Een ijzige kilte maakt zich in hoog tempo meester van de auto die zo-even de parkeerplaats van het Holiday Inn in Gent is afgedraaid. Het is dat de Mercedes Benz van de Panasonic-ploeg, net als de wielershirts in blauwwit met rode en gele banen, is uitgerust met een leren bekleding, anders had een honderdtal stofmijten weldra de schaatsen uit het vet kunnen halen. De duidelijk voelbare spanning tussen renner en ploegleider heeft de denkbeeldige temperatuur in de auto tot ver onder het nulpunt doen dalen. Op de bijrijdersstoel telt een zichtbaar aangeslagen Jean-Marie Wampers in zijn hoofd de minuten af. Van Gent naar Compiègne is zeker twee en een half uur rijden, weet de Belg. En als het tegenzit kan daar zomaar nog een half uur bovenop komen. Terwijl er weer een minuut voorbij kruipt, troost Wampers zich met de gedachte dat hoe zeer hij een etmaal later ook zal afzien in de Hel van het Noorden, het altijd zal meevallen in vergelijking met de ‘hel’ waarin hij zich nu bevindt. Precies op het moment dat de renner zijn gedachten enigszins weet te verplaatsen naar de 87ste editie van Parijs-Roubaix, die hij de volgende dag zal rijden, wordt hij opgeschrikt door een hartgrondige vloek. Op de bestuurdersstoel uit Peter Post met een korte, ferme krachtterm nog maar eens zijn ongenoegen over hetgeen hij kort daarvoor heeft meegemaakt.

Met een triomfantelijke blik in zijn ogen en een grote doos van wit karton in zijn handen was Jean-Marie Wampers die ochtend de Gentse vestiging van hotelketen Holiday Inn binnen gestapt. De entree van de Belg, op zaterdagochtend 8 april 1989, had twee gewoontes samen gebracht, die net zo gemakkelijk met elkaar te vermengen zijn als water en zwavelzuur. Het ene gebruik, het collectief verzamelen van de Panasonic-ploeg voor Parijs-Roubaix om de dag voor de koers gezamenlijk van Gent naar startplaats Compiègne te rijden, staat haaks op de andere traditie. Die van Jean-Marie Wampers om zijn ploeg na zijn verjaardag op gebak te trakteren. Alvorens naar Gent af te reizen was de renner eerst langs een bevriende patissier gereden om een enkele dagen eerder gedane bestelling in de kofferbak van zijn auto te tillen: een ‘gâteau’ met een afmeting van niet minder dan 50×70 centimeter. Nog voordat de zichtbaar opgeluchte Wampers – hij had zomaar met taart en al over een drempel of een stuk opstekend hoteltapijt kunnen struikelen – met een brede grijns om zijn mond de doos op een tafel in de lobby kan zetten, ontsteekt zijn ploegleider in woede. De rechthoekige witte doos heeft op Peter Post dezelfde uitwerking als een rode lap op een dolle stier. Taart?! Met slagroom?! Het sympathiek bedoelde gebaar komt Wampers onmiddellijk op een ferme uitbrander te staan. ‘Er valt niets te vieren!’ en ‘jij haalt de eindstreep in Roubaix niet!’, bijt Post zijn renner toe. Die stamelt nog wat tegenargumenten, maar verweren als ‘ook voor Walter’ – het is die dag toevallig ook de verjaardag van assistent-ploegleider Walter Planckaert – en ‘Roger at ook altijd gebak op de dag voor Parijs-Roubaix’ – viervoudig winnaar Roger De Vlaeminck stond er inderdaad om bekend daags voor de koers een flink stuk gebak mét slagroom te verorberen, om tijdens de helletocht door Noord-Frankrijk over voldoende suikers te beschikken – zijn aan dovemans oren gericht. Als een ondeugende schooljongen, die voor straf de hele les naast de meester moet zitten, wordt Wampers door Post geboden bij hem in de auto te stappen. De Hel van het Noorden begint voor de onfortuinlijke Panasonic-renner niet in Compiègne, maar al een etmaal eerder in Gent.

