Lieuwe Westra was in zijn vroege tienerjaren een van Nederlands’ grootste wielertalenten, maar ontspoorde. Als hardcore-gabber dronk hij alcohol als water, rookte hij als een ketter en gebruikte hij drugs. Elk weekend coke, xtc of iets anders dat oppept. En een hardcorefeest. Doordeweeks werkte hij als stratenmaker. Zo leefde hij jarenlang, tot hij op zijn 21ste besloot weer op de fiets te klimmen.
Een te dikke Westra pakte plotseling het wielerbestaan weer op, en trainde zich tot prof bij Vacansoleil en Astana. Hij won een etappe in Parijs-Nice en bracht het geel van Vincenzo Nibali naar Parijs in de Tour de France, maar presteerde ook op cortisonen die hij mocht nemen met een vals medisch attest.
Aan het eind van zijn carrière werd ‘Het Beest’ gegrepen door een monster in zijn hoofd. Een diepe depressie maakte een einde aan zijn loopbaan, maar gelukkig niet aan zijn leven. Nu pakt Westra zijn leven voorzichtig op, zonder rugnummer.
Op 1 mei verscheen Westra’s biografie ‘Het Beest’. In aflevering zeven van Cassette praat de schrijver van dat boek, Thomas Sijtsma, over het leven van Westra.