Op 9 juli doet het Tourpeloton in de finale van de 9e etappe de Mont du Chat. Dat klinkt platvloers (‘een klim doen’) maar in het geval van deze beklimming is er toch sprake van iets bijzonders.

Het is van 1974 geleden dat deze berg in het parcours van de Ronde van Frankrijk is opgenomen. De Mont du Chat maakte toen meteen furore. De Spanjaard Aja was eerste boven, maar in de legende staat vooral gegrift dat Poulidor in zijn nadagen (leeftijd Poupou dan 38) de grote Merckx daar het nakijken geeft, en boven komt met meer dan 1 minuut voorsprong. Eddy repareert het met een duivelse duik in de afzink, en wint de sprint in Aix les Bains (sprint-à-quatre: met Aja, Poulidor en Martinez).

Daarna verdwijnt de berg van de kalender van de grote koersen. In al hun wijsheid besluiten de Franse parcoursbouwers de laatste decennia om selectieve bergritten alleen te programmeren in de twee meest prominente massieven: Alpen en Pyreneeën.

Terwijl de Mont du Chat, net als de ook recent aan de vergetelheid ontrukte Grand Colombier, qua zwaarte gemakkelijk kan wedijveren met zijn alpiene en pyreneese buren. De laatste 9 kilometers gaan gemiddeld meer dan 10% omhoog, met uitschieters naar 15%. Say no more. De Mont du Chat behoort buiten kijf tot het zwaarste wat Frankrijk de bergfietser te bieden heeft.

Mont du Chat, oftewel de katberg. Er is een Catsberg in het West-Vlaamse heuvelland, vanwege de tweetaligheid aldaar ook Mont des Cats genaamd. De naam heeft echter niets met het edele dier te maken, de naam is afkomstig van de Germaanse stam de Chatten. Deze berg is vaak opgenomen in de Vierdaagse van Duinkerken (ook al wordt die koers tegenwoordig over 6 dagen betwist, dat allemaal terzijde). De Vlaamse Ardennen kennen ook een Kattenberg, met kasseien (uiteraard), in de regio Oudenaarde, hoogteverschil 50 meter. Nederland doet ook een duit in het zakje: in de buurt van Winterswijk ligt een Kattenberg, in het Rommelgebergte, vandaar wellicht de onbekende hoogte.

Maar dit alles is klein bier vergeleken bij die op voorhand al angstaanjagende pijnigingsbank uit de voor-alpiene Jura.

In 1992 grijp ik de kans om deze berg als scalp aan mijn gordel te rijgen. Het zoemde al langer door mijn hoofd. Insiders hadden mij een geheimtip ingefluisterd: ”vergeet die Galibier of Izoard, daar bij Le Bourget-du-Lac ligt een berg, die zal je nog lang heugen…”

We spreken over het pre-triple tijdperk, in mijn herinnering had ik nog een 42×26 gemonteerd. Ik hark naar boven als een tuinman die in een winterbeurt al het scheurgras probeert te verwijderen. Een eindje achter mij compagnon-de-route Eric verscholen in het bos. Zijn amechtig gekreun, gesteun en gehijg galmt de hele klim met enige vertraging aan mij voorbij.

Boven is een zendmast met meteorologisch station, plus een rustiek restaurantje. De afdaling komt als een zegen, ook al voltrekt die zich met piepende remmen.

Vanaf het meer Lac du Bourget kun je je goed voorstellen waarom de locals ooit voor deze naamgeving van de berg gekozen hebben. Met niet al te veel fantasie zie je de rug van het enigmatische beest met de gespitste oren.

Complimenten aan Jean-François Pescheux, de huidige parcoursbouwer van de Tour, voor deze rehabilitatie. Het voelt als een oude huisvriend die ineens weer voor de deur staat. Hiermee wordt het fabeltje doorgeprikt dat Frankrijk slechts twee bergmassieven in de aanbieding heeft om de wedstrijd aantrekkelijk te maken. Wij eenvoudige sterfelijke fietszielen weten dat je ook in de rest van het land substantieel selectieve ritten kunt bedenken. Ik noem nog op: de Chartreuse, de Vercors en het uit het oog verdwenen Baskisch deel van de Pyreneeën.

In de Giro hebben ze deze noviteit al eerder toegepast. In 2009 speelde de koninginnenrit zich ver verwijderd van Alpen en Dolomieten af in hartje Italië, teweten in de Marche, met de Monte Nerone, Monte Catria en Monte Petrano (aankomst) als heftige scherprechters.

In de Vuelta is het usance. Het land wemelt van de sierras en cordilleras, en overal vind je er obscure klimmen, met de meest bizarre freaky profielen.

Een kampioensploeg bestaat niet alleen uit sterren á la Ronaldo. De Gouden Eeuw dreef niet alleen op de grote meesters. Het mooie van een land zit niet in het prominent gepropageerde, de schoonheid vind je vooral in het verborgene, de stille waters, het onverwacht fraaie, de best kept secrets, in dat wat rafelig aanschurkt tegen het almachtige, je vindt het in de uitlopers en spelonken van de grootmachten.

Alléz, que la fête commence!

Marc Peeters