De wielerliefhebbers kennen Bram Tankink (Tank) als de goedlachse, alles relativerende renner die zijn carrière heeft opgebouwd door vooral in dienst van een ander te rijden. Dat heeft hij maar liefst negentien jaar volgehouden op het hoogste niveau. In zijn eerste jaren fietste hij in Belgische dienst als knecht voor mannen zoals Axel Merckx, Johan Museeuw, Pipo Pozzato, Paolo Bettini, Frank Vandenbroucke en Tom Boonen. In 2008 verruilde hij de Belgische Quickstep-formatie voor het Nederlandse Rabobank, waar hij dit jaar – bij LottoNL-Jumbo – zijn laatste meters als profrenner aflegde. In zijn boek Tank vat hij zijn carrière samen, doorspekt met de voor hem kenmerkende humor, relativering en openhartigheid.

“Het deed in ieder geval minder pijn dan die keer dat ik uit onze rijdende auto viel, toen ik als vierjarige had ontdekt dat de deur ook open kon als een auto reed. Mijn moeder vroeg aan mijn broer waar ik was. ‘Oh, Bram hangt aan het portier,’ antwoordde hij. Waarop mijn moeder begon te gillen en mijn vader de auto stopte. Het was ongetwijfeld de eerste keer dat ik volledig onder de schaafwonden zat.”

Uit de anekdotes van Brams kindertijd blijkt dat hij een eigengereid, avontuurlijk mannetje was, geen onbelangrijke karaktereigenschap voor een beroepssporter. Zo fietste hij een keer met zijn broer Huub en een vriendje van Le-Puy-en-Velay (Zuid-Frankrijk) door de Vogezen terug naar huis, in Haaksbergen. Die reis verliep niet vlekkeloos, met onder meer een vlucht voor een campingbaas, een voedselvergiftiging en een brandwond bij een van de deelnemers tot gevolg.

Als jonge mountainbiker beleeft hij de fietssport nog steeds op een speelse, avontuurlijke manier. Al kan de Tank op basis van talent vaak verder dan veel anderen komen. Dat wordt pijnlijk duidelijk als hij zijn broer bij een loopwedstrijd klop geeft, zonder veel te trainen. Later zal Bram bij de profs ontdekken dat je als beroepsrenner gaandeweg geacht wordt serieuzer voor je vak te leven en talen alleen niet meer voldoende is.

Johan Museeuw en een paar andere gelouterde kampioenen luisteren tijdens een trainingskamp in de winter van 2002 dan ook vol verbazing naar zijn verhalen over een backpacktrip van Peru naar Ecuador. Bram is dan derdejaars beroepsrenner. Ze ontdekken dat Bram een goede verteller is en in combinatie met een bidon waar steeds Leffe in wordt bijgeschonken zal het een lange, onrustige nacht worden.

Tussen de regels door krijg je als lezer een beeld van de veranderende wielersport mee. Bijvoorbeeld op het gebied van het inkrimpen van de selectie-afvaardiging bij een koers. Bram vertelt dat “onder het mom van veiligheid” de ploegen geen negen, maar acht renners tellen bij een World Tour-koers. Hij legt uit dat het ook een budgettair voordeel met zich meebrengt, omdat ploegen nu een hotelkamer minder hoeven te boeken, immers slapen er steeds twee man op een kamer.

Gaandeweg lezen we over zijn valpartijen, de onvermijdelijke tegenslagen die horen bij de wielersport. Hoe Bram zich daaruit terugvecht, hoe hij zijn vrouw Vera ontmoet en de stress die gepaard gaat bij het krijgen en opvoeden van kinderen terwijl je zelf vaak van huis of humeurig bent. Die druk kan hij aanvankelijk goed aan, maar later in zijn carrière krijgt hij de rekening toch gepresenteerd.

In de documentaire Stoppen of doorgaan kregen we al een kijkje in de ziel van de renner Bram Tankink. Zijn vader overleed vlak nadat hij zijn eerste profcontract had getekend en zijn zusje heeft een zware fysieke beperking. De lezer van zijn boek leert dat hij het bijkomende leed jarenlang weglacht of ervoor vlucht door op zijn fiets te springen en het avontuur op te zoeken. Er zullen veel toerfietsers zijn die dit gevoel herkennen. Die na een drukke werkdag het hoofd leegmaken door nog een rondje te maken, of als de tijd ervoor is een duurtraining afleggen om even ver weg te zijn van alles en iedereen. Dat gevoel van vrijheid, zoals Bram het omschrijft, is uiteindelijk de gemene deler voor iedereen die voor zijn lol op een racefiets, cyclocrosser of mountainbike stapt.

Dankzij therapie weet Bram uiteindelijk sterker en stabieler terug te komen. Zijn relativeringsvermogen laat hem daarbij niet in de steek, getuige een gesprek tussen hem en oud-renner Bram de Groot, die hij tegenkomt in een supermarkt. Daarin schetst De Groot dat hij liever niet in het Armstrong-tijdperk prof was geweest, waarop Tankink pareert dat hij juist laatst het tegenovergestelde in een interview heeft aangegeven.

“Er is in de Armstrong-periode een hele generatie renners verloren gegaan die niet aan het systeem wilde meedoen, maar binnen dat systeem kon je overleven als je maar niet per se de beste wilde zijn. Ik snap echter dat dat binnen topsport nogal een contradictie is. Je doet niet aan topsport om niet de beste te willen zijn.”

Een recensie is te kort om alles wat aan bod komt samen te vatten. Want Brams ambitie om de wereld duurzamer te maken is onbesproken gebleven. Evenals de geintjes die geflikt werden tijdens trainingswedstrijden en zijn lof voor renners zoals Laurens ten Dam, Robert Gesink en Steven Kruijswijk. Hoe een romantisch avondje met zijn vrouw verandert in een nachtmerrie doordat hij niet kan plassen en de dopingcontroleur achter hem aan de eettafel drie films lang over zijn schouder meekijkt. En de pijnlijke derde bal die als een rode draad steeds weer opduikt tijdens zijn wielercarrière.

Met ruim 300 pagina’s is Tank een dikke biografie geworden. Door de prettige schrijfstijl en goede mix tussen een lach en een traan is het een van de meest beklijvende wielerboeken van de afgelopen jaren geworden. Zoals Bram ook als renner een van de meest charismatische karakters was in het peloton. We gaan hem missen in de sport.

Tank
Ralph Blijlevens en Bram Tankink
333 pagina’s
€ 21,99
O.a. te koop bij bol.com

Kees de Jong