Moskou. 1989. De 17-jarige Léon van Bon (1972) slentert samen met ploeggenoot Jeroen Hermes rond de piste waar het WK baanwielrennen voor junioren wordt gehouden. Hij maakt deel uit van de nationale juniorenploeg van Egon van Kessel, die naast champignons ook wielertalenten kweekt. Van Bon staat aan het begin van zijn carrière. Hij weet dat hij goed kan rijden. Op de baan en op de weg. Tot waar hij met zijn talent kan reiken weet hij nog lang niet. Van Bon heeft een camera in z’n hand. Zojuist gekocht van een Russisch jochie die hem te koop aanbood in de trappengalerij van het stadion. Zijn eerste camera. Een Zenit.

Raalte. 25 jaar later. Ik zit aan tafel met de inmiddels ex-wielrenner: hij is in 2013 officieel gestopt. Zijn Canon ligt binnen handbereik. Tientallen perskaarten hangen om het stopcontact schuin achter hem. De tijd heeft hem inmiddels geleerd waar zijn limiet als renner lag. „Als renner wist ik dat ik op Alpe d’Huez nooit zou kunnen winnen. Tijdens de koers loop je tegen je eigen fysieke beperkingen op en daar had ik vrede mee”. Hij kijkt dan ook tevreden terug op zijn wielercarrière. „Een renner zoals ik krijgt maar een paar kansen. Het is me niet altijd gelukt om die te pakken, maar wel vaak”. Mooie overwinningen zoals zilver in de puntenkoers op de olympische spelen in Barcelona (1992), een podiumplek tijdens het WK op de weg van 1997 in San Sebastian, de eindoverwinning in de ronde van Nederland, twee touretappes en winst in de HEW Classic Hamburg, vormen de kroon op een kleurrijke wielerloopbaan. Waar de grens voor hem binnen zijn huidige vak ligt, die van fotograaf, weet hij niet. ”Ik ben kritisch en betrap me erop dat ik eigenlijk nooit helemaal tevreden ben over een beeld. Al probeer ik nu om dat wat om te draaien. Ik ben aan het leren dat het gaat om de foto’s die wel lukken”.

Het begon dus met de Zenit. Die camera van bedenkelijke Russische makelij, waarmee de jonge Léon buiten het koersen om wat ging experimenteren. „Ik weet nog dat ik met die camera zo’n 30 detailfoto’s maakte. Fragmenten van een platenhoes van Lenny Kravitz. Mama Said, geloof ik. Minutieus werk. Met een statief en een lens met verlengstukken. Ik maakte van al die uitvergrotingen uiteindelijk één grote poster”. Een poster die, onbedoeld, nogal wat kleurverschil had. „Dat gaf een mooi effect”.

Met dergelijke vingeroefeningen kreeg Léon steeds meer greep op het fotograferen. Maar het bleef een bijzaak. De focus bleef vooral op het wielrennen gericht. Wat uiteindelijk tot 14 volle plakboeken over zijn wielerloopbaan heeft geleid, bijgehouden door zijn ouders. Die hadden trouwens niet zoveel met fotograferen. Zo nu en dan schoten ze een polaroidfoto, met zo’n lompe, witte camera. Meer niet.

In 1994 stopt Léon voor langere tijd met het fotograferen. „Ik kreeg toen mijn eerste contract als prof, bij de Novellploeg (de voorloper van de Rabobankploeg) en kwam in dienst van Jan Raas. Tegenwoordig is het met Facebook en Twitter misschien wat anders, maar in die tijd was het not done om als professioneel wielrenner een camera mee te nemen. Dat probeerde je echt niet. Raas zou je dan gelijk je koffers laten pakken en je naar huis sturen. Zoiets werd als teken gezien dat je niet serieus met je sport bezig was.” In 2011 merkte Van Bon, die vanaf 2009 de camera weer ging hanteren, dat het nog steeds niet bon ton was om fotografie en wielrennen te combineren. „Tijdens de 6-daagse van Rotterdam was ik tussen m’n wedstrijden door wat foto’s aan het nemen. Het blad Wielerland pakte dat op en vroeg me om een serie te maken. De zesdaagse van binnenuit bekeken. Maar dat werd niet getolereerd. Op de 2e dag had ik Frank Boelee al aan de lijn, de grote baas van de zesdaagse, die zich afvroeg waar ik in godsnaam mee bezig was…of ik niet wat serieuzer met m’n vak als renner bezig moest zijn?! Die fotoreportage is er dus nooit gekomen. Zij, de organisatoren, zijn machtiger dan ik ben…”