Vieren

Behalve de dertigste verjaardag van Jean-Marie Wampers en de 51ste van Walter Planckaert valt er voor de Panasonic-ploeg bar weinig te vieren in het voorjaar van 1989. In zowel Milaan-Sanremo als de Ronde van Vlaanderen hebben de renners van Post het behoorlijk laten afweten en tot overmaat van ramp slaat het Superconfex van aartsrivaal Jan Raas met Edwig Van Hooydonck in de Vlaamse ronde en Gerrit Solleveld in Gent-Wevelgem een fraaie dubbelslag. Overwinningen wil Post zien, geen slagroomtaart. En zeker niet van een renner die aanvankelijk niet eens tot zijn selectie voor Parijs-Roubaix behoorde. Als het aan de ploegleider had gelegen zou Teun van Vliet over de Noord-Franse kasseien stuiteren in het Panasonic-shirt, maar de drievoudig geletruidrager in de meest recente editie van de Tour de France heeft Post direct na de Ronde van Vlaanderen te kennen gegeven even rust te willen nemen, met het oog op de Waalse klassiekers en de Amstel Gold Race. Het geeft Post de kans een extra knecht mee te nemen om kopmannen Eric Vanderaerden en Urs Freuler bij te staan. Door niet onaardige resultaten in enkele kleinere Vlaamse voorjaarskoersen is zijn keuze op Wampers gevallen. Post ziet het selecteren van de Belg echter ook als diens laatste kans zich te bewijzen en het ongelijk van de ploegleider aan te tonen.

Een kleine twee jaar eerder, in juni 1987, had Post Wampers weten te strikken voor het volgende seizoen. Met top 20-klasseringen in grote klassiekers had de Belg, dan nog in dienst van de Hitachi-ploeg van Berten De Kimpe, in de ogen van zijn aanstaande ploegleider bewezen tot diep in de finale mee te kunnen en dus als extra luitenant van waarde te kunnen zijn voor Vanderaerden. Post was echter al snel aan zijn eigen kennis en kunde gaan twijfelen. In de tweede seizoenshelft moddert Wampers maar wat aan en komt niet of nauwelijks in de uitslagen voor. In eerste instantie denkt zowel De Kimpe als Post dat er opzet in het spel is. Fraai contract voor het volgende seizoen binnen, nog een paar maanden het strikt noodzakelijke doen, maar niet meer dan dat. Dat werk. Niets is echter minder waar, want als Wampers een dokter raadpleegt in zijn zoektocht naar een verklaring voor zijn mindere presteren, constateert die de ziekte van Pfeiffer. Kat in de zak voor Post, want zijn nieuwe aankoop zal in 1988 niet meer dan 35 dagen in wedstrijdtenue op de fiets zitten. Gelukkig voor Wampers heeft hij een tweejarig contract getekend en is Post een ‘gentleman’ die zijn afspraken nakomt. Desondanks heeft de ploegleider nog immer zijn bedenkingen. ‘Zeurkous’, is het woord dat hem meermaals naar de lippen stijgt als hij de naam Wampers hoort of het spitse rennersgelaat ziet. Een week voor Parijs-Roubaix heeft Post de term weer eens gebezigd om zijn pupil na de Ronde van Vlaanderen de les te lezen. Wampers was er gevallen, in een groep gelosten terecht gekomen en ondanks dat er volle bak gereden werd om de kloof ten opzichte van de voorste gelederen te verkleinen, was het tijdverschil alleen maar groter geworden. Van Wampers’ opdracht om Vanderaerden in de finale van dienst te zijn was niets terecht gekomen. Toen de knecht zijn ploegleider na afloop meldde dat de val en de daaraan overgehouden pijnlijke hand hem hadden belemmerd harder te fietsen, neigden de oren van Peter Post het voornaamste kenmerk van een stoomlocomotief te vertonen.

En dan was er ook nog dat akkefietje na afloop van de Omloop van het Waasland. Gezeik over gezeik, zou je kunnen zeggen. Drie weken voor Parijs-Roubaix had Wampers in de Vlaamse eendagskoers laten zien weer op de goede weg te zijn. De winst was weliswaar voor Frank Pirard, maar Wampers had de hele dag in de kop van de wedstrijd meegestreden en was keurig als zesde gefinisht. Die prestatie zorgde er echter wel voor dat meteen na de aankomst in Kemzeke een dopingcontroleur zich bij de Belg meldde. Wat volgde leek nog het meest op een Babylonische spraakverwarring. Op het formulier van de ambtenaar stond Wampers’ startnummer, maar de naam van Jean-Philippe Vandenbrande. De vraag ‘wilt gij nu meekomen?’, beantwoord met ‘ik ben Wampers en niet Vandenbrande’, herhaalde zich enkele malen, waarna Wampers de kolderieke scène beëindigde door boos weg te benen en naar huis te gaan. Toen Panasonics assistent-ploegleider Ferdi Van Den Haute van de jury te horen kreeg dat het toch echt Wampers was die een plasje diende te plegen en niet diens oud-ploeggenoot bij Hitachi Vandenbrande, was de renner in geen velden of wegen meer te bekennen. En bovendien: onbereikbaar, in het premobiele 1989.

