Men neme een kransje met elf tandjes van een mountainbike. Frees er op een draaibank precies vier millimeter vanaf en plaats het met grote zorg en precisie op de racefiets. Ideaal tijdens een sprint of afdaling en het beste te gebruiken in combinatie met een elektronisch derailleur, waardoor de ketting met een simpele druk op de knop naar het volgende kransje glijdt. Zo beschreven lijkt het net een recept van Cas Spijkers, de vroeg overleden bourgondische Brabantse chef-kok, die in het jaar van handeling iedere week een miljoenenpubliek aan de televisie kluistert met zijn programma Koken Met Sterren. Dat is het echter allerminst. Het is de weg naar een etappezege, waar in 1994 bijna niemand meer op rekent. Jean-Paul van Poppel slaat nog een keer toe in een massasprint in de Tour. Met een waardevol stukje huisvlijt aan zijn fiets: een zelf gemonteerde ‘11’. En… in de bolletjestrui!

In de prognoses aan de vooravond van de 81ste Tour de France wordt de naam van Jean-Paul van Poppel nog maar zelden genoemd wanneer de kanshebbers voor het winnen van een massasprint ter tafel komen. Djamolidine Abdoujaparov, Olaf Ludwig en Wilfried Nelissen beschikken in de ogen van de kenners over de rapste benen van het peloton en als zij het laten afweten liggen spurters als Ján Svorada, Nicola Minali en Laurent Jalabert op de loer om hun kans te grijpen. Van Poppel is, net als Johan Museeuw, Jaan Kirsipuu en de als stand-in voor Mario Cipollini – de Italiaan ontbreekt door een nare val in de Vuelta ruim twee maanden eerder – fungerende Silvio Martinello, niet veel meer dan een outsider. Een sprinter uit de tweede lijn, zoals dat zo mooi heet. Vulling om de top tien van de dag te vervolmaken.

Overmacht

Hoe anders was het iets meer dan een half decennium eerder. In de Tours van 1987 en 1988 was Jean-Paul van Poppel met overmacht de snelste van het peloton. Met het foeilelijke groen-grijs-witte SuperConfex-shirt om de schouders rekende de Brabander met speels gemak af met alles en iedereen. Het leverde hem bij zijn Tourdebuut twee ritzeges en de groene trui op en een jaar later nog eens vier etappeoverwinningen. In de jaren die volgden kende de carrière van ‘Popeye’ pieken en dalen, als ware het een profiel van een pittige Alpenetappe. Na twee succesvolle seizoenen onder de hoede van Jan Raas stapt hij in 1989 over naar het Panasonic van diens aartsrivaal Peter Post. Van Poppel is er geen schim van de topspurter die hij bij SuperConfex was geweest. Ondanks ritzeges in de Giro en de Ronde van Nederland krijgt hij zelden het volle vertrouwen van Post, met wie Van Poppel te weinig een ‘klik’ heeft. Reden SuperConfex-renners als Jelle Nijdam, Nico Verhoeven, Gert Jakobs, Gerrit Solleveld en Twan Poels in de slotkilometers altijd volle bak voor Van Poppel, bij Panasonic dienen de knechten hun taken te verdelen en ook klassementsrenners als Erik Breukink of Steven Rooks te beschermen. Tot overmaat van ramp neemt Post altijd een tweede sprinter mee naar een grote ronde. In de Giro van 1989 en 1990 moet Van Poppel het sprintkopmanschap delen met Urs Freuler, terwijl in de Tour Eric Vanderaerden en het jaar nadien Olaf Ludwig zich eveneens namens Panasonic in massaspurts storten. Sterker, als Ludwig in het voorjaar van 1990 beduidend betere resultaten kan overleggen dan zijn ploeggenoot, wil Post dat Van Poppel zijn eigen kansen opoffert ten gunste van de Duitser.

In de Giro van 1989 had de Brabander weliswaar twee keer gewonnen, een jaar later komt hij er in Italië niet aan te pas. Net als in de twee edities van de Tour, waarin hij namens Panasonic aan de start staat. Dat Van Poppels voormalige ploeggenoten de expliciete opdracht van Jan Raas hebben gekregen tegen hun oud-kopman te rijden en desnoods een eigen kans op succes om zeep te helpen als daarmee Van Poppels karretje in de poep wordt gereden, helpt ook al niet mee. Met name Jelle Nijdam, in 1988 nog een trouwe locomotief in aanloop naar een massasprint, doet er na Van Poppels overstap naar Panasonic alles aan hem te laten verliezen. Dieptepunt is de zevende Touretappe van 1989, waarin ‘Snelle Jelle’ in de slotkilometers zinloos met zijn krachten smijt en zijn eigen kansen teniet doet om Van Poppel maar niet vooraan te laten terugkeren. Etienne de Wilde is de schaterlachende derde, die de rit naar Bordeaux wint.