De renner Van Bon combineerde zijn talent in het hardrijden met koersinzicht, concentratie, koelbloedigheid en wilskracht. „Hij die het beste tegen pijn kan, wint”, tekende schrijver Bas Steman uit z’n mond op.

In 1998, wanneer hij ondermeer met Jens Voigt mee zit in een ontsnapping tijdens een touretappe, betaalt zich dat uit. „Ik was me er erg van bewust dat een renner zoals ik niet vaak in de mogelijkheid komt om een touretappe te winnen. Dan weet je ook wel, dat wanneer je een keer in zo’n positie zit, je ook wel moet winnen, eigenlijk (lacht).” De manier waarop ziet er koelbloedig uit. Van Bon dringt twee van zijn medevluchters, Voigt en Massimiliano Lelli, de koppositie op. Hij blijft in hun wiel zitten ook als ze vertragen. „In die laatste kilometer stonden we bijna stil voor mijn gevoel, een surplace”. Met een trefzeker ingezette eindsprint rond hij het vervolgens perfect af en schrijft daarmee de etappe naar Pau op zijn naam. Enkele tellen later rolt Erik Zabel al langszij: hij wint de sprint van het peloton, maar komt een fractie te laat voor de etappewinst. „Ik kwam toen over als een hele koele kikker, maar dat ’t op hol geslagen peloton er zo kort achter zat, wist ik helemaal niet. Adri van Houwelingen, de ploegleider op dat moment, heeft me dat tijdens die finale nooit verteld…!”

De fotograaf Van Bon is constant op zoek naar dat ene unieke beeld. Een mooi compositie waarin de emotie van het moment perfect in beeld wordt gebracht zodat de kijker meteen geraakt wordt.

Foto: Leon van Bon

Foto: Leon van Bon

In die zin vindt de fotograaf Van Bon de wielrenner Van Bon niet zo fotogeniek. „Ik vind mezelf eigenlijk een klein propje dat op de fiets zit. Vrij gedrongen. Best stevig qua bouw. Zware benen. Meer een sprinter dan een ranke klimmer om te zien. Er valt ook weinig emotie te zien. Gereserveerd. Niet uitbundig. Voor de foto vind ik dat niet mooi. Het zegt wel veel over hoe ik als renner was. Serieus. Altijd met de koers bezig”.

Als fotograaf is hij kritischer op zichzelf dan dat hij als wielrenner was. „Misschien omdat ik nog moet uitvinden waar m’n grenzen als fotograaf liggen: ik moet mijn beperkingen nog leren kennen. Ik kijk nu vooral nog naar wat er beter kan. Ik kan er echt van balen als een foto niet lukt…!

Ik kan beter tevreden zijn met de foto’s die wel lukken. Uiteindelijk draait het toch om die 2 of 3 goede foto’s. De rest doet er niet toe. In die zin lijkt het op sport. Je krijgt maar een paar kansen en die moet je pakken…!”

„Als renner wilde ik winnen, als fotograaf wil ik een speciaal moment op de best mogelijke manier vastleggen. Ik wil het vooral ook anders doen”. De eigenzinnigheid die hem als renner kenmerkte, blijft een drijfveer voor hem als fotograaf. „Dat doe ik door niet bij die twintig andere fotografen bij de finish te gaan staan, maar door bijvoorbeeld een renner juist na de finish vast te leggen. De kans is groter dat ik dan meer emotie in een beeld vang. Maar het risico dat ik met niks terugkom, is ook hoog”. Het liefst steekt Léon van Bon veel tijd en aandacht in een foto. „Ik moet soms tegen mezelf zeggen stop ermee, dit beeld is goed genoeg. Hier moet ik tevreden mee zijn. Anders zou ik als maar door kunnen gaan”.

