Gisteren en vandaag zijn er talloze verhalen geschreven over Tom Dumoulin. Terecht, want een tweede plaats in het grootste wielerevenement ter wereld mag je een topprestatie noemen. Bovendien was het alweer 28 jaar dat een Nederlander het eindpodium van de Tour wist te halen. Tel uit je winst.
Maar ik wil het nu graag over die andere Nederlander in de top 5 hebben: Steven Kruijswijk. In de Giro van 2016 leek hij door de boter te trappen. In de bergen reed hij zoals Geraint Thomas in deze Tour: aanvallen kon hij ogenschijnlijk met speels gemak pareren en als hij nog wat overhad gebruikte hij dat om zijn concurrenten (vooral Nibali en Chaves) nog wat extra pijn te doen en tijd aan te smeren.
Een paar dagen voor het einde van de Giro begonnen we er allemaal al in te geloven. Steven zelf vermoedelijk ook. Tot dat fatale moment waarop hij de sneeuwmuur invloog in de afdaling van de Agnello. Aan dat moment zal Kruijswijk zelf nog menig doorwaakte nacht hebben gedacht. Zeker toen het in de grote rondes daarna steeds tegenzat. In de Vuelta van 2016 kwam hij ongelukkig ten val en brak hij zijn sleutelbeen, in de Giro van 2017 moest hij in de laatste week opgeven wegens ziekte en in de Vuelta van datzelfde jaar werd hij 9e, na een matige eerste week.
Dat Tom Dumoulin een jaar na Kruijswijks crash in de sneeuw de Giro als eerste Nederlander winnend afsloot, zal een extra dreun zijn geweest voor de Brabander. Ik kan me alleen maar een vage voorstelling maken van hoe Kruijswijk zich voelde in die dagen.
Zelf had ik vooraf geen al te hoge verwachtingen van Kruijswijks Tour dit jaar, ook al kondigde hij met enige branie aan dat hij voor een top 5-notering ging. Maar Kruijswijk deed er dit jaar alles aan om mijn scepsis te logenstraffen. Niet alleen reed hij ijzersterk, het zat ook eens een keer gewoon mee. Dankzij zijn sterke ploeg, met Roglic als bliksemafleider en Gesink en Tolhoek als luxeknechten in het gebergte, kon Kruijswijk naar hartenlust aanvallen. Met als hoogtepunt natuurlijk de etappe naar Alpe d’Huez. Hij kon het dan wel niet afmaken, Kruijswijk veroverde daar sowieso de harten van de wielerliefhebber met een indrukwekkende solo.
In de derde Tourweek – traditioneel zijn favoriete week – hield Kruijswijk moeiteloos stand en dankzij een prima tijdrit pakte hij die top 5-notering die hij vooraf had aangekondigd. In de slipstream van Dumoulin loste Kruijswijk daarmee een belofte in. In de eerste plaats een belofte aan zichzelf. Zie je wel, ik kan het nog. Maar ook een belofte aan ons, de wielerkijkers die in het voorjaar van 2016 de contouren zagen van een renner die was voorbestemd om mee te spelen om de zege in een grote ronde.
Hij zal over een maand met een pak zelfvertrouwen afreizen naar de Vuelta. ‘We gaan eerst eens zien hoe ik me dan voel en dan bekijken met wat voor doelstelling ik naar Spanje ga’,’ zei Kruijswijk tegen de NOS. Wat die doelstelling ook wordt, Kruijswijk heeft zichzelf weer gevonden. Hij trapt weer door de boter. En dat kan alleen maar meer moois opleveren de komende jaren.