Deze column gaat over Mathieu. Mathieu is geen dankbaar onderwerp. Typisch een excuus van een broddelschrijvertje, echte schrijvers weten uit elk figuur een roman te puren, toch op zijn minst een column van 1 A4’tje, Calibri, lettergrootte 11, interlinie 1,5, plusminus 550 woorden.

Het ideale personage streeft iets na wat maar net binnen de grenzen van zijn bereik ligt, Mathieu is Lionel Messi die voor FC Tubize gaat spelen. Het ideale personage opent tijdens zijn streven een Doos van Pandora, Mathieu rijdt de Doos van Pandora op twee minuten. Het ideale personage bereikt zijn doel niet zonder offers, als er al sprake is van een bevredigende afloop, Mathieu is de auteur van zijn eigen personage, wiens adembenemende stijl elke plot overbodig maakt.

Wout van Aert is in die optiek een veel gewilliger onderwerp. Onder zijn schijnbaar nette en ernstige voorkomen bruist de onrust nooit goed genoeg te zijn, de vrees niet alleman te kunnen behagen. Een met moeite geletterd veldritcoryfee of Roger De Vlaeminck die een interview lang hun bewondering uiten en à propos één kanttekening plaatsen? Van Aert verheft wat woorden met nauwelijks waarde, mogelijk onzorgvuldig genoteerd, tot scherpe kritiek in zijn hoofd. En dat is wat hem interessant en fragiel maakt. Zo bleek ook gisteren, in Valkenburg.

Maar deze column gaat over Mathieu en twijfel niet aan de ernst van Mathieu en ook hij kent gramschap, zeker na het WK in Bieles, alwaar men nog altijd aan het ademen is van de lucht uit zijn tubes, maar het is niet aan hem te zien. Bij uitbreiding alles oogt zo vanzelfsprekend dat mocht Mathieu geen Vlaming zijn, hij snel geannexeerd zou worden.

En ja, wat had ik gehoopt dat Mathieu niet na drie pedaalslagen al twee fietslengten voorsprong had, dat er zich de eerste ronde een soort van tweestrijd ontwikkelde die zich niet alleen in het hoofd van Michel Wuyts voltrok en dat ik maar had te beschrijven wat ik zag, helaas.

Maar – en misschien verdenkt u mij ervan dit te beweren omdat dit deze column ten goede komt – in plaats van te jeremiëren over het voorspelbare verloop (ik had bij wijze van spreken deze column drie dagen op voorhand kunnen schrijven), kan ik evengoed aanstippen wat voor buitengewoon voorrecht het is om Mathieu aan het werk te zien. Over dertig jaar spreken we nostalgisch over de klasse van deze kampioen, klagen we dat renners van dat kaliber niet meer geboren worden en is het gebrek aan spektakel al lang vergeten, jammer genoeg kwam dit pas achteraf in mij op wanneer ik ten einde raad een insteek zocht voor een column.

Vergis u niet, ik bewonder Mathieu. Niet als een idolaat jongetje van 7 of een wielercommentator. Niet omdat hij toevallig excelleert in een bezigheid die intrinsiek niet meer waarde heeft dan dozen vouwen. Wel omdat hij zijn uitzonderlijke talent niet aanwendt om dingen te doen die vele malen prestigieuzer worden geacht, wegwielrennen bijvoorbeeld, maar doet waarin hij zin heeft, ook al is dat veldrijden. (Oké, dat aantrekkelijke salaris helpt. Maar niet zo cynisch altijd, zeg.)

Op de vraag of Mathieu te groot is voor het veldrijden, het veldrijden elke cross dat hij met een weiland en een buurtweg voorsprong wint marginaliseert of hij dat veldrijden net naar een hoger niveau tilt, dien ik u het antwoord schuldig te blijven. Ik schrijf ook maar nabeschouwingen.

PS De entourage van Wout van Aert heeft me NIET betaald om het onafwendbare lot van richting te doen veranderen. Aan de entourage van Wout van Aert: dat kan nog altijd.

Matthias Vangenechten
Laatste berichten van Matthias Vangenechten (alles zien)