Eric CaritouxEric Caritoux (16 augustus 1960)

Op de flanken van de Mont Ventoux staat een kleine, iele man. Het is bewolkt. De kleine, iele man kijkt een beetje schichtig in de camera, alsof hij niet gewend is te praten in een lens waarachter hij miljoenen onbekenden vermoedt.

Dan wordt er geknipt naar beelden uit een verleden dat bezaaid is met vale kleuren. De kleine, iele man zit nu op een fiets, op dezelfde berg. Hij trekt zichzelf omhoog tussen de sneeuwwanden die zijn achtergebleven na een strenge winter, de bijna-eeuwige sneeuw.

Als eerste bereikt hij Chalet Reynard. De jongen weet als geen ander: dan is het bijna binnen, op de Ventoux.

Eric Caritoux wordt geboren in Carpentras, aan de voet van de Mont Ventoux. De mensen in Carpentras leven in de schaduw van de berg en zijn historie. Het is hun baken.

Als Eric elf is, nemen zijn ouders hem voor het eerst mee de berg op. Per fiets dus. De kleine, magere jongen geniet van de pijn die het klimmen hem bezorgt, het is een soort lekkere pijn, een fijne pijn. Verslavend.

Boven bij het Chalet Reynard wacht hij zijn vader en moeder op. Ze picknicken er, en pas als de zon al achter de horizon is gezakt en de berg wegzakt in de nacht, dalen ze weer af.

Eric wordt lid van de plaatselijke wielerclub en de Mont Ventoux wordt zijn enige trainingsterrein. Ontelbare malen beklimt hij de col waarvan velen nooit de top zullen zien. Hij sluit een verbond met de berg.

Als hij in 1982 als amateur start in de Tour du Vaucluse, weet hij dat dit een kans is die hij niet mag missen. De vierde etappe eindigt op de berg die zijn vriend geworden is. Caritoux wint, zowel de etappe als het eindklassement. Hij verslaat er in een rechtstreeks duel het blonde supertalent dat luistert naar de naam Laurent Fignon.

De iele klimmer krijgt onmiddellijk meerdere contracten voorgeschoteld, hij kiest voor dat van de excentrieke graaf Jean de Gribaldy. In 1983 is hij officieel prof, bij SEM.

De jonge neoprof is dat eerste jaar de rechterhand van kopman Sean Kelly. De boodschap is duidelijk: rijd niet voor jezelf, rijd voor de ander. Dat kost de timide, altruïstische Caritoux weinig moeite.

Pas in 1984 treedt hij uit de schaduw van zijn kopman en grote voorbeeld. In dat jaar wint hij de etappe tussen de sneeuwwanden in Parijs-Nice.

In het najaar volgt het grootste succes. Een succes even onverwacht als last-minute.

SEM zou de Vuelta niet rijden, de ploeg is vermoeid door de Tour en een lang en zwaar seizoen. Totdat de organisatie van de Spaanse ronde manager De Gribaldy opbelt. De manager heeft aan het begin van het jaar een toezegging gedaan een team naar Spanje af te vaardigen. Die belofte is hij glad vergeten.

De boete van niet-deelname zal 50.000 Zwitserse frank bedragen. Te veel, voor het armlastige SEM.

In allerijl wordt er een zootje renners opgetrommeld. Eric Caritoux wordt van zijn strandvakantie teruggeroepen om de volgende ochtend te van start te kunnen gaan in Jerez de la Frontera.

De Gribaldy slaagt er niet in alle begeleiders te charteren, waardoor de SEM-renners tijdens de ronde zelf hun eigen shirtjes zullen moeten wassen. Ach, word je hard van.

De Gribaldy zelf verzorgt die Tour de bidons, niet alleen vanwege het tekort aan manschappen, maar ook omdat hij geen enkele verzorger of dokter vertrouwt. Er is die Vuelta overigens wel een verzorger mee. Zijn naam is Willy Voet…

Voetballers die van het strand geplukt worden, slagen er nog wel eens in een toernooi te winnen. Voor wielrenners die onvoorbereid naar een grote ronde gaan, rest slechts de bezemwagen. Zou je zeggen.

Caritoux wint die Vuelta van 1984.

De Provençaal neemt de leiderstrui over in de eerste bergetappe van de ronde en houdt die vast tot de laatste etappe. Die laatste rit is een tijdrit, de specialiteit van de nummer twee van het klassement, de Spaanse ster Alberto Fernández Blanco.

Het verschil tussen de twee bedraagt een luttele 37 seconden. Véél te weinig, analyseren de kranten op de ochtend van de slottijdrit.

Caritoux verliest er 31 op Blanco. Hij houdt zes tellen over.
Tik.
Tik.
Tik.
Tik.
Tik.
Tik.

Zoveel bedraagt het verschil. Daarbij vergeleken is het verschil tussen LeMond en Fignon in 1989 een eeuwigheid. Zes. Zes seconden. Sommige mensen doen er langer over om van hun stoel op te staan.

Het hoogtepunt van de loopbaan van Eric Caritoux is achter de rug, ondanks zijn tweevoudig Frans kampioenschap en wat verspreide etappezeges her en der.

Na het seizoen 1992 is het genoeg geweest. De ‘schone’ Caritoux wordt voorbijgestoken door een nieuwe, op kunstmatige basis doorgefokte generatie (voornamelijk Italiaanse) renners. Een dag na zijn pensionering als wielrenner begint hij zijn nieuwe leven.

Op de flanken van zijn geliefde Mont Ventoux koopt hij enkele hectares grond en start een wijngaard.

Nu beklimt hij iedere dag de berg die zijn vriend werd. De iele man kijkt in de camera en mompelt: ‘Een leven zonder de Ventoux kan ik me niet voorstellen. Iedere ochtend kijk ik er even naar.’

Frank Heinen