Bevrijd

Een flink aantal kansen op hernieuwd Toursucces én een illusie armer, was Jean-Paul van Poppel in 1991 terechtgekomen bij PDM. Bevrijd van het juk van Peter Post had hij zijn sprintersbenen van weleer hervonden. In de Vuelta sloeg Popeye vier keer toe, om vervolgens ook in de Tour een massaspurt zegevierend af te ronden. In de straten van Argentan houdt PDM-ploeggenoot Falk Boden het tempo hoog en glijdt Van Poppel behendig binnendoor in de laatste haakse linkerbocht naar de finish. De lijn die hij volgt is vele malen idealer dan die van zijn naaste belagers. Van Poppel trekt meteen vol door en slaat met zijn krachtsinspanning zo’n groot gat dat hij op enkele tientallen meters voor de finish al rustig kan omkijken, rechtop gaat zitten en uitgebreid zijn overwinning kan vieren. Koffie, gebakje, krantje. De voorsprong op alle anderen is dusdanig dat Van Poppel er genoeg tijd voor zou hebben. Waar het stripfiguurtje Popeye van Elzie Segar zijn krachten haalt uit het atten van blikken spinazie, doen de Nederlandse Popeye en de rest van de PDM-ploeg dat in de Tour van 1991 met de hulp van het voedingssupplement Intralipid. Het verhaal moge bekend zijn en zo niet, dan hierbij de bondige samenvatting: bedorven spul, renners ziek, einde Tour.

Van Poppel zal dus een jaar moeten wachten op een tweede ritzege in het shirt van PDM en die komt er in Straatsburg. Ondanks dat de Franse ronde van 1992 op dat moment al anderhalve week bezig is, sprint het peloton in de tiende etappe pas voor de eerste keer om de dagzege. Slechts één volgende massaspurt kent de Tour dat jaar nog en die vindt, niet bepaald verrassend, plaats op Champs-Élysées. Van Poppel is dichtbij de overwinning, maar in tegenstelling tot vier jaar eerder weet hij zijn voorwiel net niet als eerste over de aankomstlijn te drukken. Voormalig Panasonic-ploeggenoot Olaf Ludwig is de Nederlander nipt te vlug af.

Een eerste en een tweede plaats in de enige twee massasprints die de Tour van 1992 rijk is,  ondanks de nederlaag op de Champs-Élysées kan Jean-Paul van Poppel weer zeggen dat hij één van de allersnelsten van het peloton is. Toch heeft hij met meer dan gemiddelde interesse de winnaar van de vijfde etappe gade geslagen. Vijf dagen voordat Van Poppel zelf in Straatsburg toeslaat middels zijn specialiteit, de massasprint, is de etappe naar Wasquehal gewonnen door een renner die eind jaren ’80 Van Poppels voornaamste opponent was in massale aankomsten. Guido Bontempi heeft met het verstrijken der jaren echter gemerkt dat de kracht en de scherpte in zijn lijf langzaam maar zeker zijn afgenomen. De korte, venijnige explosie die hij op het juiste moment uit zijn lichaam dient te persen om zijn concurrenten het nakijken te geven, heeft, sinds de Italiaan de dertig levensjaren is gepasseerd, aan hevigheid ingeboet. Het noopt ‘De Buffel’ tot een andere aanpak om tot overwinningen te komen. Hij mikt voortaan op ontsnappingen in plaats van zich in het kolkende geweld van een massaspurt te mengen. Met succes. Bontempi blijft trouw zijn ritzeges in Tour, Giro en Vuelta meepikken, maar doet dat sinds 1990 haast altijd na een solo of in een sprint met een kopgroep of een, door het geaccidenteerde terrein in de finale, sterk uitgedund peloton. De bonkige Italiaan is twee en een half jaar ouder dan Van Poppel, die steeds meer het gevoel begint te krijgen dat de tactiek van Bontempi in de toekomst best eens de zijne kan worden.

