Hoe maak je van het verjaren van een prominent een ding? Een bijzonder jaartal helpt. Mart Smeets is 65 geworden.

Help. Het voelt als 93. Help, we moeten iets met dat gegeven. Maar wat is er nou nog niét gezegd over Mart Smeets?

Een grote onthulling zou welkom zijn, en daar helpt een boek weer bij. Die Mart Smeets biografie zou op zijn verjaardag verschijnen.

Smeets als coureurMaar om die gevoelige 65 te ont-dingen wellicht heeft de hoofdpersoon alle drukproeven door de shredder laten draaien. Een nieuwe auteur mocht een herkansing wagen, maar die is niet op tijd klaar. Eerbetoon wie eerbetoon toekomt, mag ik dat zeggen? Ja, dat mag ik zeggen. Wel, hier volgt de primeur, de smoking gun. Laat nu eindelijk alles gezegd zijn.

Bekijk de foto hiernaast en kom tot geen andere conclusie: Mart Smeets was een coureur.

Vraagt de trouwe volger zich al zo’n 39 Tour de Frances af (voelt als 62) waarom de übercommentator (mag ik dat…nee flauw) nooit uit eigen ervaring spreekt…waarom klom hij zelf nooit op een fiets? We weten dat hij 75 kilo geleden een atleet geweest is, basketbal-international zelfs, dat niemand zoveel wieler-inlevingsvermogen tonen kan bovendien.

De handschoenen van broer Peter (foto uit 1983) vormen een deel van het bewijs.

Mart draagt trainingspak en mysterieus zakje – het kan ook een schaatsmuts zijn. Vandaar de grijns ook wellicht (‘zo, die ga ik eens fijn een heel EK lang in beeld dragen!’). Maar er is méér dan één getuige (de nog altijd wielrennende broer) die Smeets dat jaar gesignaleerd heeft tijdens het verkennen van het parcours van de Grand Prix des Nations. Op een racefiets. Hij wil zo goed mogelijk verslag doen, de klimmetjes inschatten. Bij de eerste serieuze strook omhoog gaat het mis. Smeets trapt een veel te zware versnelling. Hoezo nou binnenblad? Hoezo mooie metafoor ook: Mart Smeets weigert een tandje terug te schakelen.

En valt uiteindelijk om.

Over zijn koersverleden is verder weinig bekend. Onder welke schuilnaam hij jarenlang tourfiets-klassiekers reed (Franceso del Ponte?), hoe soepel hij tijdens rustdagen een uurtje aanhaakte bij de Raleigh-jongens, onder strikte geheimhouding. Wie niet vroeg genoeg begint aan legendevorming eindigt in de kantlijn van nooit verschenen wielerproza.

Als ik een heel boek over Mart Smeets zou moeten schrijven en niet alleen een stukje hoefde te maken, zou ik ernstig in de vlekken schieten. Zo’n overmatig gevoel van daar gaan we weer.

Even een vraag tussendoor: is het onbevredigend al regels lang geen méning over Smeets te lezen?

Afleidende opmerking twee: zou zijn wereldrecord retorische vragen stellen ooit nog uit de boeken te krijgen zijn?

Speur legio webpagina’s en oude columns na en dat boek is zo gevuld. Al zullen de meeste auteurs van die meninkjes nog nooit een boek gelezen hebben vermoed ik. Of het moet het Grote Zelfhulpboek Pathetisch Internetschelden zijn.

Wat een mooie dag is dit, om tot de ontdekking te komen dat een mening hebben over Mart Smeets helemaal niet hoeft.

De EenVandaag-reportage:
sitestat

Mark de Bruijn