perpignan naar Nîmes en hij was daarmee de eerste Afrikaanse ritwinnaar in de Tour. De Ronde werd destijds nog in een landencompetitie verreden en er deed ook een gecombineerde ploeg met Marokkaanse en Algerijnse renners mee. Waaronder dus Molines. Hij en een andere Algerijn, ene Abdel-Kader Zaaf, namen na het vertrek uit Perpignan al snel een grote voorsprong op het peloton. Het was een warme dag en Zaaf kreeg tijdens de lange ontsnapping een fles van een supporter aangereikt. De inhoud van de fles was Zaaf onbekend maar noopte hem even later wel tot het doen van een dutje tegen een boom langs de kant. Molines ging in zijn eentje verder. Op de meet had hij nog vier minuten voorsprong op het peloton of wat daar van over was. Zaafs dutje werd legendarisch en ging alle geschiedenisboeken van de wielersport in, Molines’ overwinning raakte snel in de vergetelheid.
Jean Nyakayiru ziet dat de Rwandese proefpersoon het dan eindelijk zwaar begint te krijgen. Het ritme, waarmee de borstkas van de renner groter en kleiner wordt, versnelt. Het bovenlichaam gaat schokkerig bewegen, pedaleren wordt stoempen. Zweetdruppeltjes verschijnen op het zwarte gezicht. Nyakayiru kijkt op het scherm. 420 watt. Nyakayiru maakt een snelle berekening in zijn hoofd. 420 gedeeld door 65 kilo, de renner heeft een trapvermogen van ruim boven de 6 Watt per kilogram lichaamsgewicht. Nyakayiru weet dat dit een getal is dat wordt toegeschreven aan top wielrenners. Niet aan de Hollandse amateurs die regelmatig het lab visiteren, die halen de 6 niet. “Indrukwekkend”, denkt hij bij zichzelf.
In 2005 had Tom Ritchey als ontwerper van de mountainbike genoeg verdiend om de rest van zijn leven op een tropisch eiland te rentenieren. Hij had daar echter geen zin in. Hij kocht een enkele reis naar Kigali en nam in het vliegtuig zijn mountainbike mee. Hij fietste heel Rwanda door. Naast alle ellende, die de genocide had gebracht, zag Ritchey op zijn tocht een land met inwoners die graag fietsten en tegen een stootje konden én een land met héél veel heuvels (Rwanda staat bekend als ‘land of a thousand hills’). Kortom, een land met een enorme wielerpotentie. Hij belde zijn vriend Jonathan –Jock voor intimi- Boyer en vroeg hem om uit de Verenigde Staten over te komen naar Rwanda voor de eerste ‘houten fiets classic’ die Ritchey sponsorde. Boyer had, mild gezegd, een rottijd achter de rug (fraai geportretteerd door Frank Heinen op dit wielerforum). Maar toen hij het potentieel zag dat tijdens de bonte fietsparade rondfietste, was Boyer die ellende snel vergeten. Ritchey en hij richtten ‘Team Rwanda’ op. Ritchey ging de geldzaken doen en Boyer nam de begeleiding van het team op zich. Een renner uit Rwanda die zou debuteren in de Tour de France, dat werd Boyers missie. Net als hij zelf ooit de eerste Amerikaan was die aan de Ronde deelnam. Dat was in 1981 geweest. Boyer wist wat een impact dat had gehad op het wielrennen in Amerika. Zo zou het ook met het Rwandese wielrennen gaan, Jonathan Boyer zag het helemaal zitten.
Jean Nyakayiru had de afgelopen maanden flink in de wetenschappelijke literatuur gepluisd naar fysiologische data van Oost-Afrikaanse sporters. Dat ze met hun smalle kuiten en relatief lange schenen een ideaal lichaam hadden om lange afstanden te lopen, daar was wel het een en ander over geschreven. En dat ze baat zouden hebben bij het feit dat ze op twee kilometer hoogte leefden en trainden, ook daar werd in artikelen druk over gefilosofeerd. Maar hardlopen is nog geen fietsen, net als dammen geen schaken is, dacht Nyakayiru. Er waren geen metingen gedaan bij Oost-Afrikaanse wielrenners. Over hun mogelijkheden op de fiets, daar was dus eigenlijk niks over bekend. Tot vandaag dus. Jean Nyakayiru is de eerste inspanningsonderzoeker die met eigen ogen ziet waartoe de renners van Team Rwanda in staat zijn. Een Wmax van meer dan 400 en een piek zuurstofopname van 5 liter per minuut, terwijl ze minder dan 70 kilo wegen! En dan te bedenken dat de atleten, die nu lachend en ontspannen om hem heen staan, vanochtend nog een uitgebreid trainingsrondje fietsten door het Limburgse land. Nyakayiru had het ze nog zo afgeraden –de Hollandse amateurs namen zelfs altijd een rustdag voordat ze de ergometer op gingen- maar de Rwandese mecanicien had uitgelegd dat ze aan hun trainingsschema wilden vasthouden. En daar stond nu eenmaal een ochtendtraining op.
Adrien Niyonshuti was in 2006 de winnaar van de eerste ‘houten fiets classic’ in Rwanda. Zes jaar later bij de Olympische Spelen in Londen had hij de eer om de Rwandese vlag tijdens de openingsceremonie te dragen. In de Engelse hoofdstad was Niyonshuti de eerste wielrenner uit Rwanda die mee mocht doen aan de Spelen. Hij had nummer 44 en eindigde op de 39e plaats bij het mountainbiken. Een jaar later werd Niyonshuti de eerste Rwandese wielrenner met een profcontract. Hij tekende bij MTN-Qhubeka. MTN-Qhubeka heet inmiddels ‘Team Dimension Data for Qhubeka’ en Niyonshuti staat er nog steeds onder contract. Twee weken geleden reed hij naar de 94e plek in het eindklassement van de Ronde van Noorwegen. Hij staat opgesteld voor de Ronde van Zwitserland en de Vuelta. Ooit hoopt hij de Tour de France te rijden.
Jean Nyakayiru lacht. Hij is in een opperbeste stemming. Zojuist heeft hij afscheid genomen van de Rwandese wielrenners. Morgen rijden de vier nog een koers in België en de dag erna vliegen ze terug naar hun thuisland. Nyakayiru bekijkt de getallen nog eens. Overtuigende getallen. Deze jongens hebben het in zich om hele goede wielrenners te worden, beseft hij. De eerste Rwandese renner in de Tour laat niet lang meer op zich wachten.
Geïnteresseerd in de data? Klik hier voor het artikel dat Nyakayiru en zijn collega’s recent over deze studie publiceerden.