klas·sie·ker (de; m; meervoud: klassiekers) (sport) belangrijk en traditioneel wedstrijdnummer: wielerklassieker (bron: vandale.nl)

Ambitie kan de Société du Tour de France bepaald niet ontzegd worden als directeur Jean-Marie Leblanc de wereld in de winter van 1991 voorstelt aan een nieuwe eendagskoers. ‘Classique des Alpes’ luidt de naam, ofwel in goed Nederlands: ‘Alpenklassieker’. Een tweehonderd kilometer lange beproeving tussen Chambéry en Aix-les-Bains, met onderweg een flinke reeks cols die bedwongen dient te worden. Niet dat elk van de voorgeschotelde beklimmingen een getraind renner onmiddellijk het angstzweet doet uitbreken, maar met de Col du Cucheron, de Col du Granier en de Mont Revard zijn er voldoende scherprechters om coureurs met pezige klimmersbenen van de rest van het peloton te onderscheiden. Door het verdwijnen van Bordeaux-Parijs, de monsterlijke tocht van een slordige zeshonderd kilometer lengte, die in 1988 voor de 86ste en laatste keer georganiseerd werd, is ruimte op de kalender ontstaan voor een nieuw initiatief. Een eigentijdse hors-d’oeuvre, die samen met voorgerecht Dauphiné Libéré de perfecte opmaat moet zijn naar de jaarlijkse hoofddis: de Tour de France.

Niet alleen een aantal pittige beklimmingen staat op zondag 19 mei 1991 te popelen om de lichamen van ruim honderd renners te pijnigen, ook de weergoden doen hun uiterste best het peloton te tarten tijdens de allereerste Alpenklassieker. Wind, kou en sneeuw vechten om het hardst wie de volgende renner de genadeklap mag toebrengen en weet te verbannen naar de bezemwagen. Op de soms nauwelijks begaanbare bergpassen zorgt ‘thuisrijder’ Charly Mottet uit Valence, een stad een slordige honderd kilometer ten zuidwesten van Chambéry, dat de wedstrijdleiding direct een aansprekende naam op haar nog maagdelijk witte erelijst kan zetten. De kleine Fransman was twee en een half jaar eerder winnaar van de Ronde van Lombardije en eindigde in de Tour de France van 1987 als vierde. Een prestatie die hij twee maanden na het winnen van de première van de Alpenklassieker zal weten te herhalen, niet in de laatste plaats door twee opeenvolgende etappes op zijn naam te schrijven. Het bezorgt Jean-Marie Leblanc en de Société du Tour de France een fraaie start van hun nieuwste koers. Het doet haar status als ideale voorbereiding op de Franse ronde vanzelfsprekend goed.

Niet dat Mottet op die winterse derde zondag van mei in 1991 nou veel tegenstand te duchten heeft. De allereerste Alpenklassieker is niet heel sterk bezet. Een deel van het peloton rijdt op datzelfde moment de slotetappe van de Vuelta, die dan nog in het voorjaar wordt betwist. Ook is er koers in de Verenigde Staten (Tour DuPont) en Italië (Ronde van Toscane). Het zijn dan ook voornamelijk Franse ploegen als Z, Castorama en R.M.O. die in Chambéry aan het vertrek verschijnen en de koers naar hun hand zetten. Lange tijd rijdt Éric Boyer, één van de meesterknechten van drievoudig Tourwinnaar Greg Lemond, die zelf namens de Z-ploeg in de Tour DuPont rijdt, een paar minuten voor de favorietengroep uit. Op een stuk vlakke weg tussen de Granier en de Mont Revard smelt Boyers voorsprong in een tiental kilometers als sneeuw voor de zon. Ploeggenoot Robert Millar neemt op de slotklim Boyers plaats aan het front over, maar heeft de grootst mogelijke moeite de ontketende Mottet te volgen. Die dendert de Revard over, met Millar op een permanente schootsafstand achter zich, onderwijl de voorsprong op achtervolgers als Luc Leblanc, Claude Criquielion en Mauro Gianetti verder uitbreidend. In de laatste tientallen meters naar de aankomstlijn in Aix-les-Bains wekken de twee erkende strijkijzers de schijn dat hun sprint-a-deux in slow motion wordt afgewerkt. Mottet heeft echter nauwelijks moeite zijn nog minder rappe medevluchter van zich af te houden en ten koste van Millar de eerste Alpenklassieker op zijn naam te schrijven.

