Uwe AmplerUwe Ampler (11 oktober 1964)

Uwe Ampler wordt momenteel omgeschoold in “kaufmännischen Bereich”. Ik weet niet wat ik me daarbij voor moet stellen, maar ik zie dit voor me: een man van middelbare leeftijd die zijn nog altijd imponerende torso in een maatpak heeft proberen te proppen op de stoep van een huis ergens in Zerbst.

Er doet een mevrouw open, eentje met een schort om.

En dan die zin: ‘Goedemiddag mevrouwtje, Ampler is de naam. Bent u misschien geïnteresseerd in de nieuwste stofzuiger Wave7?’

Het wielrennen is nooit verder weg geweest.

Eigenlijk was Uwe Ampler zwemmer. Eentje van het vierkante Oost-Duitse soort, eentje achter wiens spierbundels evenveel Spartaanse trainingssessies als medische kennis schuilging.

Duizenden uren lag hij in het chloor, ter meerdere eer en glorie van het communisme.

Tot bleek dat hij beter kon fietsen. Dat hadden ze kunnen weten, daar aan de andere kant van de Muur. Vader Klaus was immers een groot renner geweest, een oud-winnaar van Vredeskoers nota bene, de Oostblok-Tour. Klaus stelde voor zijn zoon te gaan begeleiden. Het mocht.Daar waren ze niet moeilijk in, in Oost-Duitsland. Zolang dat jongetje met dat uitgelezen fysiek maar ergens goud in zou behalen, uiteindelijk.

Dat goud, dat wilde wel. Al op jonge leeftijd twee keer wereldkampioen bij de junioren, op zijn twintigste kampioen van de DDR en op zijn 22e nóg eens wereldkampioen, ditmaal bij de amateurs. De uren in het chloor waren omgezet in nog veel meer uren, dit keer op een smal zadeltje.

In 1988 wordt de DDR Olympisch Kampioen ploegentijdrit. Vier chemisch opgepompte jongvolwassenen staan wat schuchter te dralen op het bovenste treetje van een podium, ergens buiten Seoul. Hun namen: Jan Schur, Maik Landsmann, Mario Kummer en Uwe Ampler. Ook Jan gaat gebukt onder een mythische achternaam: Schur is de naam van zijn vader, Täve, misschien wel de populairste Oost-Duitse sporter ooit.

Een paar maanden later worden ze ook nog Sportploeg van het Jaar. Weer die schuchterheid, als van jongens die geen enkele ervaring hebben met het in ontvangst nemen van schouderklopjes.

Uwe deed de herinnering aan zijn mythische vader in rap tempo verbleken. Klaus won één keer de Vredeskoers, Uwe won hem driemaal, achter elkaar nog wel, van 1987 tot en met 1989.

1989, het jaar van de Wende.

Opeens was er geen Oost en West meer. Opeens deed iedereen volwaardig mee, ook Uwe Ampler, kind van het IJzeren Gordijn.

De gouden bergen in het Westen lagen opeens binnen handbereik van alle Duitsers, niet alleen van hen die toevallig aan de goede kant van een stad geboren waren. Uwe werd prof, PDM zag het wel zitten in de zwijgzame Jerom.

Het werd een legendarische mislukking, die hele PDM-periode.

Uwe voelde zich eenzaam tussen al die bijdehante Nederlanders, die brutaaltjes. Hij sloot zich op in zijn stilzwijgen, keek stuurs voor zich uit als er een grap gemaakt werd die hij niet verstond. Arme Uwe.

In zijn eerste Ronde van Spanje werd hij negende, een uitslag die hem sterkte in het idee dat hij ooit de echte Tour, dat vehikel van westerse decadentie zou kunnen winnen. Het werd een obsessie, die Tour. En hij begreep nog zoveel dingen niet.

Tijdens z’n eerste Tour, een paar maanden later, is het de bedoeling dat Uwe zich in dienst van de anderen zal stellen.

De anderen, die hij niet kan luchten. Wat denk je zelf?

Op weg naar Alpe d’Huez lijkt PDM-kopman Erik Breukink een fatale fout te maken: hij heeft een groepje met daarin zijn concurrenten Chiappucci, Bugno en Delgado laten wegrijden en de voorsprong loopt almaar verder op. Breukink dirigeert zijn ploegmaats Kelly, Alcala en Ampler naar voren, om te redden wat er nog te redden valt.

Uwe kan niet meer. Zegt Uwe. Uwe is op, zegt Uwe.

Breukink gelooft hem niet, hij voelt dat de Duitser nog krachten in zijn tank heeft, maar die liever voor eigen gewin aanspreekt dan dat hij de kopman helpt.

Als Uwe een paar dagen later met knieproblemen de Tour moet verlaten, is de situatie onhoudbaar geworden.

Na die winter vertrekt Ampler, al gaat dat niet zonder slag of stoot. De ploeg PDM wil hem dolgraag kwijt, maar houdt hem tegelijk aan zijn contract. Uiteindelijk vertrekt hij alsnog, naar Histor, maar ook daar maakt Uwe zich al snel onmogelijk als de onverbeterlijke egoïst die hij zich bij PDM betoond heeft. Het helpt ook niet dat in de winter van zijn overgang de eerste werkelijke onthullingen over grootscheeps dopinggebruik in de DDR verschijnen, in Der Spiegel. Uwe houdt zich groot, maar in zijn binnenste vreest hij de gevolgen. Hij denkt aan zijn vader en aan diens verhalen. Al die uren in het zwembad en op de fiets, die zullen toch niet allemaal teniet gedaan worden door zoiets oenigs als een dopingreglement?

Uwe Ampler haalt nooit meer het niveau van de tijd dat hij nog een schuchtere Oost-Duitse jongen was. Steeds kleiner worden zijn ploegen, steeds onbeduidender zijn prestaties, steeds treuriger de verhalen over positieve tests en de wijze waarop hij het wondermiddel EPO bij zijn collega’s van Telekom introduceerde, om daar later dan weer Walter Godefroot de schuld van te geven.

Op zijn 35ste doet hij een laatste poging tot een comeback na een schorsing, bij een Leipzigs ploegje dat de wonderlijke naam “Bunte Berte” draagt. Het wordt een mislukking, zeker als hij vlak voor zijn terugkeer in z’n geliefde Vredeskoers een voetganger aanrijdt op training.

Drie jaar later sterft hij bijna, als hij in de omgeving van München zelf wordt aangereden. Weer gebeurt het tijdens een trainingsritje. Waarvoor hij traint, weet niemand.

Dan is vertegenwoordiger zijn misschien helemaal zo gek nog niet.

Frank Heinen