Nostalgia rules the waves. Elk jaar tijg ik nog eens naar zo’n Brabants kermiskoerske. Naar Steensel- Stìnsel zeggen ze daar- om precies te zijn. Een van de weinige criteriums waar nog wát volk op af komt. Het is nog immer hetzelfde rondje als pakweg veertig jaar geleden. En wie het eerst over de meet komt heeft gewonnen. Ook nog altijd. Maar er zit sleet op. Het is niet meer het rondje van Jan Willem Roy. Of, waarvan jouw startkaart retour kwam. “Vol”stond er dan kort en krachtig op. Ze hadden er in mijn herinnering zelfs een stempel voor.
Een paar handenvol amateurs (zo noem ik ze nog altijd), met wat gesjeesde continentals en als toeschouwers voornamelijk locals, die er nog wel in geloven. Dat is het wel.
De Heer Tinus Hermans
En op de meet staat al lang niet meer die platte wagen met een krakkemikkige -open air- constructie van zeildoek. Nee, de jury zit -gestropdast en wel- in een comfortabele bus. Van alle gemakken voorzien. En aan die bus hangt een flatscreen. Als digitaal rondebord. De nieuwe tijd, net wat u zegt.
Nog zie ik Tinus Hermans op de jurywagen zitten. Die platte dus. Met een kekke witte zomerpet op. Om de bordjes te verhangen. Triplex, eigenhandig gezaagd en beschilderd; eerlijke huisvlijt. Vóór op het programmaboekje stond dan bij de jurysamenstelling: “Dhr. M. Hermans, rondenverificateur”. Soms zelfs “rondencommissaris”. Een commissariaat waar een figuur als Wim Kok nog zijn vingers aan af gelikt zou hebben, dunkt mij.
Tinus was de punctualiteit zelve. Als PTT-er was hij dat ook aan zijn stand verplicht. Vanuit die hoedanigheid had hij ook de verantwoordelijkheid voor het clubblad van de R&TC Wilhemina. Het logistieke gedeelte dan, het literaire was ons domein. Zo’n dubbelfunctie als club- en postman heet tegenwoordig ‘mogelijke belangenverstrengeling’ , toen “waar dae gewoon heul hèndig qua porti en zù”.
Na zijn vijfenzestigste had Tinus nog een jaar doorgewerkt om zijn gouden dienstjubileum te kunnen vieren. Wel, na speciale dispensatie van de Directeur-Generaal der Posterijen. In de nog pas zo kort geleden gevoerde AOW-discussie zou de Heer Tinus Hermans als rolmodel in Den Haag op een schild zijn rondgedragen.
Maar in de koers kon je er op rekenen dat je met Tinus aan de bordjes geen ronde teveel hoefde te rijden.
De délégué van de BWB
Nee, ik zie ze nog zitten “schrijven” die jury’s van destijds. In regen en wind. Met een balpen die natuurlijk in die nattigheid dienst weigerde. Niks geen camera’s en transponders, maar puur handwerk. En als ze eens iemand over het hoofd zagen, waren de rapen gaar. “Ze kenne d’r hier ok gin mieter van. In Bels stoa d’n délégué op unne stoel en schrijft ze allemoal mi un balpen op d’n binnekant van zunnen errum”. Dat die délégué, die volgens dezelfde -nogal straffe- berichtgeving ook altijd “halfzat waar”, er maar een stuk of zes, zeven had werd er niet bij verteld. De rest stond dan als ex aequo geklasseerd. Makkelijk zat.
The United Killdom
Het was in die dagen dat het zomaar ineens allemaal crescendo ging. De bestedingsbeperking van vadertje Drees lag achter ons, de lonen explodeerden en de welvaart lonkte. De halve haan werd zowat het symbool van de verheffing der arbeidersklasse. De culinaire pendant van het Opel Kadettje, zeg maar. In cafetaria “Bon Appetit” met zijn formica tafeltjes was dat de ultieme traktatie na een zondagavondje in café “De Sportvriend”. Op de jukebox draaiden we dan ter afsluiting nog gauw “Under Assistant West Coast Promotion Man” van de Rolling Stones. Luttele uren vóór another blue monday op kantoor. Als een soort opmaat voor onze toekomstige glansvolle carrière.
Hij had de tekenen des tijds goed begrepen, die slager waar we ons mochten omkleden voor de koers. Dit keer geen gammel schuurtje maar een supercleane ruimte. Tot aan het plafond betegeld. Met warm stromend water. Pure luxe. Onze slachter in Stiphout had wel in het snotje waar het naar toe ging in Nederland-consumptieland. Achter zijn winkel had hij een kippenslachtlijn opgezet. Kleinschalig, maar toch heel professioneel. Op de maagdelijk witte tegels had iemand met een zwarte viltstift geschreven: “The United Killdom”. Het vloekte een beetje die tekst. De ruimte had een zekere sereniteit, zo op zondagmiddag zonder kiepe. Eerlijk is eerlijk. Het stemde ook niet echt vrolijk net voor de koers met de wetenschap dat je weer vele doden ging sterven. Zoals elke wedstrijd opnieuw. Nee dan verging het die haantjes beter. In één keer het nekkie af.
