Jonathan BoyerJonathan ‘Jock’ Boyer  (8 oktober 1955)

Het is de zomer van 2006 als in de werkplaats van een kleine fietsenwinkel in Carmel, Californie de telefoon gaat. Jonathan Boyer neemt op. Aan de andere kant van de lijn klinkt een stem die hij herkent. Het is Tom Ritchey, de grote fietsenontwerper Tom Ritchey. Bedenker van de mountainbike. Miljonair.

Jonathan en Tom kennen elkaar een beetje, via het fietsen en via het geloof, maar bellen doen ze niet vaak.

Tom is in Rwanda geweest, een land waar oorlog en ellende tientallen jaren lang hebben gewoekerd als onkruid. De Hutu’s en de Tutsi’s hebben elkaar trachten te vernietigen en pas sinds een paar jaar is de rust er teruggekeerd. Rwanda heeft Tom, de rijke Amerikaan, betoverd. Hij wil er naartoe terug, samen met Jonathan.

Jonathan antwoordt dat hij geen geld heeft, geen spaargeld om zijn winkel dicht te kunnen gooien en ook geen cash om een vliegticket te betalen. Dan betaal ik je ticket toch, antwoordt Tom.

Jonathan zwicht. Hij gaat mee. Als God het wil. Hij moet het alleen nog even aan zijn moeder vragen. Jonathan Boyer is op dat moment vijftig jaar.

Als kind droomde de kleine Jonathan Boyer ervan dierenarts in Afrika te worden. Leeuwen, olifanten, neushoorns; zij hingen boven zijn bed waar bij andere jongens sporters en pin-ups hingen.

Zijn vader was een wetenschappelijk onderzoeker, zijn moeder was erfgename van de Swift Vleesfabrieken. Toen Jonathan zes jaar oud was, scheidden ze. Moeder nam haar drie kleine kinderen mee naar het zonnige Californie, naar Carmel. Daar werd Jonathan Boyer volwassen.

Op zijn zeventiende vertrok hij naar Frankrijk, Jonathan wilde wielrenner worden en daarvoor moest hij overzee. Hij sloot zich aan bij de wielerclub ACBB uit Boulogne – Billancourt, een buitenwijk van Parijs. Jonathan viel op, hij reed soepeler en sneller dan zijn leeftijdsgenoten en toonde volharding en uithoudingsvermogen. Zijn succes bracht hem niet de populariteit waar hij op hoopte: de Franse jongens vonden hem vreemd, met zijn eeuwige Bijbel op schoot en zijn dieet van noten en vruchten. Ze gedoogden hem om zijn talent, maar lieten hem vooral vaak links liggen.

Jonathan beet door, de Heer had een plan met hem. Aan hem dat plan ten uitvoer te brengen. In 1977 debuteerde hij als prof, in een ploeg samen met een jonge, onbekende Fransman met doordringende ogen. Zijn naam? Bernard Hinault.

Het duurde vier jaar voor hij aan de Tour mocht deelnemen. Hij was de allereerste Amerikaan die op de startlijst verscheen. Directeur Felix Levitan was opgewonden: hij voorzag eindeloze commerciële mogelijkheden en verzocht Jonathan niet in het tenue van zijn team aan te treden, maar in een shirtje met de Amerikaanse vlag erop. Gewoon, voor de exposure.

Twee jaar later reed Boyer zijn beste Tour en eindigde als twaalfde in het eindklassement.

Zoals Rwanda ooit Tom Ritchey betoverde, zo betovert het in de nazomer van 2006 ook Jonathan Boyer. Hij kende het land niet, had alleen de naam ooit gehoord. Van de slachtingen tussen Hutu’s en Tutsi’s, de burgeroorlogen die jaren als bloedige buien over de regio zijn getrokken zijn volkomen langs hem heen gegaan. Dat komt: televisie bezit hij niet, kranten leest hij niet, naar de radio luistert hij ook niet. Zijn wereld is de wereld, en die wereld is voldoende voor hem.

Een jaar later al besluit hij met zijn nieuwe vriendin Kimberly een huisje te zoeken in het dorpje Ruhengeri. Daar brengen ze hun dagen door met Kongo de kat en Zumba de hond. Tenminste, als ze niet bezig zijn met Team Rwanda, de wielerploeg waarvan Jonathan ploegleider is geworden. Hier, tussen de avocadobomen, heeft hij zijn roeping gevonden: hij leidt jonge renners op, fietst met hen, zorgt voor materialen, is gelukkig.

Het continent heeft hem gereinigd, hij is er liever dan waar ook ter wereld.

Hoe goed Jonathan ook reed, hij bleef een eenling, een kluizenaar in de minimaatschappij van het peloton. Niemand kon begrijpen wat er in hem omging, de diep-religieuze gevoelens die hij uitte, leken wel afkomstig uit een andere wereld. Toen Engelse journalisten hem eens een Playboy cadeau gaven, gaf hij die vriendelijk glimlachend weer terug: hij had genoeg aan de Bijbel.

49 overwinningen behaalde hij, en toen, in 1988, was het opeens mooi geweest.

Hij bekeerde zich tot het geloof van de zevendedagsadventisten en liet zich opnieuw dopen, een nieuw begin van de mens die na de fiets opnieuw was geboren, zo verklaarde hij. In die tijd verhuisde Jonathan naar Nederland, hij zou er fietsonderdelen gaan importeren.

Na vijf jaar was het Hollandse avontuur afgelopen, zijn zakenpartners werkten hem langzaam maar zeker uit het bedrijf en Jonathan keerde terug naar Carmel. Zijn huwelijk leed onder het verdriet van de zakelijke mislukkingen en onder de almaar toenemende overheersing van het geloof.

En toen Jonathan dacht dat alle narigheid achter de rug was, begon het pas. Hij kreeg een affaire met een ander. Een meisje. Ze was nog geen achttien.

Er volgde een aanklacht en Jonathan kon niet anders dan bekennen. Hij wist niet wat hem was overkomen, hij schaamde zich, het moest een ander geweest zijn die in zijn plaats had gehandeld. Wel benadrukte hij keer op keer dat ze beiden altijd gekleed waren gebleven.

Het hielp niks. Rechter Robert Moody veroordeelde hem tot 1 jaar gevangenisstraf.

In 2003 kwam hij weer vrij. Zijn zakelijke carrière was voorbij, zijn huwelijk was over en zijn vrienden hadden zich vol walging van Jonathan afgekeerd. Alleen zijn moeder was er nog en Boyer trok bij haar in.

Langzaam volgde er iets wat op rehabilitatie leek. Jonathan hervond de fiets, voltooide enkele malen de afschuwelijk zware RAAM-challenge (een wielerkoers dwars door de VS) en zette zich via het wielrennen in voor orgaandonatie. Hij leerde zelfs een nieuwe vriendin kennen, Kimberly. Kimberly wist wie hij was en ze wist wat hij had gedaan. Ze was immers vijftien jaar lang vrijwilligster geweest voor een vereniging van mishandelde en misbruikte minderjarigen.

Desalniettemin werd ze verliefd. En hij op haar. Samen vertrokken ze in het voorjaar van 2007 opnieuw naar Rwanda, om er zich te vestigen.

Jonathan Boyer keert nog af en toe terug naar Carmel, Californie. Maar zijn leven, zijn echte leven, dat bevindt zich in Ruhengeri en omstreken. Daar is hij nodig, daar is hij gewenst. De Rwandese renners noemen hem ‘hun vader’. Hij weet wel beter, er is maar een Vader, en die heeft het, ondanks alles, nog altijd goed met hem voor.

Frank Heinen