Van Bon toont een aantal van zijn foto’s.

Een close-up van Cavendish. recht in z’n face. Nog nahijgend. Kort na een ritwinst. Zijn ogen, omringt door een groene koersbril, fel, vol adrenaline en testosteron. Zijn hand daar boven. Vol in beeld gebracht. Dreigend. Donker. Afwerend, naar de opdringerige journalisten.

Foto: Leon van Bon

Foto: Leon van Bon

Contador. Die agressief rijdend een col bedwingt. Daarbij een vuist in beeld van een Spaanse fan die als een matador vurig met een Spaanse vlag wappert.

Voeckler. Die alleen en in het groen-zwarte tricot van Europcar door een oranje haag van honderden supporters de beruchte Holland-bocht van de Alpe d’Huez doorkruist.

Drie sterke en pure foto’s vol emotie waar Van Bon behoorlijk tevreden over kan zijn.

De essentie van het moment. Pure emotie. Met een voorkeur voor de euforie van de winst in plaats van het drama van verlies. Daar lijkt fotograaf Van Bon steeds naar op zoek te zijn. Dat was voor hem als renner ook de reden dat hij in 2000 bij de Rabobankploeg wegging. Teleurgesteld door de bonje die hij kreeg binnen de ploeg en de sleur die hij daar ervoer. Geen passie meer. De ploeg waar hij voor ging rijden, Mercury, ging echter na een half jaar al failliet waardoor ploegleiders en renners onbetaald rondreden. Gek genoeg vond hij daardoor zijn plezier in de koers weer terug. „Er was een goede sfeer en iedereen was erg gemotiveerd om zich in de kijker te rijden”. Het wielrennen werd weer terug gebracht tot de kern, die Egon van Kessel zijn pupillen al leerde: „aanvallen moet je. Altijd rijden. Laten zien wie je bent”. In dat jaar won Van Bon de ronde van Nederland en dwong een contract bij Domo Farm Frites af. Dat plezier wat hij in 2000 terugkreeg, was de drijfveer om door te gaan met koersen. Ook toen hij in 2007 geen verlenging van de Rabobank kreeg, de ploeg waar hij inmiddels bij was teruggekeerd. In die roerige periode (door de affaire Rasmussen) werd hij opeens als onderdeel van een ‚besmette generatie’gezien. Van Bon wilde niet op zo’n negatieve manier stoppen met wielrennen en sloot zich aan bij Team Marco Polo, een ploeg vol avonturiers. Toen heb ik gelijk gezegd dat ik m’n spiegelreflexcamera wel in m’n koffer zou stoppen en dat ik naast het wielrennen ook mooie foto’s wilde maken”. Van Bon reed voor Marco Polo exotische koersen, zoals de ronde van China, de ronde van Thailand en de ronde van Kumano, in Japan. „Ik probeerde in die tijd vooral de combinatie te vinden tussen koers en landschap. Dat je in China een koers rijdt, dat wilde ik samen brengen in één beeld. In die periode ben ik steeds meer gaan fotograferen en kreeg het ook een grotere plek in m’n leven. Dat ging soms zover dat ik vlak voor de start in de neutralisatie nog een fototoestel om m’n nek had, die ik nog snel naar de volgauto moest brengen toen de koers al op gang geschoten was”.

Dat had hij bij Raas echt niet moeten flikken.

Foto: Leon van Bon

Foto: Leon van Bon

 

Op dit moment volgt Léon van Bon drie weken lang de Tour de France als fotograaf. Hij trekt met z’n lichtgewicht tentje het peloton achterna en fotografeert ondertussen onder meer voor Soigneur dagelijks de renner met rugnummer 36: Sergio Paulinho, Tinkoff-Saxo.

Met veel dank aan Kristof Ramon en Léon van Bon.

Bort Hartog