Na een korte koude douche, een scheer- en tandenpoetsbeurt en met een beetje vet in mijn haar vertrek ik soms zelfs nog alvorens de krant op de deurmat ligt. Met een bolletjespet op en een klapstoeltje onder de arm marcheer ik naar de Maliesingel, de Biltstraat, de Balije-, de Venus- of de Archimedeslaan. Het is maar net hoe mijn humeur erbij hangt.
Als de honger roept, plof ik ergens neer langs de kant en prop ik vier broodjes voorzien van een goede laag pindakaas naar binnen met als afwisseling een paar sterke bakkies uit de thermosfles.
Zo blijf ik een paar uurtjes lekker zitten. Maar toch weet ik het iedere keer weer: vandaag is niet de dag. Tientallen auto’s denderen slaafs langs, op weg naar de sleur. Geen dranghekken, geen kolossale mensenmassa, geen bruisende karavaan. Niets.
Teleurgesteld druip ik weer af naar mijn kamer.
Als ik ’s avonds mijn avondeten bij elkaar sprokkel in de Jumbo aan het Ina Boudier Bakkerhof staren de mensen me aan alsof ik in een berenpak rondwaggel. Ze weten het. “Wat doe jij hier”, is wat ze eigenlijk willen vragen. En “je bent te vroeg”, dat is wat ze proberen te suggereren. Als ze durven. Maar niemand durft. De blikken zeggen wel genoeg, voor mij althans.
Ik weet het ook wel. Ik ben een tikkeltje aan de vroege kant, misschien. Maar in het leven moet je niets aan toeval overlaten. Daarom zit ik iedere ochtend weer ergens langs de weg. Tot ik op het toilet de Fokke en Sukke-strip van vrijdag 3 juli van de kalender mag scheuren.
De dag dat een vlinder het eindelijk wint van een tank.
- Het werelduurrecord: rook of vuur - 25/02/2015
- Vandaag is niet de dag - 04/02/2015