Mellame, Belluno, Italië, 29 augustus 2022. Ik klim. Mijn benen duwen op de pedalen en zweet sijpelt langs mijn slaap. Over een slingerende bergweg kruip ik gestaag omhoog. Om me heen is bos, met hier en daar een doorkijkje naar het dal, waar een onvermijdelijk Italiaans kerkje uittorent boven een even zo onvermijdelijk Italiaans dorpje. Ik hoor gekletter van een beek en gekraak van de ketting die zich schrap zet op de tandwielen van het binnenblad. Vaag in de verte klinkt het geraas van een autoweg, waar Italiaanse automobilisten ongetwijfeld elkaars bumper kleven en de doorgetrokken streep consequent negeren.

Hierboven is het heerlijk rustig. Verkeer is er amper op de smalle weg naar de Passo Cima Campo. De klim is lekker constant. Alle ingrediënten zijn aanwezig voor een uurtje heerlijk wegdromen terwijl mijn lichaam machinaal de pedalen ronddraait.

Ik klim alleen. Er is geen wiel om in vast te bijten en niemand die zich in mijn wiel vastbijt. Robin reed, zoals dagelijks deze vakantie, aan het begin van de klim bij me weg. Mijn vermoeden dat hij uit een berggeit is geëvolueerd, wordt met de dag sterker. Of komt het doordat hij twaalf kilo lichter is? Of is hij simpelweg een betere renner? Hoe dan ook: ik klim alleen. Dat is niet erg. Alleen klimmen is het lekkerste wat er is. Zonder gezelschap stromen de gedachten het beste.

Ik moet nog 16 kilometer tot de top, vertelt mijn fietscomputer me. Ik mág nog 16 kilometer tot de top.

‘Je bewustzijn is klein op een fiets’, schreef Tim Krabbé in De Renner. Hij lichtte toe: ‘Wat tijdens de wedstrijd ronddraait in het hoofd van de renner is een monolithische kogel, zó glad, zó egaal, dat je niet eens zou kunnen zien dat hij draait. Zijn vrijwel algehele gebrek aan uitsteeksels maakt dat hij niets raakt wat in de witte bloedsomloop van de gedachten terechtkomt.’

Ik begrijp niet waar Krabbé het over heeft. Althans: tijdens het klimmen gaat het voor mij niet op. En ook tijdens een koers vliegen willekeurige gedachten alle kanten op. Als ik een restaurantje passeer, denk ik aan de pasta die we gisteren aten, en dat ik die thuis beslist ook eens moet maken. Ik denk aan de tijd dat ik enkel pasta uit Knorr-pakjes kende. Dat brak wel lekker de week, maar ik werkte het meestal met lange tanden naar binnen. Het was sowieso de tijd van pakjes. Ik kreeg toen ook vaak een pakje Wicky mee naar school, dat precies zo smaakte als dat ene gelletje dat nog in mijn achterzak zit. De juf had de klas niet onder controle en riep dan ‘sssst!’ om de boel tot stilte te manen. ‘Lekke band!’, riep dan iemand op lollige toon, waarna de chaos nog groter was.

Kortom: malen mijn benen, dan maalt mijn hoofd. Ondertussen schiet te klim al lekker op. Nog 8 kilometer.

Mensen verzinnen van alles om tot rust te komen. Mijn buurman rookt aan het eind van zijn werkdag bijvoorbeeld vaak een joint, onderuitgezakt in de tuinstoel op zijn balkon. Anderen doen aan yoga, turen urenlang naar de dobber van hun hengel of gaan op stilteretraite naar een zen-boeddhistische klooster. Iemand vertelde me laatst dat hij mediteert voor het slapengaan.

‘Hoe werkt dat dan?’, vroeg ik hem.

‘Ik focus op mijn ademhaling en probeer nergens aan te denken.’, legde hij uit. ‘Soms komen er dan toch gedachten en emoties in mijn hoofd, maar dat is niet erg. Die kun je dan juist verwerken.’

Klinkt als fietsen, dacht ik toen.

De top komt dichterbij en de vliegsnelheid van de gedachten in mijn hoofd neemt af. Het lijkt alsof de gedachten opraken. Misschien gebruikt mijn lichaam wel zoveel energie dat voor mijn hoofd niets overblijft. Ik raak in een soort trance. De druk op mijn benen neemt toe, maar ik voel ze minder. Mijn blik wordt troebel. De bomen herken ik enkel nog als groene waas aan weerszijden van de grijszwarte strook waar ik overheen moet. Wat om me heen gebeurt, dringt amper tot me door. De bergtoppen met plukjes wolken eromheen, de koeien met hun bellen, een wandelaar. Ik zie ze, maar neem het niet op.

Is dit mediteren? Is dit de monolithische kogel waar Krabbé op doelt?

Plots dringt een gedachte aan de chaotische basisschoolklas mijn bewustzijn binnen. “Sssst!” klinkt er. De trance wordt bruut doorbroken. Ik kijk naar mijn band en weet genoeg: lek.

Aan-Age Dijkstra