Wat een heerlijke Vuelta hebben we voorgeschoteld gekregen. Mooie beelden, veel spektakel en een klassement waarbij er tot de een na laatste dag nog geen winnaar vaststond. Zo mooi zagen we ze de afgelopen jaren niet. Het gedoe rond Armstrong en de ontslagen Rabobankmedewerkers laten we hier even buiten beeld, want na alle zure berichtgeving zouden we bijna vergeten dat we de leukste grote ronde sinds jaren hebben gezien.
Na de Eneco Tour was het voor mij al duidelijk, of meer een stille hoop, dat Contador de Vuelta zou winnen. Hij maakte zijn rentree in een koers die niet echt bij hem past , testte het peloton en had de eerste koerskilometers sinds begin februari (Trofeo Palma) weer in de benen. Hij oogde goed, fris en heeft de afgelopen weken eens te meer laten zien wie de beste ronderenner van de afgelopen zes jaar is. Vaak zat ik op het puntje van mijn stoel en meer dan eens liet hij me in de waan dat Purito de ronde zou binnenharken. Het tegendeel bleek waar: Contador won zijn tweede Ronde van Spanje. Een immense prestatie, waarbij je je even moet bedenken hoe vaak en lang hij in zijn eentje getraind heeft om dit te bereiken.
De Spanjaard is nooit iemand geweest die graag in groepen traint en de voorbereiding op deze Ronde van Spanje was daar geen uitzondering op. Achter de brommer de bergen door om het wedstrijdtempo te simuleren, zo ging hij te werk. Mentaal voor veel renners te zwaar, maar de tweevoudig Tourwinnaar zocht zijn uitersten opnieuw op.
Contador was de onbetwiste smaakmaker. Hij leek naast Valverde de enige die Rodriguez van repliek kon dienen maar zag zijn ontsnappingspogingen vaak vlak voor de finish falen. In de zeventiende etappe was het wel raak en stelde hij zijn Rode Trui veilig. Doordat El Pistolero de show stal, met een onmiskenbare bijrol voor Rodriguez en Valverde, zouden we bijna vergeten dat de Nederlanders het ook niet onverdienstelijk gedaan hebben. Want wat hebben de Vuelta van 1967, de Giro van 1988 en de Tour van 1989 met elkaar gemeen? Weinig zou je zeggen.
Dat waren de jaren dat er voor het laatst twee Nederlandse renners in de betreffende ronde in de top tien eindigden. Het is dus 23 jaar geleden dat de prestatie van Robert Gesink (zesde) en Laurens ten Dam (achtste) geëvenaard werd. Dat is op zijn minst knap te noemen.
Van Gesink konden we het weten. Na een teleurstellende Tour was hij uit op revanche en gezien zijn eerdere prestaties in de Vuelta leek dat niet ondenkbaar. Hij werd er respectievelijk zevende (2008) en zesde (2009). Zijn achterstand bleef altijd binnen de marge en hij wist in de twaalfde etappe zelfs vierde te worden achter de uiteindelijke top drie. Het kan niet anders of die zure nasmaak van de Tour is een klein beetje zoeter geworden.
Dat houdt-ie vol tot de eerste of tweede bergrit, daarna zakt ie weer een stukje naar beneden zoals altijd. Dit dacht ik – en met mij vele anderen – toen Ten Dam de top tien binnendrong na de vierde etappe. Hij zakte daarna weer een paar plaatsen maar stond vanaf de achtste etappe steevast bij de bovenste tien en klom uiteindelijk zelfs naar een achtste plaats. Met een Tour in de benen, een zevende plaats in de vierde etappe en wat toptien-noteringen heeft Ten Dam zijn beste klassement ooit in een grote ronde gereden.
Vorig jaar was Rabobank natuurlijk ook al succesvol in Spanje. Mollema bracht de groene trui mee naar huis en eindigde als vierde in het eindklassement, maar twee Nederlanders in de top tien is in mijn ogen net even mooier. Zeker gezien de kritiek die Rabobank (en met name Gesink) de afgelopen jaren te verduren kreeg.
Laten we bij deze trots zijn op deze prestatie en de afgunst en vooroordelen waar we vaak zoveel van hebben in dit land – en in de wielersport – opzij zetten. Opdat we niet weer 23 jaar hoeven te wachten voor we twee Nederlanders in de top tien van een grote ronde zien. Ik kan er in ieder geval makkelijk aan wennen.
- Recensie: Tank – Ralph Blijlevens en Bram Tankink - 26/11/2018
- Het NK Veldrijden 2015 in foto’s - 12/01/2015
- Wilco Kelderman Bestaat Niet - 12/12/2014