Relletje

Een klein relletje was het gevolg en Wampers had bovendien de schijn tegen. Drie jaar eerder was hij na een vierde plaats in de Brabantse Pijl tegen de dopinglamp gelopen. In eerste instantie ontkende de positieve renner iets gebruikt te hebben, om enkele dagen later schoorvoetend toe te geven op eigen houtje een middel tegen bronchitis bij de apotheek te hebben gehaald. In de jaren ’80 lopen dergelijke positieve plasjes en schuldbekentenissen nog met een sisser af. Wampers wordt niet geschorst of geschrapt uit de uitslag en ook het relletje in het Waasland heeft uiteindelijk geen gevolgen. ‘Vormfouten’, luidt het verdict van de Belgische wielerbond, als Panasonic aanvoert dat de controleur rugnummer en coureur niet juist had gekoppeld op het dopingformulier. Het is een kleine overwinning voor Wampers, maar bepaald niet van het soort waar Peter Post op zit te wachten.

In een etmaal kan er veel veranderen. Is Jean-Marie Wampers de dag voor Parijs-Roubaix nog net geen ‘persona non grata’ bij zijn ploegleider, als iets meer dan vierentwintig uur later de finale van de klassieker op punt van beginnen staat, blijkt hij na driekwart van de te rijden 265 kilometer de enige die de meubels nog kan redden voor Panasonic. De kopmannen van Post vallen opnieuw tegen. Freuler maakt in het Bos van Wallers-Arenberg weliswaar deel uit van een kopgroep die kortstondig de ruimte krijgt, maar mist later de beslissende slag. Vanderaerden fietst na een lekke band de rest van de dag achter de feiten aan. De winnaar van twee jaar eerder wordt door Wampers en medeknecht Corné van Rijen nog teruggebracht tot in de voorste gelederen, maar als met nog anderhalf uur koers te gaan een select groepje renners zich op zone 9, de kasseistrook van Auchy-lez-Orchies naar Bersée, losmaakt van het fors uitgedunde peloton, is de enige aanwezige in een Panasonic-shirt niet Vanderaerden, maar Wampers. Het zijn niet zomaar de eersten, de besten tussen wie de Belg verkeert. De winnaar van 1985, Marc Madiot, zit erbij, net als de twee meeste recente winnaars van de Ronde van Vlaanderen, Eddy Planckaert en Edwig Van Hooydonck. Dan is er nog kasseienvreter Gilbert Duclos-Lassalle en de immer onvermoeibare Dirk De Wolf. Een fraai elitegroepje, dat al snel een voorsprong van meerdere minuten pakt op hun automatisch kansloze collega’s.

Ondanks het feit dat de lekke banden in de kopgroep elkaar in rap tempo opvolgen, blijft de samenstelling ongewijzigd tot een kleine twintig kilometer voor de wielerbaan in Roubaix. Op een van de laatste kasseistroken, die van Camphin-en-Pévèle, schroeft De Wolf het tempo dusdanig op dat zijn vijf metgezellen naar adem moeten happen. En naar het zand, dat de Belgische tempobeul met zijn inspanning letterlijk tussen de stenen uit laat stuiven. Als ware Parijs-Roubaix een tekenfilm ziet het kwintet een dikke wolk stof steeds verder uit het zicht verdwijnen. Niemand van de vijf reageert. Ook Wampers niet. De Panasonic-renner heeft van Peter Post en assistent Walter Planckaert immers de kraakheldere instructie gekregen zich volledig te concentreren op de in bloedvorm verkerende Van Hooydonck. De rossige Belg uit de ploeg van Jan Raas heeft precies zeven dagen eerder op magistrale wijze de Ronde van Vlaanderen op zijn naam geschreven en is huizenhoog favoriet om nogmaals toe te slaan.