Festina

Ondanks twee sprintzeges in de Vuelta is 1993 niet bepaald het meest succesvolle jaar uit de loopbaan van Jean-Paul van Poppel. Na het stoppen van PDM is hij met ploegleider Jan Gisbers en een sextet ploeggenoten geadopteerd door Lotus-Festina. Het team is enkele jaren eerder ontstaan uit de overblijfselen van de Spaanse Zahor-ploeg en rijdt op een Andorrese licentie. Dat verklaart waarom er vijftien volslagen onbekende renners uit Andorra bij de ploeg onder contract staan, die in de praktijk geen koers zullen rijden. Ze dienen puur en alleen om aan de UCI-regels te voldoen en de licentie te rechtvaardigen. Na twee bescheiden jaren op het hoogste niveau is Lotus-Festina steeds ambitieuzer geworden. In 1992 was Van Poppels voormalige PDM-ploeggenoot Sean Kelly al overgestapt en een jaar later sluiten niet alleen Van Poppel en enkele andere ex-PDM-ers bij de ploeg aan, ook Steven Rooks wordt binnengehaald en uit de boedel van het, net als PDM ter ziele gegane, RMO worden Franse toppers als Richard Virenque en Pascal Lino opgevist, vergezeld door ploegleider Bruno Roussel. Het samengeraapte zooitje conflicteert in vele opzichten met elkaar en als Gisbers al na een paar maanden wordt ontslagen, ontdoet Lotus-Festina zich aan het einde van het seizoen van de meeste van PDM overgekomen renners. Alleen Van Poppel, Jans Koerts en de Oostenrijker Harald Meier mogen nog een jaar de weg op in het blauwe Festina-shirt met daarop een reusachtig horloge, teneinde te onderstrepen dat de hoofdsponsor klokjes fabriceert. Daar heeft Bruno Roussel als ploegleider inmiddels de macht gegrepen en is Sean Kelly vertrokken, waardoor de focus bijna geheel op de klassementsambities van Virenque, Lino en de in 1994 aangetrokken extra kopman Luc Leblanc is komen te liggen.

Liefst ziet Roussel dat Van Poppel zich ook voor de drie Fransen wegcijfert en hen in vlakke etappes uit de wind houdt. Sprinten om ritzeges is in de ogen van de ploegleider niet meer dan bijzaak en wordt alleen oogluikend toegestaan als de hoofddoelen niet in gevaar komen. Op hulp binnen de ploeg hoeft de Nederlander dan ook nauwelijks te rekenen. Slechts Michel Vermote, in de jaren ’80 zelf geen onverdienstelijk spurter, en Stephen Hodge willen Van Poppel in de finale van een vlakke etappe best een handje toesteken, maar daar houdt het dan ook mee op. Als Van Poppel in de Vuelta van 1994, die dat jaar voor de laatste maal vóór de Tour op de wedstrijdkalender staat, tot slechts één schamele ritzege komt, weet het sprintkanon van weleer dat dit misschien wel het moment is om zijn plan van aanpak te wijzigen. Aan het begin van het seizoen had een succesvolle ontsnapping met een kopgroep Van Poppel niet alleen ritwinst, maar zelfs de eindzege opgeleverd in de overigens niet bepaald sterk bezette Ster van Bessèges. Voortaan wil de Brabander zijn kansen vaker zoeken in ontsnappingen en dus minder gokken op zijn eindschot.

In de Vuelta had hij, ondanks die ene etappezege, naar zijn smaak veel te vaak het onderspit moeten delven. Mario Cipollini was weliswaar in de eerste de beste massasprint hardhandig op het smeulend hete Spaanse asfalt gekwakt en had moeten opgeven, de afwezigheid van ‘Mooie Mario’ betekende niet dat Van Poppel in de volgende etappes zomaar kon toeslaan. De aftocht van Cipollini was nota bene het gevolg van een merkwaardige manoeuvre van zijn eigen ploeggenoot Adriano Baffi. Die had in volle sprint een binnendoor passerende renner voelen naderen, niet wetende dat het zijn eigen kopman was, en een elleboogje uitgedeeld. Cipollini kon zijn ploeggenoot niet meer ontwijken en reed pardoes het gevaarlijk uitstekende rubberen bierblik van sponsor Aguila in. Nog voor de finish had Baffi omgekeken en de val van zijn ploeggenoot waargenomen, maar bij het passeren van de witte lijn had hij doodleuk zijn linkerarm opgestoken om de dagzege te claimen. Die werd hem door de jury vanzelfsprekend afgenomen en aan runner-up Jalabert toegekend. Ondanks een protest van Baffi’s voltallige ploeg, inclusief de met een hersenschudding naar het ziekenhuis afgevoerde Cipollini. Na twee slapeloze nachten en met een brok schuldgevoel in zijn maag – hij kampte letterlijk met hevige maagklachten – besloot Baffi de Vuelta twee dagen later te verlaten.

