Tabak zelf gaat terug naar Nieuw-Zeeland. Zijn kinderen blijven in Nederland. RTV Noord-Holland maakte in 2010 een awardwinnende documentaire over deze renner. Maar in 1977 kondigt het verval zich al aan in Het Vrije Volk. Het verhaal van Tabak toont aan hoe een topsportleven in combinatie met een grenzeloze ambitie en een licht ontvlambaar karakter kan leiden tot escalatie in het privéleven na de sportcarrière.
In 1977 heeft Peter Ouwerkerk in Het Vrije Volk een gesprek met Tabak. In dat jaar is Tabak al afscheid aan het nemen van de wielersport. Vrouw Mieke Tabak runt ‘Het Witte Huis’ in Egmond aan Zee. Tabak is in eerste instantie nog professioneel wielrenner. Maar het hotel en alle horecaperikelen maken hem gek.
Toen hij Het Witte Huis overnam fietste Tino nog altijd. Op 1 april 1976 hopen Tino en Mieke Tabak, zich alvast een toekomst te kopen in Egmond aan Zee, geboortedorp van Mieke. 22 bedden met ontbijtgasten, twee bars, één groot en twee kleine biljarts, een dozijn tafeltjes-met-stoeltjes. Een gunstig gesitueerde hoekzaak aan de hoofdstraat.
Omschakeling
Jarenlang heeft Mieke Tino verwend. Tabak is profrenner en wordt zowel binnen als buiten de koers goed verzorgd. Een renner moet nu eenmaal geen onnodige energie verspillen. Maar als Mieke zich stort op de zaak, staat Tino op het tweede plan.
Tabak heeft er na amper twee jaar al tabak van. Tegen Peter Ouwerkerk begint hij een tirade over de horeca. Het is zijn ding niet en dat wordt al snel duidelijk: “Ze zeggen wel eens, dat de eerste paar jaar de moeilijkste zijn als je een zaak overneemt – nou, daar kan ik iedereen een tien voor geven. Zo we hier kwamen kon ik mijn eigen ontbijt klaarmaken. En terug van trainen was er geen warm eten: smeer zelf even een paar boterhammen achter in de keuken.”
“Van een privéleven tot geleefd worden. Gezinsleven had je niet meer. Je moet je leren omschakelen, zeiden ze. Ja, na twee of drie jaar. Maar ik moest het in één dag. 31 Maart was ik nog alleen renner, 1 april was ik, hoe noem je dat… mix zeg ik maar. Mieke kan er tegen, maar ik niet. En daar heb ik het verschrikkelijk moeilijk mee.”
Geen moraal
Tabak rijdt in 1976 nog de Tour, maar neemt het Witte Huis als een zware last mee op zijn rug. De prestaties blijven achter. Tabak komt geen heuvel meer over. “Ik had nog nooit zoveel heimwee gehad. De Tour, iedere avond huilen in bed, wel drie keer bellen, naar huis. Ik had geen moraal, nul komma nul”.
“Ik zat meer met mijn kop in Egmond – hoe zou het gaan? – dan bij de volgende Touretappe. Dat zag ik als een lachertje. Ik was alleen benieuwd hoe vlug ik de dag erop weer gelost zou worden. Helemaal niet fel meer. Nou, dat was mijn manier van rijden niet. Ik werd er stapelgek van.”
Horeca
Tabak stopt met wielrennen en stort zich op zijn zaak. Maar Tabak heeft altijd in een andere wereld geleefd en kan maar moeilijk aarden in de wereld van ontspanning en vertier. “Ze zeggen wel eens dat de wielrennerij een zootje is – nou, de horeca is nog erger. Op de fiets kun je je nog uitleven. In de horeca moet je met horen, zien en zwijgen, proberen aan je geld te komen. Onder regels die je zelf niet maakt, maar de mensen om je heen.
“Ach, we weten het: toch allemaal van Post. Die werd knettergek van die bowling. De meeste coureurs denken er zo over. Misschien dat het achteraf blijkt een goeie gok te zijn geweest, omdat Mieke het wel kan verwerken. Maar mijn karakter past er absoluut niet in” zegt Tabak.
Depressief
Tabak neemt in het interview geen blad voor de mond. “Bij het wielrennen fietste je goed of niet, verder geen- geouwehoer. Maar hier…, voor mij mag het morgen zo in de fik vliegen”. Peter Ouwerkerk constateert dat ook: Twintig jaar lang was hij bezig met fietsen, nu ineens staat niet langer de tweewieler centraal. Depressie en agressie wisselen elkaar af.
In de documentaire van RTV Noord-Holland komt dat aspect, vele jaren later, duidelijk naar voren. Wat zich in 1977 in het interview al aftekende, wordt in 2010 pas echt duidelijk. Tabak is licht ontvlambaar. Zoon Paul:” Rond de kerst was het bij ons nooit gezellig. Mijn vader had dan heimwee naar Nieuw-Zeeland. Als gevolg daarvan was hij onhandelbaar. Hij smeet met meubilair, gooide dat dan echt kapot en was vervolgens een week niet aanspreekbaar.”
Tabak neemt begin 1978 dan ook het besluit om weer ‘nationaal’ te gaan rijden. Het leven van een wielrenner laat hem niet los. Tabak heeft dan ook weer een doel: Bordeaux-Parijs rijden. Hij gaat er als een bezetene voor trainen. Samen met gangmaker Joop Zijlaard.
Het is uitstel van executie. Tabak blijft met zichzelf in de knoop zitten. Hij gaat uiteindelijk terug naar Nieuw-Zeeland en wordt daar uitbener op een schapenslachterij. Zijn dochter en ex-vrouw willen nooit meer over hem praten. Dochter vlucht als Tabak nog in Nederland woont uit huis. Zijn harde trainingsmethoden worden haar teveel. Zoon Paul Tabak geeft commentaar in de documentaire van RTV Noord-Holland. Maar ook hij heeft geen contact meer met zijn vader.
Bron: Het Vrije Volk, Wikipedia, RTV Noord-Holland
- De gunfactor in het peloton: van groot belang - 03/11/2015
- De verhalen achter het systeem-Raleigh: Iedereen valt aan, iedereen verdedigt, maar wel winnen a.u.b. - 26/10/2015
- ‘Drank, vergeten schoenen en verdwenen renners’: Elro Snacks, de idealistische ploeg van een fanatieke liefhebber - 30/09/2015