In de ploegleidersauto van Panasonic volgt Peter Post het koersverloop nauwlettend. Terwijl de Amstelvener zich al begint te verzoenen met een nieuwe nederlaag van zijn ploeg in een monument, gaan zijn gedachten een kwart eeuw terug in de tijd. In 1964 draaide hij zelf het Velodrome van Roubaix op, in het gezelschap van drie Belgen. Benoni Beheyt, Yvo Molenaers en Willy Bocklant waren in de sprint geen partij voor Post, die als Zesdaagse-koning vertrouwd was met het rijden op de baan. De slagerszoon was niet alleen de eerste Nederlander die Parijs-Roubaix op zijn naam schreef, hij raffelde de ruim 260 kilometer door Noord-Frankrijk ook nog eens af in een gemiddelde snelheid van dik 45 kilometer per uur. Een record, dat vijfentwintig jaar later nog altijd in de boeken staat.

Aandacht

Terwijl Post mijmert over het verleden hoort hij op de koersradio plotseling een ontwikkeling die zijn aandacht trekt. Bij het opdraaien van de Carrefour de l’Arbre lijkt een van de vijf achtervolgers op De Wolf zich los te maken van de anderen. De koersradio meldt echter niet duidelijk om wie het gaat en ook op televisie is het niet precies te zien, want de cameramotor van de Franse televisie rijdt achter het kwintet. Daardoor kan de volgende ontwikkeling in de koers wel haarscherp in beeld gebracht worden. De derde bocht op de Carrefour, een haakse rechtse, wordt door de in laatste positie van het vijftal rijdende Eddy Planckaert net iets te scherp ingestuurd. Plotseling voelt de kopman van ADR zijn achterwiel onder zich vandaan glijden. Planckaert probeert uit alle macht de druk op zijn zadel te vergroten en de controle over zijn fiets te hervinden, maar zijn kracht en stuurmanskunsten zijn geen partij voor de kasseien, die er bij liggen alsof ze er ooit achteloos zijn neergegooid en vervolgens zelf een plaatsje in Franse klei hebben uitgezocht om zich stevig in te nestelen. Als een deelnemer aan Te Land, Ter Zee En In De Lucht op een zeephelling glijdt Planckaert onderuit, klapt hard met zijn edele delen op de stenen en lijkt pardoes het naastgelegen bietenveld in te schuiven.

Peter Post slaakt in het geniep een zucht van opluchting. Twee renners uit de kopgroep mogen vandaag per se niet winnen. Edwig Van Hooydonck, uit de Superconfex-ploeg van aartsrivaal Jan Raas, met wie Post al enkele jaren een slepende vete heeft. En Eddy Planckaert. De tien jaar jongere broer van Posts assistent Walter reed tot en met 1987 vier jaar lang in het shirt van Panasonic, maar was aan het einde van dat jaar overgestapt naar de ADR-ploeg van José De Cauwer. Voor een beter salaris, vanzelfsprekend, maar ook om het kopmanschap in de klassiekers niet langer te hoeven delen met Eric Vanderaerden. Post had beide Belgen in 1984 bijna gelijktijdig binnengehaald, maar gaandeweg een steeds sterkere voorkeur voor Vanderaerden ontwikkeld. Die bezorgde zijn werkgever aanzienlijk meer overwinningen dan Planckaert en was in de ogen van Post minder een ‘speelvogel’. Planckaert wordt door critici wel beschouwd als de fietsende evenknie van voetballer René van der Gijp. Groot talent, (te) weinig discipline en (te) veel bezig met bijzaken en jolijt om tot de absolute top te behoren. Tot verrassing van Post had zijn voormalige pupil uitgerekend in zijn eerste jaar bij ADR de twee grootste successen uit zijn carrière behaald. Planckaert won in het voorjaar van 1988 de Ronde van Vlaanderen, om vervolgens in de zomer de door hem zo gehate Tour de France voor de eerste en enige keer in zijn loopbaan uit te rijden, met de groene trui van het puntenklassement stevig om de schouders. En dan nu ook nog Roubaix winnen? Een rilling van afgrijzen loopt over de rug van Peter Post bij die gedachte alleen al.