De 11

Ook zonder de tegenstand van de twee Italianen had Jean-Paul van Poppel in Spanje de grootste moeite met de turbodijen van sprinters die in zijn hoogtijdagen in de verste verte niet in de buurt van zijn achterwiel zouden kunnen komen. Ángel Edo, Endrio Leoni en met name Laurent Jalabert waren nu echter meermaals te snel voor Van Poppel. Vooral die laatste was nagenoeg onklopbaar in de Vuelta. Jalabert nam niet minder dan zeven ritzeges mee terug naar Frankrijk, waarvan hij er zes in een massaprint behaalde. Zijn geheim? De 11. Zoals Michael Knight zijn pratende auto K.I.T.T. in de televisieserie Knight Rider op ‘turbo boost’ kon zetten, zo schakelde Jalabert op volle snelheid naar een kransje met slechts elf tandjes. Een monsterlijke versnelling, die de meeste renners alleen rond kunnen krijgen op een aflopend wegdek of gesteund door een fors rugwind. Door zijn ‘overdrive’ kon Jalabert het laatste deel van zijn sprint met een verzet van 54×11 rijden, in plaats van een voor sprinters gangbare 53×12. In gewone mensentaal: per pedaalomwenteling legt de Fransman liefst 10,43 meter af. Precies een volle meter meer dan zijn opponenten. Die zagen Jalabert, als gezegd, in liefst zes massasprints voorbij stuiven om nog maar weer een ritzege op te strijken.

Van Poppel beseft onmiddellijk dat hij zonder 11 nog minder kansrijk zal zijn in massale aankomsten. ‘Laat die 11 dan snel op je fiets monteren’, kan een leek denken, maar zo simpel gaat dat halverwege het laatste decennium van de vorige eeuw niet. De kransjes met elf tandjes zijn voor racefietsen niet in de handel verkrijgbaar. De enige mogelijkheid om er toch een te kunnen gebruiken, is die van een mountainbike te halen en er een paar millimeter af te frezen om ‘m passend te maken. Van Poppel zeurt de mecaniciens van zijn Festina-ploeg de oren van het hoofd en daags voor de Tourstart in Lille heeft hij dan eindelijk een 11 op de naaf van zijn achterwiel zitten. Niet als enige trouwens. De euforie over het nieuwverworven extraatje verstomt snel als Van Poppel ontdekt dat hij niet de enige in het peloton is die de noviteit van Laurent Jalabert precies op tijd voor de Tour heeft gekopieerd. Ook Wilfried Nelissen en Johan Capiot hebben opgelet en hun mekaniekers tijdig aan het werk gezet.

Zelfs met een 11 onder zijn kont is alles op de massasprint zetten niet langer de tactiek van Jean-Paul van Poppel na de teleurstellend verlopen Vuelta van 1994. Nu zijn explosiviteit en scherpte minder zijn dan vroeger en zijn Festina-ploeggenoten hem te vaak aan zijn lot overlaten in vlakke slotkilometers, besluit de Nederlander de aanpak van zijn gewezen rivaal Guido Bontempi te kopiëren. Een strijdplan dat al voor de Tour succes had opgeleverd. Op de vijfde dag van de Grand Prix du Midi Libre, om precies te zijn in een iets meer dan negentig kilometer lange ochtendetappe tussen Saint Affrique en Le Vigan, maakte Van Poppel zich in gezelschap van Frans Maassen, Maarten den Bakker en Thierry Laurent los van het peloton. Nederlandse weelde in Zuid-Frankrijk, want al snel werd duidelijk dat zij uit gingen maken wie etappe 4A, zoals die officieel heet, zou winnen. Van Poppel vrat zijn medevluchters aan de finishlijn op als ijsjes op een snikhete zomerdag. Experiment geslaagd en voor herhaling vatbaar. Aanvallen wordt Plan A en als een vluchtpoging niet van de grond komt of mislukt, kan hij altijd nog terugvallen op Plan B en kijken waar zijn sprint en de 11 hem brengen.