Oh ja, de viltstift ook weer zoiets moderns. Met zo’n soepel schrijftuig zou zelfs een Belse délégué er nog wel een stuk of twee meer hebben kunnen neerkalken.
LEMPKES
Piet was er ook bij in het Verenigd Moord-Rijk. Onder het omkleden leek het wel of hij aan het schijnboksen was om zich op te warmen. Dat deed hij wel vaker. Maar deze keer lag het anders. “Godverdomme, nondedjuu”, zei Piet, “ik pis in mijn broek van de pijn. Ik heb het fijt in mijn vinger en dat doet me toch zeer, niet om te hebben”. Nou had Piet Boerdonk uit Oss een hoge pijndrempel. Als voormalig bokskampioen van Zuid-Nederland had hij alle hoeken van de ring al gezien. Piet wist als geen ander wat incasseren was.
Intussen had Piet een rol Stophoest uit zijn tas getoverd. Hij brak die doormidden, haalde de wikkel eraf deed de babbeltjes in de achterzak van zijn trui. “Zo een paar snuupkes veur onderwege”, sprak Piet. We keken elkaar eens aan; hoezo voor onderweg? Als hij geluk had en voorop mocht starten bleef ie tien rondjes in het peloton. De week erop, achteraan vertrokken, hooguit de helft. Piet’s probleem waren namelijk de bochten. Die nam hij vierkant. En met minimaal een stuk of zes per rondje is dat natuurlijk absolutely killing. Maar een beetje fijt of wat klotebochten vermochten de moraal van Piet niet breken. Piet moest en zou renner worden. Trouw stond hij elke week weer aan het vertrek. Volgend jaar, ja volgend jaar zou het zeker gaan lukken. Hard trainen in de winter, na het werk met de lempkes op de fiets. Maar had ie die klotelampjes wel erop of waren de batterijen weer eens leeg. Niemand die het nog kan vertellen. Piet werd op een stikdonkere kille winteravond door een auto geschept op de Midden-Peelweg. Een triester en meer troosteloos decor is nauwelijks voorstelbaar. Piet moest aan Gene Zijde een rugnummer gaan afhalen.
Vulders, Gisbers & Sanders
Ze zijn er nog wel hoor. De trouwe klanten van de koers. Mannen die rondkuieren bij die rondjes rond kerk en kroeg. Vaste waardes, al is het een uitstervend ras. Door hun decennialange aanwezigheid zijn het een soort ervaringsdeskundigen geworden. Min of meer wijze mannen, altijd bereid tot het geven van een goed advies.
Ze zijn van alle tijden. Een gaaf voorbeeld daarvan uit de zestiger jaren bijvoorbeeld was ene Cas Vulders uit St. Oedenrode. Cas kwam met de brommert naar de wedstrijd en sjokte -in mijn herinnering- met zijn lange leren jas aan, de hele zondagmiddag langs het parcours. Onderwijl gestaag pelpindas van de “Pindakoning” kauwend. Eigenlijk waren die pindas van de Pindakoningin, de weduwe van Rooij, want de Koning zelf had al enige tijd het tijdelijke met het eeuwige verwisseld. Van een pindarotsje gevallen beweerden kwade tongen.
Ik zie het nog zo voor me: de ronde van Mierlo in pakweg 1963. Cas onderbreekt zijn schommelende gang. Hij wordt staande gehouden door de nieuweling Leo van Schalen (jawel, de vader van ex-prof Paul) die net zijn wedstrijd erop heeft zitten. Volop leergierig: “Cas, vandaag had ik veel last van braakneigingen onder de koers. Hoe komt dat?” Zonder aarzeling antwoordt onze goeroe: “Jongen, dat komt vanwege de rijwind. Die geeft druk op de maag. Doe voortaan maar een krant onder je trui en dan zul je zien dat het over is”. Eenvoud als kenmerk van het ware. Dat je van de pure inspanning moet kokhalzen hadden Cas noch Leo toen ooit bevroed.
Toch bleef Cas gezag houden en werd zelfs ploegleider van de net opgerichte Jan van Erp-ploeg (inclusief drie dames). Overigens alras overvleugeld door Jan Gisbers. Die zich heel veel later, op zijn beurt, bij PDM omringd wist met een complete ploeg kotsende coureurs. Maar Jan wist toen al heel goed, dat de krant van gisteren echt niet helpt tegen misselijkheid. Even zo goed als ploegdokter Wim Sanders, die als nieuweling-renner in Nuenen zelfs nog ooit negen plaatsen op onze Leo moest toegeven. Vulders, Gisbers & Sanders. Het klinkt als een advocatencollectief voor duistere zaakjes.