Een jaar later valt de Classique des Alpes niet samen met het slotweekend van de Vuelta, maar met het begin van de Giro. Tussen de beide grote rondes zit, totdat de Spaanse ronde in 1995 naar het najaar verhuist, niet meer dan een kleine week. Reden te over voor een groot aantal vedetten om Frankrijks jongste ‘klassieker’ links te laten liggen. Opnieuw is de koers een nagenoeg volledig Frans onderonsje, waarin ditmaal een andere oud-winnaar van de Ronde van Lombardije toeslaat. Gilles Delion trekt al na zeventig kilometer ten aanval op de Col du Coq. Eerst in gezelschap van een dozijn metgezellen, maar al snel alleen. Pas na de finish laat hij de concurrentie zijn, inmiddels breed lachende, gezicht weer zien. Net als voorganger Mottet trekt ook Delion zijn succes twee maanden later in de Tour de France door. In de laatste honderden meters van de zevende etappe naar Valkenburg rekent de Fransman, pal na het beklimmen van de Cauberg, genadeloos af met medevluchters Stephen Roche, Rolf Järmann en Valerio Tebaldi en wint de enige Touretappe in zijn carrière. Een loopbaan die in de volgende seizoenen in rap tempo bergafwaarts zal snellen. Net als die van Mottet. Nog een opmerkelijke overeenkomst tussen de beide renners: menig wielerkenner noemt de namen van Mottet en Delion steevast in een zeer selectief rijtje van renners die in het tijdperk van snel opkomend EPO-gebruik altijd ‘schoon’ zouden hebben gereden.

Het gebrek aan grote namen aan het vertrek blijft Jean-Marie Leblanc een doorn in het oog. Als Tourfavorieten, onder wie Miguel Induraín en Gianni Bugno, al de moeite nemen om hun handtekening te zetten op de presentielijst, gebruiken ze de Alpenklassieker als een veredelde trainingsrit. Een mooi moment om een paar keer de benen en de concurrentie te testen, maar als de slotfase nadert vinden de tenoren het wel best en spannen zich niet bovenmatig in. Liever geven ze een ploeggenoot de ruimte om voor een dag in de schijnwerpers te staan. Sommigen nemen de Alpenklassieker naar verluidt zelfs zo weinig serieus dat ze voor de start nog snel wat muntgeld in de achterzak van hun koerstrui steken om onderweg een kop koffie op een terras te kunnen nuttigen, alvorens rechtsomkeert te maken en terug naar het hotel te rijden. Zo bont maken ONCE-kopmannen Alex Zülle en Erik Breukink het in 1994 niet, maar desondanks mag hun Colombiaanse helper Oliverio Rincón met de eer strijken. Een jaar later rijdt Miguel Induraín weliswaar in de finale van de Alpenklassieker bij de voorsten, maar hij heeft op voorhand vrede met de zege van ploeggenoot Ramón González Arrieta. Die dwingt met wat achteraf het hoogtepunt uit zijn loopbaan blijkt snel het laatste plekje af in de Tourploeg van Banesto, zodat een balende Erwin Nijboer thuis moet blijven.

Het is het eerste jaar dat de Alpenklassieker niet langer in mei wordt verreden, maar op de eerste zaterdag van juni. Eén dag voor de start van de Dauphiné Libéré, die eveneens door de Société du Tour de France wordt georganiseerd. Een slimme zet, want door het min of meer samenpersen van beide koersen komen er automatisch meer grote namen aan de start. Nagenoeg hetzelfde peloton dat de Dauphiné rijdt, staat een dag eerder aan de start in Chambéry of Aix-les-Bains om de Alpenklassieker te betwisten. Ofwel Chambéry of Aix-les-Bains inderdaad, want de twee Franse steden fungeren bijna beurtelings als start- of finishplaats. Ook in het aantal af te leggen kilometers en in de te beklimmen Alpenreuzen brengt de koersdirectie bijna jaarlijks wijzigingen aan, al zijn de Granier en de Mont Revard vanaf de eerste editie de plaatsen waar de mannen zich van de jongens afscheiden.

