Alle grote Belgische renners, met uitzondering van Eddy Merckx en Frans Verbeeck, reden in die periode wel een keer voor de ploeg van ‘Mijnheer Pol’. Briek Schotte, Rik Van Looy, Walter Godefroot, Freddy Maertens en Jempí Monseré waren een aantal van de namen. Met Monseré had Pol Claeys een bijzondere band, zei hij in 2007 tegen Herman Laitem in De Muur:
“Ik heb in die twintig jaar honderden renners zien passeren, maar slechts met enkele had ik echt contact. Door mijn drukke bezigheden volgde ik weinig koersen, maar Jempi was me meteen opgevallen. Bewust van zijn kunnen, joviaal en warm in de omgang.” Dat Monseré een half jaar na zijn wereldtitel overleed bij een val in de koers kwam bij de ploegbaas hard aan. In het interview met De Muur beweerde Claeys dat spanningen in de ploeg tussen Monseré en Roger De Vlaeminck de dood van de jonge renner als gevolg hebben gehad.
Claeys worstelde met de ego’s in zijn ploeg. Hij probeerde de boel te sussen als een vader met twee ruziënde zoons. Monseré en De Vlaeminck gunden elkaar het licht niet in de ogen. Voor de Grote Prijs van Retie had Claeys gezegd dat het genoeg was. “Die dag reden acht renners vóór het peloton uit. Daarbij geen De Vlaeminck, wel Monseré. Jempi moet verstrooid zijn geweest. Hij reed als laatste en keek achterom. Hij wilde controleren of De Vlaeminck zich aan de ploegtucht hield. Zo is hij pardoes op die tegenligger gebotst.”
Deze versie van de zwarte bladzijde uit het Flandria-verhaal geeft aan hoe ver de liefde van Claeys ging voor zijn sponsorhobby. Hij zag Jempi als een van zijn zonen. Dat zijn leven door domme pech eindigde kon Claeys maar moeilijk verkroppen. Hij zocht naar een verklaring, en vond die blijkbaar in de spanningen in de ploeg. Dat is heel menselijk. We zoeken naar verklaringen om de donkere spelonken van het leven te belichten, om het leed draaglijker te maken.
Hij drukte zijn stempel op de ploeg door een soort Vlaams clubgevoel te creëren, waar mannen als Freddy Maertens zich thuis voelden. De ploeg had net als de sponsor de sfeer van een familiebedrijf. Flandria was voor de oorlog opgericht door de familie Claeys als een metaalbedrijf met een specialisatie in fietsen. in 1929 maakte Flandria al 35.000 fietsen per jaar. In de jaren vijftig liep die productie op tot een half miljoen fietsen per jaar.
Een eigen wielerploeg was dus een logische stap. Twintig jaar lang hield Claeys zijn hobby, maar de oliecrisis van de jaren zeventig betekende het einde van die mooie jaren.
Met alleen liefde voor de wielersport koop je geen wielerploeg.
- Het is Koers: 10 jaar doping voor de wielerziel - 29/06/2020
- Boekrecensie: De Monumenten – Peter Cossins - 11/05/2015
- Alpe d’Huez – Rick Brauwers - 13/02/2015