Souvenir

Fans, volgers en journalisten die de voorgeschiedenis niet hebben meegekregen, kijken vreemd op als op zondag 3 juli de namen van de eerste drie vluchters van de Tour van 1994 door de Franse regie in witte letters op televisie worden vertoond. Herman Frison, Rob Mulders en… Jean-Paul van Poppel. Vergelijkingen met een voetballer die op een wedstrijddag per ongeluk in de spelersbus van een lager elftal van zijn club is gaan zitten, of met een ambtenaar die abusievelijk in een verkeerde vergadering belandt, worden meesmuilend gemaakt in diverse televisiecommentaren. Wat moet die Van Poppel daar nou in een kopgroep, terwijl er aan het einde van de 234 kilometer lange etappe welhaast zeker middels een massasprint zal worden uitgemaakt wie als winnaar kan worden gehuldigd? Als het trio, na zo’n anderhalf uur voor het peloton uit te hebben gekacheld, op negen kilometer van de finish inderdaad wordt teruggepakt, is Van Poppels Plan A duidelijk mislukt. Desondanks heeft de Nederlander onderweg wel een fraai souvenir veiliggesteld. Op het enige klimmetje van de dag, de Côte de Mons-en-Pévèle, een pukkeltje van vierde categorie, toonde Popeye even kort zijn spierballen aan Frison en Mulders. Niet dat die ook maar enige interesse toonden in de eerste bolletjestrui van 1994 en dus mag Van Poppel het kleinood na de eerste Touretappe komen afhalen op het podium in Armentières. Van een vrolijke ceremonie is die namiddag echter geen sprake op het podium. 1994? Armentières?! Inderdaad! Waar Jean-Paul van Poppel na zijn mislukte ontsnappingspoging besluit niet mee te sprinten, dendert het peloton onder aanvoering van krachtpatsers Djamolidine Abdoujaparov, Olaf Ludwig, Wilfried Nelissen en Laurent Jalabert door de starten van de aankomstplaats als stieren tijdens het jaarlijkse San Fermín Festival in Pamplona. Het verhaal moge verder bekend zijn. Zo niet? Lees vooral de fantastische reconstructie die Wiep Idzenga maakte voor De Muur 33 en anders in dertien woorden samengevat: onoplettende fotograaf, afschuwelijke valpartij, einde Tour voor Nelissen, Jalabert en Gontchenkov, Abdou wint.

De Tour wacht op niemand, om met Mart Smeets te spreken, en dus staan, op de drie onfortuinlijke slachtoffers van de vorige dag na, alle renners maandagochtend gewoon weer aan het vertrek voor een 203,5 kilometer lange etappe tussen Roubaix en kustplaats Boulogne-sur-Mer. Een afstand die lang genoeg is voor de Franse televisiemotards om meermaals haarscherp in beeld te brengen hoe een sprinter een bolletjestrui staat. Interesse om het min of meer bij toeval verworven kleinood te verdedigen heeft Van Poppel niet. Al na een derde van de etappe is duidelijk dat Peter de Clercq het tricot aan het einde van de dag zal overnemen. Het deert de Nederlander niet. Hij is naar Frankrijk gekomen voor dagsuccessen. In eerste instantie zijn Plan A uitvoeren en als dat op niets uitdraait Plan B. Precies zo verloopt het in de laatste tien kilometer naar de Franse kust. Op een stuk licht aflopend wegdek trekt de drager van de bolletjestrui zelf ten aanval, met Mario Chiesa op zijn bagagedrager. Ondanks dat Giuseppe Petito, Phil Anderson en de onvermoeibare Peter de Clercq aansluiten, is de maximale voorsprong van het kwintet nooit meer dan de lengte van een bescheiden dorpsstraatje. Al snel kan Van Poppel Plan A weer in de prullenbak mikken.

Turbo boost

In tegenstelling tot een etmaal eerder is de ontsnappingspoging nu van dusdanig korte duur dat er nog voldoende energie in de benen van Van Poppel zit als hij en zijn vier kompanen zijn teruggepakt. Terwijl de Telekom-trein van Olaf Ludwig het tempo opvoert, sluipt de Nederlander op kousenvoeten weer naar voren in het peloton. Alsof die vreselijke valpartij een dag eerder in Armentières nooit heeft plaatsgevonden, stuift de meute naar de finish. Op de brede Noordwest-Franse boulevard krijgt Van Poppel alle ruimte om rustig op te schuiven naar het wiel van Djamolidine Abdoujaparov. De drager van het groen zit op zijn beurt achter Ludwig, die door ploeggenoot Uwe Raab de laatste hectometers in geloodst wordt. Op driehonderd meter voor de finish, net voor een flauwe bocht naar rechts, is bij Raab de pijp leeg. De oud-ploeggenoot van Van Poppel bij PDM had graag nog wat langer doorgetrokken, maar heeft simpelweg de kracht niet meer. Hij kan niet anders dan de benen stilhouden en hopen dat hij Ludwig niet te vroeg aan diens lot heeft overgelaten. Nieuwsgierig richt Raab zich op om van een steeds groter wordende afstand te zien wat er vooraan gebeurt.