Het is dan ook niet toevallig op de flanken van die twee cols dat het Nederlandse wielerjournaille in 1993 de bevestiging krijgt van hetgeen sinds de Tour van een klein jaar eerder heimelijk gehoopt werd. ‘We hebben er weer één, een nieuwe Joop!’ Met gesloten ogen en net iets te veel fantasie hoor je het Mart Smeets in een van zijn vele columns of commentaren op de NOS-televisie zo zeggen. Hoeveel Nederlandse renners zijn er de afgelopen vier decennia niet, over het algemeen tegen wil en dank, door Smeets & co gebombardeerd tot opvolger van Joop Zoetemelk?! Johan van der Velde, Peter Winnen, Steven Rooks, Gert-Jan Theunisse, Erik Breukink, Michael Boogerd en recenter Robert Gesink, Steven Kruijswijk, Bauke Mollema, Tom Dumoulin. Stuk voor stuk beoogde troonpretendenten van de man die nog altijd Nederlands laatste winnaar van de Tour, de Vuelta en de wereldtitelstrijd is. Een fraai rijtje namen met een minstens zo fraai gezamenlijk palmares, ondanks het ontbreken van de grote zeges die Zoetemelk wel behaalde in zijn lange carrière. Dankzij een veertiende plaats in de Tour van 1992 wordt ook Eddy Bouwmans door de vaderlandse pers ongewild dat elite-rijtje in geschreven. De renner uit de Panasonic-ploeg van Peter Post zet datzelfde Tourjaar terloops het jongerenklassement op zijn naam, al zal de Brabander vervolgens nog een kwart eeuw (!) moeten wachten op de bijbehorende witte trui. Die reikt de Tourdirectie van 1989 tot en met 1999 namelijk niet uit. Pas in 2017 zal Bouwmans alsnog een officieel exemplaar van het kleinood mogen aannemen.

Dat het winnen van het jongerenklassement in de Tour misschien wel het sportieve hoogtepunt uit de carrière van de Nederlander is, staat nog lang niet vast als Bouwmans op de voorlaatste zondag van mei in 1993 samen met Thierry Claveyrolat het tempo op de Granier opvoert, teneinde af te rekenen met zo’n honderd andere renners die diezelfde ochtend zijn begonnen aan de eerste van de in totaal tweehonderd af te leggen kilometers tussen Chambéry en Aix-les-Bains. Net als de voorgaande twee jaren moet de Alpenklassieker concurreren met een grote ronde – de Giro start evenals een jaar eerder in hetzelfde weekend – en kiezen, tot verdriet van Jean-Marie Leblanc, veel grote namen voor andere koersen of voor een weekend rust. In het Chartreuse-massief binden opnieuw vooral Franse renners en ploegen de strijd met elkaar aan. De Classique des Alpes is voor hen extra interessant, aangezien de wedstrijd punten oplevert voor de Coupe de France, die in 1992 het levenslicht heeft gezien. Een regelmatigheidsklassement over wedstrijden in Frankrijk, waarvoor uitsluitend renners met een Franse licentie in aanmerking komen. Voor Bouwmans niet van belang dus, ondanks dat hij in 1993 voor een gedeeltelijk Franse sponsor rijdt. Na het aflopen van het contract met Panasonic is ploegleider Peter Post een half jaar eerder met verfbedrijf Sigma Coatings in zee gegaan. Dat wil met haar sponsorschap vooral de Franse markt bereiken. Vandaar dat niet Histor, de naam die Sigma Coatings in onder meer de Benelux voert, maar Novémail, het zustermerk dat op de potten verf in bouwmarkten en doe-het-zelf ketens in Frankrijk gehanteerd wordt, prijkt op de azuurblauwe shirts van de ploeg, zodra de renners in het land van kaas, wijn en stokbrood rijden. Het verklaart ook waarom Bouwmans een behoorlijk aantal Franse ploeggenoten heeft, onder wie gerenommeerde klimgeiten als de al genoemde Charly Mottet, maar ook Bruno Cornillet en Ronan Pensec.