Terwijl Planckaert buiten beeld opnieuw van de fiets gaat, ditmaal opzettelijk omdat de trapas van zijn rechterpedaal aanloopt, toont de televisieregie wie van de achtervolgers zijn metgezellen achter zich gelaten heeft en solo met rasse schreden het achterwiel van Dirk De Wolf nadert. Post kan het bijna niet geloven als hij via de radio verneemt om wie het gaat. ‘Die dekselse Wampers, het zal toch niet?!’, flitst het door het hoofd van de ploegleider van Panasonic. In amper vijf kilometer heeft Wampers de kloof van een halve minuut met zijn landgenoot gedicht. Met nog slechts twaalfduizend meters voor de wielen komen de twee samen en zetten eendrachtig koers naar Roubaix. De Wolf en Wampers zijn bepaald geen vreemden voor elkaar. Voordat laatstgenoemde overstapte naar Panasonic reden ze beiden in het roodgele shirt van Hitachi, in 1989 nog altijd de werkgever van De Wolf. De twee trainen geregeld samen en hebben dan ook niet meer dan een paar korte woorden nodig om overeenstemming te bereiken. ‘De winnaar betaalt’, luidt de afspraak; een in de wielersport gangbaar akkoord om samen een ontsnapping tot het einde door te zetten, waarbij de uiteindelijke winnaar de verliezer compenseert voor diens geleverde, maar vruchteloos gebleken, inspanningen. De Belgen zullen jaren later trouwens toegeven dat Planckaert onderweg zowel De Wolf als Wampers een bedrag van 250.000 Belgische frank bood om geen vluchtpoging te ondernemen, maar met z’n zessen naar de streep te rijden, zodat hij de sprint zou kunnen winnen. Volgens de twee zat Planckaert op dat moment echter al dusdanig stuk dat ze zijn winstkansen en daarmee hun eigen kans op een mooi geldbedrag te laag achten. In het Sporza-programma De Kleedkamer van Ruben Van Gucht onthult Planckaert in 2018 dat zijn toenmalige ploegleider De Cauwer, door de uitgeputte indruk die zijn renner in de finale maakte en diens onhandige val op de Carrefour de l’Arbre, er bijna dertig jaar later nog altijd niet helemaal zeker van zou zijn dat zijn pupil Parijs-Roubaix destijds niet heeft ‘verkocht’ aan Wampers. Planckaert ontkent dat voor de televisiecamera echter met de stelligheid van iemand die valselijk van de grootste wandaden beschuldigd wordt.

Terug naar 9 april 1989. Achter de twee samengekomen koplopers lijkt Eddy Planckaert toch niet zo stuk te zitten als misschien gedacht, want na zijn tuimelpartij en fietswissel sluit hij weer aan bij het trio Madiot, Duclos-Lassalle en Van Hooydonck. Ondanks het ontmoedigingsbeleid van zijn broer Walter. Die tart zijn jongere broertje vanuit de ploegleiderswagen van Panasonic door hem via het geopende raam enkele demotiverende teksten toe te roepen en zijn auto op de onbeschutte Franse wegen zodanig te positioneren dat de fietsende Planckaert vol in de wind komt te zitten, zodat hij ook het laatste beetje van zijn krachten moet aanspreken om terug te kunnen keren bij de andere drie achtervolgers. De tegenwerking van zijn broer ten spijt krijgt Eddy Planckaert het voor elkaar, maar De Wolf en Wampers zijn definitief gevlogen en zal hij pas op de wielerbaan weer terug zien.

Erelijsten

Terwijl de twee vluchters de slotkilometers ingaan, maken televisiecommentatoren van de gelegenheid gebruik om de erelijsten van het duo door te nemen. Niet dat daar veel tijd voor nodig is. Zowel De Wolf als Wampers is niet bepaald een veel-winnaar, al heeft eerstgenoemde twee en een halve week eerder Dwars Door België op zijn naam gezet. De laatste zege van Wampers is ook meteen zijn meest aansprekende op dat moment en dateert door de reeds genoemde ziekte van Pfeiffer van bijna drie jaar eerder. Op 1 mei 1986 had de Belg toegeslagen in de belangrijkste eendagskoers van Duitsland, Rund um den Henninger-Turm. Het was een schamele troost voor het mislopen van een hoofdprijs, te weten Gent-Wevelgem, drie weken eerder. Net als het jaar voordien had Wampers een enorme kans om die klassieker te winnen niet weten te benutten. Voor de tweede maal op rij had hij in Wevelgem met de finish in zicht jammerlijk gefaald. De eerste keer was de Belg in de slotkilometers ontsnapt uit het peloton, maar reikten zijn krachten simpelweg net niet ver genoeg om zijn poging tot een goed einde te brengen. In de laatste hectometers haalde uitgerekend zijn latere werkgever, de Panasonic-ploeg, de dan nog voor Hitachi uitkomende Wampers terug, waarna Eric Vanderaerden succesvol afrondde. Tegen wil en dank overigens, want eigenlijk had ploeggenoot Phil Anderson die dag in 1985 moeten winnen tussen Gent en Wevelgem. In de sprint was de Australiër simpelweg niet snel genoeg om Vanderaerden, die een vreemd ogende poging om langzamer te spurten dan Anderson, maar sneller dan alle anderen om zo de winst in ieder geval in de ploeg te houden, zag mislukken en daardoor min of meer per ongeluk won. Een opmerkelijk verhaal, dat we voor een volgende keer bewaren.

