HET IS KOERS!

Top 5 memorabele Tourmomenten van Leo Aquina

In de aanloop naar de Tour de France 2012 vertellen hetiskoers-bloggers over hun persoonlijke herinneringen aan de Tour. Vandaag de vijf mooiste persoonlijke Tourherinneringen van Leo Aquina.

5. De eerste herinnering is vaag, zomervakantie 1980. Laaghangende bewolking in een donker dal. De weg slingert omhoog de wolken in, richting de Col d’Izoard of de Col du Galibier of een andere angstaanjagende Alpenreus. Een jongetje van acht staart uit het raampje van een metallic groene Opel Record. Hier is de Tour enkele weken geleden langsgekomen. Op het natte asfalt staan exotische namen geschilderd, de meeste te moeilijk om te onthouden.

Natuurlijk heb ik in de jaren daarna op televisie alle beelden van het onoverwinnelijke TI Raleigh in 1980 gezien, maar live kan ik me er niets van herinneren. Alleen die ene grappig klinkende Nederlandse naam op het asfalt in de Alpen: JOOP ZOETEMELK!

4. Roubaix, 3 juli 1985 – Ik  kan er nog altijd kwaad om worden. Henri Manders en Teun van Vliet zijn samen ontsnapt in de vijfde etappe van de Tour de France. Het Nederlandse duo krijgt op de Noord-Franse kasseien meer dan twintig minuten voorsprong op het peloton. Van Vliet rijdt virtueel in het geel, maar Manders krijgt stalorders van Jan Raas: benen stil. Manders gehoorzaamt en Van Vliet doet urenlang alle kopwerk alleen. Op de streep heeft Manders elf seconden voorsprong op het jagende peloton. Hij rijdt met de armen omhoog over de streep. En Van Vliet? Die komt twintig minuten later over de finish, compleet gesloopt. Thuis op de bank voelt een dertienjarig jongetje zich verraden. Die dag leer ik dat wielrennen niet draait om wie het hardst kan fietsen, maar om wie als eerste over de streep komt. Die dag leer ik dat wielrennen niet altijd eerlijk is. Die dag word ik een klein beetje volwassen. Ik kan er nu, 27 jaar later, nog altijd kwaad om worden.

3. Mont Ventoux, 13 juli 2000 – Lance Armstrong schenkt Marco Pantani de zege. Ergens schrijft Tim Krabbé dat er in het wielrennen één trapje hoger is dan winnen, een renner staat pas echt bovenaan in de hiërarchie als hij koersen kan weggeven. Met zijn gebaar op de Mont Ventoux bereikt Armstrong dus het allerhoogste, maar Pantani neemt het hem niet in dank af. En ik eigenlijk ook niet. De Acht van Chaam mag je van mij best weggeven, of de derde etappe in de Ronde van Qinghai Lake. Maar een Touretappe met aankomst op de Mont Ventoux? De berg der bergen? Is Tommy Simpson dan voor niets gestorven? Het getuigt van gebrek aan respect voor de wielergeschiedenis. Ik eis bij dezen excuses van Armstrong aan de erven Simpson.

2. Les Deux Alpes, 27 juli 1998 – Tolstoi begon Anna Karenina met een van de beroemdste openingszinnen in de wereldliteratuur: “Alle gelukkige gezinnen lijken op elkaar, maar ongeluk wordt door allen op eigen wijze gedragen.” Ik denk aan Jan Ullrich. Alle winnaars lijken op elkaar, maar verlies wordt door allen op eigen wijze gedragen. In 1997 won Ullrich de Tour en niemand leek in staat zijn komende heerschappij te bedreigen. In de vijftiende etappe van de Tour in 1998 start hij met het geel om de schouders. Op het menu staat een monstertocht over de Col de la Croix-de-Fer, de Col du Télégraphe, de Col du Galibier met finish op Les Deux Alpes. Het weer is slecht: regen, kou, mist. Marco Pantani valt aan op de flanken van de Galibier. Het olifantje is ontketend en poetst zijn achterstand van drie minuten op de gele trui in rap tempo weg. Ver in het achterland heeft Ullrich het koud. Als een geel hoopje ellende wordt hij door zijn oude ploeggenoot Bjarne Riis naar de finish gesleept en de kruisgang duurt lang. De beelden van een geel silhouet in het licht van de koplampen van de ploegleiderswagen in een donkere vijandige wereld zijn apocalyptisch. Weinigen droegen hun verlies mooier dan Ullrich en nooit deed hij dat mooier dan zijn eerste keer. (Een uitgebreider verslag van deze etappe schreef ik hier.)

1. Jarenlang heb ik hem vervloekt. Had iemand mij in de eerste helft van de jaren negentig verteld dat ik ooit met liefde en weemoed zou terugdenken aan Miguel Induráin, dan had ik hem of haar voor gek verklaard. Ik haatte de perfectie van die malende Spanjaard, superieur in de tijdrit en verdedigen in de bergen, de overtreffende trap van saai. Tot 1996. Induráin gaat op voor zijn zesde Tourzege. De organisatie heeft te zijner ere een aankomst bedacht in Pamplona, waar hij zich na een triomftocht door de Pyreneeën mag laten toejuichen door zijn thuispubliek. Het loopt anders. Induráin kraakt al in de Alpen en breekt definitief in de zestiende etappe naar Hautacam. Bjarne Riis wint, maar dat is bijzaak. De koning valt van zijn voetstuk, een dag voor zijn geplande triomftocht naar Pamplona. In zijn thuisstad komt Induráin met ruim acht minuten achterstand op een groepje met geletruidrager Riis over de streep. Miguel klimt op het podium, zwaait naar het publiek en zwijgt zoals altijd. Zelden droeg iemand zijn verlies met meer waardigheid. Helaas heb ik daarvan geen beelden kunnen terugvinden op YouTube, maar sinds die 17de juli 1996 staat Miguel Induráin in mijn persoonlijk eregalerij  van helden.

Mobiele versie afsluiten