Als Bouwmans op de top van de Granier monstert wie zijn naaste belagers zijn, ziet hij dat slechts zes anderen het verschroeiende tempo van Claveyrolat en hemzelf hebben kunnen volgen. De Nederlander en de Fransman zijn duidelijk de twee sterksten, hetgeen aan de voet van de Mont Revard nogmaals bevestigd wordt. De volgers, met vroege vluchter Yvon Ledanois en verder Robert Millar, Jean-Cyril Robin, Miguel Arroyo, Laurent Dufaux en Atle Kvålsvoll, vallen één voor één uit het groepje, als appels uit een overvolle fruitmand. Op de top van de Revard is de voorsprong van Bouwmans en Claveyrolat een kleine twee minuten en daarmee dusdanig groot dat duidelijk is dat de twee gaan uitmaken wie Mottet en Delion mag opvolgen als winnaar van de Alpenklassieker. Als de achtervolgende Kvålsvoll in de afzink van de Revard dan ook nog onderuit schuift en ruw met zijn helmloze hoofd op het Franse asfalt bonkt, een schedelbreuk en daardoor een maandenlange periode van rust en revalidatie ten gevolge, zijn de gelosten definitief kansloos. Claveyrolat benut diezelfde afdaling om Bouwmans voorzichtig af te schudden. De Fransman kent de regio, durft iets meer risico te nemen en snijdt elke haarspeldbocht net wat scherper aan dan zijn Nederlandse medevluchter. Het levert hem steeds een fractie van een seconde tijdwinst op, hetgeen zich gaandeweg de afdaling begint te vertalen in een voorsprong van enkele tientallen meters. Heel langzaam glipt Claveyrolat weg bij Bouwmans, die op de minder bochtige stukken uit alle macht probeert het gat weer te verkleinen. Tevergeefs. Slechts het noodlot kan Claveyrolat van het winnen van de derde editie van de Alpenklassieker afhouden.

Het woord ‘noodlot’ is, voor wie de latere levensloop van Thierry Claveyrolat kent, niet helemaal de passende terminologie om de lekke band die hem de zege in de Alpenklassieker zal kosten, te beschrijven. De winnaar van de bolletjestrui in de Tour van 1990 komt na zijn actieve loopbaan in een scenario terecht dat de grootste schrijvers niet zouden durven te verzinnen. Beschrijven wel, dus lees vooral het vergeten wielrenner-verhaal dat Frank Heinen over Claveyrolat schreef.

Op vijf kilometer van de aankomstlijn in Aix-les-Bains merkt Claveyrolat plotseling dat de lucht heel langzaam, via een minuscuul gaatje, uit de tube van zijn achterwiel begint te sijpelen. Met elke decameter die hij aflegt voelt de Fransman zijn band meer leeg lopen. Als twee prille geliefden die elkaar een eerste zoen willen geven, maar in eerste instantie nog niet zo goed durven, waardoor het even duurt alvorens hun lippen elkaar raken, komen velg en asfalt nader tot elkaar. De luttele achterstand van Bouwmans is in een mum van tijd goed gemaakt en als de twee een rotonde naderen kan Claveyrolat niet anders dan de Nederlander laten passeren. Kort na de haakse bocht naar rechts, die op de rotonde dient te worden genomen, stuurt hij naar de kant van de weg. Ploegleider Roger Legeay trapt vloekend het rempedaal van zijn volgauto in om zijn pupil zo snel als mogelijk weer op weg te helpen. In een tijdsbestek dat een gemiddeld Formule 1-team nodig heeft voor een ultrakorte pitstop zit de renner uit de Gan-ploeg op zijn reservefiets, maar het aantal nog te rijden kilometers is simpelweg te kort om de voorsprong die Bouwmans door de fietswissel cadeau heeft gekregen nog te slechten. Moegestreden en teleurgesteld bolt Claveyrolat naar de finishlijn, die de Nederlander 48 seconden eerder, met beide handen hoog boven zijn hoofd geheven, is gepasseerd. ‘Eindelijk! De nieuwe Joop!’, aldus de jubelende Nederlandse wielerpers. Dezelfde tekst wordt dertien dagen later nogmaals afgedrukt, en dan zelfs in kapitalen, als Bouwmans de vierde etappe van de Dauphiné Libéré wint. In tegenstelling tot zijn voorgangers in de Alpenklassieker, Mottet en Delion, weet de kopman uit Peter Posts Novémail-Histor-ploeg het succes niet door te trekken in de Tour. Kleurloos en anoniem kachelen de klassementsrenners uit de ooit zo succesvolle brigade van Peter Post door Frankrijk. Een teleurstellende 45ste plaats staat er na drie Tourweken voor de naam Bouwmans in de eindrangschikking van La Grande Boucle. Sprinter Wilfried Nelissen voorkomt met een ritzege en drie dagen gele trui een algehele afgang voor de ‘Ploeg Post’.

