HET IS KOERS!

Van ver aangaan (over vva-renners)

Wat maakt de koers aantrekkelijk? Een veelomvattende vraag, allicht draaien alle verhalen, ook op deze blog, om deze vraag. Een belangrijke factor is het type coureur. Hier wil een hommage plaatsen aan de wielrenners die ‘van ver aangaan’. Grofweg op meer dan een uur van de meet.

Bedenk dat voor veel wedstrijden het tegenwoordig volstaat om het laatste half uur live te volgen. De sprinttreintjes formeren zich dan, op de slotklim houden de favorieten zich nog koest. En anders heb je nog de samenvattinkjes, waarin alle lelijke en saaie fases weggeretoucheerd zijn. Beeldredacties slagen er altijd in om iets smeuïgs op te vissen, een lekke band ergens, een valpartijtje, de vroege vlucht even in beeld, en dan de finale uiteraard. Dat is natuurlijk een slap aftreksel van de volledige film, een truncated versie van het gehele diner. In een samenvatting kijk je door een sleutelgat naar de wedstrijd, met een roze bril, zodat je bijna durft te zeggen: ‘goh, spannend’.

Hoe anders als de ‘van-ver-aangaande’ (voor het gemak: vva) renners aan de start staan. Hoe sneu als je dan te laat inschakelt, en je ziet daar inmiddels die ene renner ver voor het peloton uit voortsnellen. Het moment van vertrek is zodra je het ziet natuurlijk hét moment van de wedstrijd. Omdat je in één beeld ook de vertwijfeling en frustratie bij de overigen ziet. Zoals Vingegaard onlangs na afloop in de Tirreno zei over de sprong van Pogacar die dag: “je weet dat reageren totaal geen zin heeft”.

Het spel op de wagen met een solo act. Aangaan, raar woord eigenlijk, het zou een germanisme kunnen zijn. Ik heb het opgezocht. Het handwoordenboek der Nederlandse taal van Koenen geeft acht betekenissen. Daaronder bijvoorbeeld ‘beginnen te werken’, denk aan een lamp. De betekenissen die het dichtst komen bij wat de vva-coureur doet, en dan van ver dus: beginnen, leven maken, ondernemen.

Voor ons liefhebbers is het voldoende als je er wat namen op plakt. Voor mij zijn dat: Tadej Pogacar, Mathieu van der Poel, Remco Evenepoel, Tom Pidcock en Julian Alaphilippe. Mits ze natuurlijk de vorm en de goesting hebben. Hun staat van dienst is het bewijs. José De Cauwer somde laatst nog de erereeks van Pogi op, een vva-coureur pur sang. Bij Van der Poel zal ook meespelen dat hij zich wil vermaken, Mathieu verveelt zich anders. Hoe bijzonder is dan beider optreden in Milaan – Sanremo, vanwege een gebrek aan serieuze scherprechters wachtten ze tot de finale, eigenlijk niet hun core-business, het succes bleef dan ook uit.

Er zijn vele andere renners die van ver het ruime sop kiezen, maar je moet het natuurlijk ook kunnen, het kunnen volhouden tot op de meet, of althans die reputatie bezitten. Willen en kunnen. We spreken van huzarenstukjes, omdat er maar weinigen zijn die hierin slagen. Natuurlijk zijn er meer coureurs die het zouden kunnen bij gelegenheid, ik denk aan Wout van Aert, Primoz Roglic. Maar ligt het wel in hun aard? Zoals ik zei: kunnen en willen.

Pogacar vind ik dan nog een fenomeen hors categorie, omdat hij spot met de wetten van de specialisatie. Hij is een ciclisto universalis, hij gaat voor het ronde- plus het eendagswerk. Hoeveel van dat soort kennen wij uit de geschiedenis: Coppi, Merckx, Hinault en vul maar in. Allemaal vva-coureurs trouwens. Say no more.

Mobiele versie afsluiten