De Wilde Bond
Toch nog even terug naar die ronde van Mierlo waar Cas Vulders jonge veelbelovende rennertjes van hun braakneigingen probeerde te verlossen. Een valpartij tijdens de amateur-koers. De dwingende stem van de microfonist dirigeert de EHBO naar de plek des onheils.
Het lijkt nog wel mee te vallen. Maar dan ontrolt zich een opmerkelijk tafereeltje. Op het wedstrijdparcours, waar alleen de pindaventer en programmaverkoper zijn toegelaten, loopt een supporter met op zijn nek een totaal verkreukelde fiets. Drie passen daarachter een strompelende renner, overdekt met schaaf- en snijwonden. Zijn rennerstenue hangt in rafels langs zijn lijf. Als bedelaars trekken ze langs het publiek voor een bijdrage in de geleden schade. Eigenlijk mag het helemaal niet maar ook na sommering “jegens de jury” blijven de renner – ene Gerrit Smulders uit Gerwen- en zijn standvastige supporter volharden in hun bedeltocht. In het publiek wordt achter de hand gefluisterd dat Smulders net is overgekomen van de wilde bond en “daar doen ze dat altijd zo”.
Gerrit (tegenwoordig Geert; sounds more businesslike) Smulders was inderdaad net over van de RKNWF, oftewel de “wilden bond”. Hij had geen cent te makken want in Gerwen had hij weinig supporters. Het dorp had meer op met ene Christ van Issum. Maar aan die ene supporter die in Mierlo voor hem uitliep én zijn vechtersmentaliteit had Gerrit genoeg. Een van zijn eerste wedstrijden bij de KNWU was de loodzware Omloop der Kempen. De godganse dag in regen en wind. Als een verzopen kat, de met slijk volgezogen wollen trui uitgezakt tot zowat op het achterwiel. “Ut Smulderke” deed de koers wel uit en reed nog prijs ook.
Heel lang heeft Gerrit het niet uitgehouden aan het wedstrijdfront. De fakkel werd destijds door hem overgedragen aan zijn zus Truus, die als een van de eerste dameslicentiehouders zelfs de familienaam hoog mocht houden op het wereldkampioenschap.
Gerrit en Truuske: lang geleden allemaal, rijp voor het theater van het sentiment.
Het Verenigd IJzer Rijk
En zie ze waren er weer. In Steensel. De straffe mannen van weleer. Op een nazinderende zomeravond. Met toen nog volop ambiance. Inmiddels toch zeker wel een jaar of tien geleden.
Leo van Schalen keek toe hoe zijn zoons het ervan af brachten. En vader Jan van Pelt zag dat criteriumkoning Jürgen dit keer de eer moest laten aan Kenny van Hummel; later ons nationale knuffelbeertje. Maar wie er ook langs de kant stond, was Gerritje Smulders! Met de racefiets nog wel. Een echte Colnago met een tijdritstuur. Hij hing relaxed met de ellebogen op het zadel en overschouwde het strijdtoneel. De bovenbuis dienend als steunpunt voor zijn welvaartsbuikje. Niet zo heel veel veranderd, behalve dan dat Gerrit echt niet meer met de pet hoeft rond te gaan. Hij is in zaken gegaan, met niks begonnen en met keihard buffelen inmiddels veelvoudig miljonair geworden. Managing director van The Smulders Group, een conglomeraat van staalconstructiebedrijven. Een regelrecht imperium: Het Verenigd IJzer Rijk. En daarbij trekt ie inmiddels ook nog al een hele tijd van Drees. Financieel heeft hij zijn concurrenten van toen er allemaal afgereden.
Time is on my side
Piet Boerdonk kon er natuurlijk niet bij zijn. Maar die keek vanuit het zwerk toe. Misschien samen met Heintje de Kleyn. Die andere renner van wielerclub De Komeet uit Oss, die -even na Piet- door O.L. Heer op de dijk in Schaijk van een motorkap werd geplukt. Nog in zijn koerskleren had hij zich aan de hemelpoort moeten melden. Heintje en Piet, samen op een wolk, ex aequo zogezegd. Alleen zij twee, eigenlijk wel een beetje blue & lonesome. Tegen indringers brulde Piet: hey you get off of my cloud. Maar dan in onvervalst Brabants. Nee, fijnbesnaard is ie nooit geweest.
De afterparty in Steensel was toen ook in stijl. Een zwoele zomeravond met bier,veel bier en een Franse(!) Rolling Stones-coverband op het podium. Het publiek was navenant. Toen die Fransozen “Time is on my side” inzetten ben ik ‘m maar heel gauw genokt.
Gerritje was toen allang vertrokken, want die moest de volgende ochtend alweer om zeven uur hoogstpersoonlijk -met het broodtrommeltje onder de snelbinder- de poorten van het Verenigd IJzer Rijk open zetten. Tot op de dag van vandaag zelfs. De man van staal (75) weet van geen ophouden !
- Peter en de treurktukker - 07/03/2023
- Een koffietje doen - 26/01/2021
- Gianni Savio: amore & vita - 03/11/2020
Geef een reactie