Mijn complimenten aan de Tourorganisatie (what’s in a name, ASO). Ik heb een haatliefdeverhouding met de Ronde van Frankrijk, eerdere verhalen van mijn hand mogen dat illustreren. Té vaak bleef ik de laatste jaren op mijn honger zitten. Terwijl tegelijkertijd pers en media ronkende taal bleven uitspugen. Het neigt naar vulgarisering van de meest edele sport die er is, al klinkt dat wat elitair, weet ik. De overkill aan aandacht, aan items, aan verslagen, aan interviewtjes, aan talkshows, het staat in geen verhouding tot het gebodene. Herhalen en uitmelken tot de renners weer ‘n ons minder wegen. Elk restje van de opgewarmde prak schrapend uit de koekjespan met feitjes en nieuwtjes.

Dat laat onverlet dat ik van de afgelopen editie heb genoten. Daarvoor mijn complimenten aan de organisatie, en niet in de laatste plaats (sommige) renners.

Hoogtepunten waren de kabinetstukjes in het hooggebergte. Onverwachte cadeautjes, verfrissend als een tropische verrassing tijdens de recente hittegolf. Achtereenvolgens:

  • De raid van Kruijswijk
  • De aanval van Dumoulin in de afzink van de Roselend
  • De apotheose op Soulor en Aubisque.

Wat maakte deze etappes zo bijzonder? Het criterium is heel simpel: de aanval van ver, het spel op de wagen vóór de slotklim. Hetgeen voorkomt dat ik vanaf een uur of drie ’s middags vanzelf in de siesta beland.

Alle drie genoemde voorbeelden waren voorbeelden van aanvallen waarbij de gele trui onder vuur kwam te liggen. Dat het spektakel dan vaak ook nog oranje gekleurd was, acht ik – als quasi-objectieve liefhebber – bijzaak. Bovendien dient opgemerkt te worden dat ook anderen de lont aan het kruitvat staken. Er wordt wat meewarig over de Movistar-ploeg gesproken (hun desperate gefrustreerde pogingen), maar ze doen het dan toch maar. Ere wie ere toekomt.

Daarmee samenhangend wil ik de parcoursbouwer complimenteren. De keuze voor een tijdrit in de finale van de ronde heeft de spankracht in het klassement gehandhaafd. Al vind ik nog steeds dat ergens eerder nog een klimtijdrit geprogrammeerd mag worden. De keuze voor nieuwe of onbekende beklimmingen (Pré, Portet en Bordères) zorgde ook voor veel piment.

Om zelfde voorgaande reden (oorlog van veraf, onvoorspelbaarheid) vind ik de keuze voor de kasseienrit te billijken.

Dit laat onverlet dat ik blijf pleiten voor een aanzienlijke reformatie van het ronde-concept. Aanbevelenswaard is een reductie in aantal etappes, in samenhang met meer of langere rustperiodes. Plus minder kilometers per etappe.

Een doorn in het oog blijft de eerste week. Mij blijft verbazen dat de organisatie niet kiest voor meer aantrekkelijke selectieve trajecten. De bewering van pundits als Thijs Zonneveld dat Frankrijk de geografische pech heeft dat het voor beklimmingen aangewezen is op slechts 2 bergmassieven komt er bij mij niet in. Etappes á la de Amstel Gold Race zijn overal mogelijk, uitgezonderd bij wijze van spreken in Les Landes. Probleem is allicht de mastodontische karavaan, een logistieke operatie zonder weerga.

Ik hoop dat de ASO doorgaat met vernieuwing. Dat ze met recht een innovatieve rol gaat spelen, en daarmee ook verlost raakt van haar hautaine l’état c’est moi-houding.

Het probleem dat de Skybots het wielrennen, met name in de Tour, domineren weet ik vooralsnog niet te tackelen. Het is net de Champions League met zijn galacticos.

Wat staat ons nog te wachten: gentechnologisch gedataficeerde cyborgs? Met Aldous Huxley als ploegbaas.

Marc Peeters