Om de status van zijn wedstrijd, in de markt gezet als de enige eendagskoers voor uitgesproken klimmers, te verhogen doet Jean-Marie Leblanc intussen verwoede pogingen de Classique des Alpes te laten toetreden tot het wereldbekercircuit. Met die opwaardering zou meer kunnen worden beantwoord aan de voorwaarde ‘belangrijk’, zoals het woordenboek het begrip ‘klassieker’ definieert. Het blijft echter bij een flirt tussen Leblanc en de bazen van de internationale wielerbond, die bepalen welke koersen zich ‘wereldbekerwedstrijd’ mogen noemen. Van een relatie komt het niet. Zelfs niet van een wielervariant op een onenightstand. De wereldbekerstatus zal de Alpenklassieker nimmer weten te bereiken.

Desondanks levert de verschuiving naar juni, daags voor de start van de Dauphiné Libéré, wel degelijk een sterker deelnemersveld op. Rond de millenniumwisseling staat zelfs Lance Armstrong meerdere jaargangen aan de start van de Alpenklassieker om zich op een volgende Tourzege voor te bereiden. Ook erkende klimmers als José María Jiménez, Iban Mayo, Santiago Botero en Francisco Mancebo verschijnen op het appel. En dat niet alleen, zij weten de Alpenklassieker alle vier te winnen. Laurent Jalabert (tweemaal), land- en voornaamgenoot Laurent Roux en Unai Osa hebben hun namen dan ook al laten bijschrijven op de erelijst. Botero en Óscar Sevilla imiteren in 2002 het huzarenstukje dat ploeggenoten Greg Lemond en Bernard Hinault zestien jaar eerder in de Tour op de finishlijn van Alpe d’Huez ten toon hebben gespreid. Hand in hand komt het Kelme-duo over de streep in Aix-les-Bains, dat weer eens als aankomstplaats dienst mag doen. De Colombiaan, die de hele dag in de aanval heeft gereden en pas in de afdaling van de Revard is bijgehaald door Sevilla, krijgt de overwinning ten langen leste cadeau van zijn Spaanse ploeggenoot. Die heeft twee jaar later een nieuwe kans de Alpenklassieker te winnen, maar maakt zich dan wederom dienstbaar aan de ploegentactiek. Als een kopgroep van acht renners de laatste kilometer in gaat, buit de Phonak-ploeg haar numerieke meerderheid optimaal uit. Sevilla en José Enrique Gutiérrez doen het voorbereidende werk, kopman Óscar Pereiro rondt feilloos af. Een kleine vijf uur eerder heeft Jean-Marie Leblanc, kort voor het geven van het startsein, al gewaarschuwd dat deze editie van de Alpenklassieker best eens de laatste zou kunnen zijn.

Het aantal ploegen dat bereid is te starten is in 2004 gedaald naar het schamele aantal van twaalf, hetgeen een deelnemersveld van amper negentig renners oplevert. Meer dan de helft van hen slaagt er niet in de finishlijn te bereiken of vindt het onderweg wel welletjes en verkiest vrijwillig een plaats in de bezemwagen boven het voltooien van de veertiende Alpenklassieker. Leblanc en de zijnen weten genoeg. Even wordt er nog gesproken over een andere plaats op de kalender, als Charly Mottet oppert dat de wedstrijd misschien beter pas ná de Tour de France verreden kan worden. In augustus, als de beste renners van het peloton nog wel op hun vormpiek zitten, maar hun krachten niet meer hoeven te sparen voor de Tour. Het plan van de eerste winnaar van de Alpenklassieker, die zijn voorstel doet in de hoedanigheid van koersdirecteur van de Dauphiné Libéré, sterft echter een stille dood. De wedstrijd zal na 2004 uitsluitend nog voor junioren op de kalender staan. In een ‘light’-versie, dus voor hen minder te rijden kilometers en minder te bedwingen cols. Een traditie is de Alpenklassieker voor het leeuwendeel van het peloton nimmer geworden en voldoende belangrijk evenmin. En laten dat nou precies de twee criteria zijn waar een ‘klassieker’ aan dient te voldoen.

Vincent de Lijser