Toen ik jou de roze tearoom langzaam binnenschrijden zag,
met je kaalgevreten bontjas en je arrogante lach,
een afschuwelijk beeld van honger en ellende,
vroeg ik me af hoe ik jou in ’s hemelsnaam herkende.
Maar toen iedereen jou nakeek met een blik van oh-la-la,
dat moet vroeger iets geweest zijn van comme ça en ga maar na,
en de ober zelfs een buiging voor je maakte,
toen voelde ik dat mijn verbittering ontwaakte.
En terwijl je stilstond bij ’t gebak,
was ik die jongen weer wiens jongenshart jij brak.
Je hebt me belazerd, je hebt me bedonderd,
en wat me nu na al die jaren nog verwondert,
dat ik dat nooit vergeten zal al word ik honderd.
Je hebt me belazerd, je hebt me bedonderd.
(…)
De tekst gaat over een rendez-vous tussen twee voormalige minnaars, waarbij de vrouw de man bedroog (“Je hield me steeds met je belofte aan het lijntje, tot ik plotseling ontdekte dat jij wel twintig and’re tearoom-lovers had”). Het glorieuze einde van man bestaat erin dat hij de ober roept en de vrouw, die hem eerst smeekt om geld omdat ze geen cent meer heeft, alles laat betalen.
Misschien moet je er een beetje overgevoelig voor zijn om het te kunnen zien (bijvoorbeeld door het gapende zwarte gat dat ons allen sinds maandag aanstaart), maar met wat fantasie doet dit lied sterk denken aan het huidige wielrennen. Het kwam de winter uit als de vrouw in dit lied: met een kaalgevreten bontjas om de schouders, als vergane glorie, er was niks meer van over. Voor een deel was daar ook de arrogante lach: de generatie van nu wilde dat we niet meer omkeken en ons op het heden en de toekomst concentreerden. Ze waren klaar met ‘dat dopinggezeur’. Maar dat was veel te makkelijk gedacht, want vele wielerharten waren toch behoorlijk gebroken. Hoe konden wij nou zomaar vergeten wat er allemaal gebeurd was? En wie garandeerde ons dat deze generatie niet weer in de val van hun voorgangers zouden trappen? De Tour werd kritischer gevolgd dan ooit tevoren. Niks vergeven en vergeten, nee, júist terugkijken en met die kennis en met argusogen deze Tour volgen, dat was wat de wereld deed. Tenminste, toen hij net begonnen was.
De Tour zoals die op onze televisieschermen binnenkwam was een als een tango, een gepassioneerd gevecht van drie weken. Misschien niet eens vol emotie, de winnaar bijvoorbeeld hield de deur wat dat betreft op z’n Brits stevig op slot, maar wel een Tour de schreeuwde, smeekte om gezien te worden en geliefd te zijn. Aanbid mij weer, schreeuwde de wielersport. Kijk dan hoe ik mijn best doe om jullie harten weer te blixum veroveren! Ik geef jullie spannende sprints, hoge bergen, dappere vluchtpogingen, kleurrijke renners met een verhaal, Avondetappes en Dalida’s, hilariteit en drama. Heeft dat dan helemaal geen enkele zin?
Ja, dat had het. Het was alsof de Tour populairder was dan ooit, juist in een jaar waarin verwacht werd dat er een enorme daling in de kijkcijfers zou zijn. Niets van dat alles. De Nederlanders werden terecht bejubeld, en natuurlijk kwam het vooral door Bau & Lau dat iedereen opeens weer enthousiast werd. Zo chauvinistisch zijn we dan ook wel weer. Maar ach, wat geeft het. Er was weer ongebreideld enthousiasme en plezier, en dat was lang geleden. Iedereen genoot van een spannende Tour met Nederlands succes, met de waaieretappe als hoogtepunt. Wat een genot. Maar zoals het een echte tango betaamt was er naast aantrekken ook plaats voor afstoten. Journalisten doken als aasgieren bovenop Chris Froome, en ze lieten hem niet meer los. Verdedigen moest hij zich, geheel tegen zijn zin.
‘Als’ is een rotwoord in de sport, en zeker in het wielrennen. Maar als, als, als deze generatie doet wat ze min of meer belooft (ik zeg niet dat ze het doen en ik zeg niet dat ze het niet doen), dan was deze Tour misschien wel het beste antwoord dat het wielrennen kon geven. Toen Chris Froome op het podium verklaarde dat dit wat hem betreft ook een schoon antwoord was (‘this yellow jersey will stand the test of time’), wilde ik dat liever dan wat dan ook geloven, en ik merkte dat ik niet de enige was. Maar dat gaat niet zomaar, Chris. We zijn belazerd en bedonderd, en dat kunnen we niet zomaar vergeten, misschien wel in geen honderd jaar. Bijna niemand durft zijn hand nog voor iemand in het vuur te steken, veel te bang om die over een tijdje alsnog lelijk te verbranden. Echter, als er een ding gebleken is, is dat het merendeel van ons nog veel te veel van wielrennen houdt om de wielrenners die ons elke dag een smakelijk gebakje voorschotelden aan het einde de rekening laten te betalen. Het moet een geruststellende gedachte zijn voor de heren renners. En ik hoop echt, echt, echt (de wielerromanticus in mij is gelukkig blijven zitten waar’ie zat), dat de woorden van Froome de tand des tijds ook zullen doorstaan. Dan maar naïef.
- Vallen, opstaan, doorgaan - 27/07/2014
- Tour de Tango: aantrekken en afstoten - 25/07/2013
- En in Zuidhorn bleef alles zoals het was - 14/07/2013