Een jaar later passeerde Wampers opnieuw als koploper de rode driehoek van de slotkilometer van Gent-Wevelgem, ditmaal in het gezelschap van medevluchter Twan Poels. De enige prijs die de twee iets meer dan een minuut later konden verdelen was wie van hen nu de állergrootste schlemiel van de dag was. Wampers en Poels weigerden beiden hun eindsprint van kop af aan in te zetten en slingerden daarom door de straten van Wevelgem in een tempo waar een omaatje met twee fietstassen vol boodschappen zich nog voor zou schamen. Gevolg was dat achtervolgers Imboden en Bontempi tot bij de twee koplopers wisten te komen en laatstgenoemde, één van de beste sprinters van het moment, zich de ballen uit de koersbroek lachte en met twee vingers in de neus de zege opstreek.

Bij het oprijden van het Velodrome van Roubaix is Jean-Marie Wampers drie jaar later blij dat hij met Dirk De Wolf in ieder geval heeft afgesproken dat er voor de verliezer van de sprint-à-deux een mooi geldbedrag overblijft. Van een soortgelijk tafereel als in 1986 met Poels in Wevelgem hoeft en zal het nu dus niet komen. Pas op de wielerbaan begint het kijken en loeren tussen de twee besten in Parijs-Roubaix van 1989, maar de voorsprong van het tweetal op Madiot, Duclos-Lassalle, Van Hooydonck en Planckaert is groot genoeg om zich een dergelijk tactisch steekspel te kunnen veroorloven. Ondanks dat De Wolf het tempo wat probeert te drukken slaagt Wampers er zonder veel moeite in om zijn medevluchter de kop op te dringen. Precies op het moment dat de twee een volledige ronde op de baan hebben afgelegd en aan de overzijde van de aankomstlijn rijden, schakelt Wampers een tandje bij. Vervolgens hijst hij zich uit het zadel en duikt als een roofvogel op zijn prooi. De Wolf is voor even de muis, die met speels gemak door een havik verschalkt wordt. Bij het ingaan van de laatste bocht heeft Wampers al twee volle fietslengtes voorsprong op zijn naaste concurrent, die nog wel wil aandringen, maar direct voelt dat de vele kasseistroken op zijn wilskracht na verder alle andere krachten uit zijn lichaam hebben geschud. Met beide handen hoog boven het hoofd geheven passeert Jean-Marie Wampers de verlossende eindstreep. Enkele tientallen meters verderop, op het middenterrein, kan Peter Post zijn ogen niet geloven. Uitgerekend ‘zeurkous’ Wampers redt het klassieke voorjaar voor Panasonic.

Tien dagen later doet de Belg er zelfs nog een flinke schep bovenop door ook de Scheldeprijs op zijn naam te zetten en nog eens twaalf dagen verder slaat Wampers opnieuw toe in Rund um den Henninger-Turm. In de tussentijd heeft Eric van Lancker het voorjaar voor Panasonic nog meer glans gegeven met een zege in de Amstel Gold Race. Peter Post glundert van trots en zal dat precies een jaar later in Roubaix opnieuw doen. Dan wint Eddy Planckaert alsnog de Hel van het Noorden, in het vernieuwde rood-geel-blauwe shirt van Posts Panasonic-Sportlife. Na twee jaar bij het vervolgens ter ziele gegane ADR is Planckaert teruggekeerd op het oude nest, nadat Post het vertrouwen in de steeds teleurstellender rijdende Eric Vanderaerden had opgezegd. Die was op zijn beurt verkast naar de ploeg van Jan Raas. In Roubaix wint Planckaert een millimeterspurt, met een verschil dat het blote oog niet kan waarnemen, van Steve Bauer. Een overwinning die voor een niet onbelangrijk deel te danken is aan de zichzelf wegcijferende Jean-Marie Wampers. De titelverdediger trekt in 1990 op de wielerbaan de sprint aan voor ploeggenoot Planckaert en is zo opnieuw betrokken bij het succes van Panasonic in Roubaix. Net als een jaar eerder is er ’s avonds champagne voor de gehele ploeg. Gevierd mag er worden. Mits het niet met taart is. En zeker niet met slagroom.

 

Bronnen:

Vincent de Lijser