Het wielrennen is voer voor de schrijvers. Zo ook de Ronde van Vlaanderen 1919. Kort 4 maanden na de Eerste Wereldoorlog startte een uiteengereten peloton de eerste Ronde van het interbellum. Uiteengereten, niet door een verschrikkelijke demarrage of door op de kant gezet te worden, maar door de harde loopgravenoorlog de jaren voordien. Wielrenners zijn avonturiers. In vredestijd een uitstekende eigenschap. In oorlogstijd niet.

Veel professionele wielrenners en beloften hebben het leven gelaten als frontsoldaat, vliegenier of uiteraard als liaison-officier te fiets. Wat de denken van de Luxemburger François Faber. In de loopgraaf ontving hij een telegram waarin hem werd verteld vader te zijn geworden van een prachtige dochter. Van blijdschap sprong hij op; promt werd hij neergeschoten door een Duitse scherpschutter. Of wat te denken van de zwagers Comes en Hourlier? Beiden piloot – relatief veel renners waren piloot – en neergestort in hetzelfde vliegtuig. Overtreffende trap in avontuurlijke beroepen tijdens de oorlog was natuurlijk de spion. De Zwitserse wielrenner Fritz Ryser was spion in de eerste wereldoorlog en heeft het einde niet gehaald. Was hij vermomd? Soms ben je geen spion, maar denkt de tegenstander daar anders over. Marcel Kerff kon zijn nieuwsgerigheid op de eerste dag van de oorlog niet bedwingen en pakte zijn fiets om eens te gaan kijken wat dat nu voorstelde, een oorlog. Duitse soldaten vonden dit een slechte smoes en Kerff werd opgehangen als spion.

Terug naar de Ronde van 1919. De beginjaren van de flandrien. Noeste mannen op de fiets die helemaal niets op hadden met dat literaire gedoe van schrijvers. Niet schrijven, stoempen! Ritte kwam van het Yserfront naar startplaats Gent. Zonder fiets. Die leende hij ter plekke van de neef van Jules Messelis, een renner die ook aan de start van deze editie verscheen. Het was geen slechte fiets, maar ook geen racefiets en Ritte had de lachers op zijn hand. Nu had Ritte aan humor een broertje dood, dus geagiteerd riep hij kort voor de start: “Lachen jullie maar, ik rijd jullie allemaal de dood in!”. Vooraanstaand renner en kandidaat voor de overwinning Jules Vanhevel begon te proesten, wat hem op een reprimande kwam te staan: “Gij moet al helemaal niet lachen, ik zal demarreren voor uw huis!”.

In Ichtegem op het Plateau van Wijnendale vertrok Ritte op 120 kilometer van de aankomst uit het peloton. De renners waren het huis van Vanhevel net gepasseerd. Ritte zagen ze niet meer terug. De regel dat er gewacht diende te worden voor dichte slagbomen was nog niet van kracht. De vraag is of er überhaupt slagbomen waren. Neemt niet weg dat Ritte wel gehinderd werd door een stilstaande trein bij een overgang. Hij sloeg zijn fiets om de schouders en kroop in de trein om er aan de andere kant weer uit te klauteren.

De voorsprong op het jagende peloton was ruim 20 minuten toen Ritte Arsenaar binnenreed, waar de finish lag op de wielerbaan. Nu lopen de verhalen ietwat uiteen. Het mooiste verhaal vermeld dat Ritte alvorens de wielerbaan op te rijden nog even 2 pinten dronk in een naburig café. Opdat hij weer wat bij kracht zijn ereronde op de wielerbaan kon afleggen. Het andere verhaal vertelt dat Ritte lopend naast zijn fiets de wielerbaan op strompelde en even bleef praten met een bekende op de tribune. Hoe dan ook, het was Oscar van Braeckel, een wedstrijdcommisaris, die de coach van Ritte waarschuwde, die hem op zijn beurt overtuigde de wedstrijd af te maken. Als een peuter op een loopfiets volbracht Ritte de halve ronde op de wielerbaan. Aan de toeschouwers had hij nog wel een boodschap: “Ga naar huis, de rest ligt zeker een halve dag achter!” Ritte, echte naam Henri Van Lerberghe en ook wel bekend als de Doodrijder van Lichtervelde, won de Ronde van Vlaanderen 1919 met 14 minuten voorsprong.

Bronnen:

 

Bas Van Eijk
Laatste berichten van Bas Van Eijk (alles zien)