Terwijl Ludwig nog heel even probeert te temporiseren om op het juiste moment zijn eindschot te kunnen lanceren, beweegt Jean-Paul van Poppel zijn vinger naar zijn elektronische schakelsysteem. De sprint is bijna op volle snelheid en nu heeft de Nederlander alle gelegenheid meteen toe te slaan als Ludwig en Abdoujaparov hun versnelling plaatsen. Die komt er op tweehonderd meter van de finish. Ludwig heeft geen andere keus dan de sprint aan te gaan, om te voorkomen dat de afstand tot de aankomst te kort wordt om iemand die uit zijn wiel springt nog in te halen. Zodra de Duitser aanzet, anticipeert de Nederlander. Na een paar pedaalomwentelingen drukt hij, als ware hij de Knight Rider, zijn ‘turbo boost’ in. Soepel en bijna geluidloos glijdt de ketting naar het kransje met de elf tandjes. Precies op het moment dat Van Poppel schakelt, duikt links naast hem een groen-witte gestalte op. Ángel Edo is vanaf de vijftiende positie in het peloton al vroeg aan zijn sprint begonnen en knalt over iedereen heen. Even dreigt Van Poppel ingesloten te raken, maar met een katachtige beweging stuurt hij zijn fiets naar links, kruist achter Edo langs en zet zijn opmars in. De Spanjaard begint topsnelheid te verliezen en is weldra een gemakkelijke prooi voor Van Poppel, die nu elke vezel in zijn lijf aanspreekt om op gelijke hoogte met Ludwig te komen. Ondertussen heeft Abdoujaparov een probleem. Met zijn onverwachte opmars heeft Ángel Edo de Oezbeek ingesloten. Abdou had Ludwig buitenom willen passeren, maar daar zit de Spanjaard nu. De ruimte tussen de Telekom-renner en Edo blijkt te krap. Met een wild armgebaar uit Abdoujaparov zijn frustratie in de richting van de Spanjaard, houdt zijn benen stil en maakt zichzelf direct kansloos voor een tweede ritwinst op rij. Johan Museeuw, Silvio Martinello en François Simon weten dan inmiddels al dat ze voor niet meer dan ondankbare ereplaatsen aan het sprinten zijn. Op een twintigtal meter voor de finish is duidelijk dat het tussen twee renners zal gaan. Ludwig of Van Poppel. De te vroeg op kop gekomen Duitser verliest nog steeds snelheid, terwijl de Nederlander door zijn 11 nu pas op topsnelheid zit. Als twee zwemmers die synchroon onder water duiken, zetten de twee kemphanen precies tegelijk hun allesbeslissende ‘jump’ in. Met het blote oog is niet te zien wie de winnaar is.

Een sprinter weet bijna altijd of-ie gewonnen, zelfs als het verschil niet meer dan enkele millimeters is. Maar Van Poppel durft niet te juichen. Een onbestemd gevoel van twijfel sluipt meteen na het passeren van de finishlijn in het vermoeide rennerslijf. Voor even dan. En bovenal, ten onrechte. Als enkele minuten later de verlossende fotofinish uitsluitsel brengt, steekt de uittredend leider van het bergklassement alsnog beide armen hoog in de lucht. Opnieuw mag hij het erepodium op en ditmaal niet voor bijvangst, maar voor een vette vis. Een sprinter die als aanvaller wil winnen en dan in de bolletjestrui toch zegeviert in een massasprint. Jean-Paul van Poppel flikt het. Dankzij een sterk staaltje positioneren en tactisch inzicht. En dankzij de 11; een fraai stukje huisvlijt dat goud waard blijkt.

 

Een samenvatting van de tweede Touretappe in 1994 is hier te bekijken: https://www.youtube.com/watch?v=GuIQLwkF1x8

Vincent de Lijser