Maarten den BakkerMaarten den Bakker (26 januari 1969)

Maarten den Bakker wilde wielrennen. Hij deed niets liever.
Gewoon, lekker wielrennen.
Maar dat wat hij het liefste deed, dat ging niet meer.
In zijn hoofd was het inktzwart.

Achteraf kun je allerlei factoren aanwijzen die de depressie hebben versterkt, hem misschien wel hebben versneld. De werkelijkheid is: depressie is een ziekte. En ziektes, die kunnen zomaar ineens de kop opsteken.

Wie depressief is, gelooft dat hij de enige is. Zoals jij je voelt, zo beroerd, zo heeft nog nooit iemand zich gevoeld. Kan niet. Onmogelijk. Psychiaters hebben geen idee. Ze kunnen veel, maar in je hoofd kijken, zich ook maar een flauwe voorstelling maken van de eindeloze duisternis daarbinnen… nee, dat niet.

De laatste wedstrijd van Maarten den Bakker was de Driedaagse van de Panne, daar ging hij heen omdat hij het zelf wilde. Hij had best af kunnen bellen, maar dat wilde hij niet. Bij thuiskomst gaf hij zich over aan zijn eigen somberheid. Alle tijd had hij nu, alle tijd voor de onstuitbare stroom gedachten over zin en het gebrek eraan.

Hij wilde gewoon wielrennen.

Dat wilde hij al toen hij een kleine jongen was, op de Zuid-Hollandse boerderij, bij Delta in Spijkenisse. Fietsen, zo hard mogelijk. De snelste zijn, de beste.

Liever wielrenner dan boer, moest hij zijn vader opbiechten. Hij zou het bedrijf niet voortzetten. Hij had het gevoel gehad, het gevoel dat je alles kon doen op de fiets, dat je alle anderen je wil op kon leggen. Zeldzame momenten, maar o zo verslavend.

Hij was ook écht goed. Reed in de nationale amateurselectie. Werd Nederlands Kampioen bij de amateurs. Aan het eind van het jaar was er een verkiezing voor de beste amateur van het jaar. Won hij.

Kon prof worden bij PDM. Deed hij.
Verhuisde naar TVM.
Reed kort in de klassiekers.
Werd Nederlands kampioen.
Wéér die trui. Weer dat gevoel dat hij alles kon doen, dat niemand hem iets zou kunnen maken.

Verkaste naar Rabobank. Het was 1998. Hij werd meteen tweede in de Amstel Gold Race. Had net zo goed een zege kunnen zijn, veel scheelde het niet. Klote-Järmann. Staat toch anders op je erelijst.

Mocht naar de Tour, in dienst van Boogerd, de nieuwe kampioen. Zag zijn oud-ploegmaats worden opgejaagd, ondervraagd, vernederd. Als dieven in de nacht verdwenen ze uit koers, meteen nadat ze de Frans-Zwitserse grens over waren.

Maarten bleef, hij reed nu elders. Werd nog tweede in een etappe. Weer scheelde het niks, nog minder dan in de Amstel. Klote-Backstedt.

Een jaar later: gouden lente. Vierde in de Amstel, derde in Luik. Die week was Maarten den Bakker een van de sterkste wielrenners van de planeet.

Op woensdag regende het. Toen het stopte met regenen, ging het hagelen. En toen dat ophield, begonnen er witte vlokjes te vallen. Het einddoel Huy haalden de meesten niet.

Twee renners waren die dag de sterksten. De één heette Michele Bartoli, de ander Maarten den Bakker uit Abbenbroek. In die volgorde reden ze ook over de streep. Uitgeblust, verkleumd.

Het had net zo goed andersom kunnen zijn. Klote-Bartoli.

Een paar maanden later: weer een Nederlandse titel. In die trui behaalde hij nog één echte zege: de zesde etappe in de Ronde van Nederland.

Na de Driedaagse van de Panne 2002 werd het stil. Om hem heen dan, want in zijn hoofd was het drukker dan ooit. Het geruis hield lang aan, maar uiteindelijk stierf ook dat weg.

Een jaar later kroop hij weer op de fiets. Onmiddellijk won hij, in Oostenrijk en niet veel later de volgende driekleur. Maarten den Bakker Nederlands kampioen tijdrijden.

In de eenzaamste discipline van allemaal de beste.
Maarten den Bakker wilde weer wielrennen. Maarten den Bakker wilde weer willen.
Hij gaf interviews, vertelde over wat hem overkomen was. Wilde vertellen. Op televisie stond hij voor een spiegel. De presentator verzocht hem om zijn woorden te herhalen.
‘Ik was een mooie knecht, maar het is mooi geweest.’
Maarten den Bakker zweeg even, haalde diep adem en zei: ‘Ik was een mooie knecht, maar het is mooi geweest.’
Korte stilte. En dan: ‘Daar ben ik het niet mee eens.’
Vijf jaar lang fietste Maarten den Bakker nog in het profpeloton. Het was nog niet mooi geweest, het bleef maar mooier worden, wielrennen.

38 is hij, als hij er de brui aan geeft. Nu pas is het mooi geweest, de uitdagingen zijn op.

Een halfjaar later keert hij terug, voor die ene dag. Veertig jaar inmiddels. Hij wil nog één keer nationaal kampioen worden. Eén keer nog op zoek naar het gevoel dat alles mogelijk is.

Hij wint niet.

Jammer, maar er zijn belangrijker zaken in het leven.

Hij kan het weten.

Bronnen o.a.:

 

Frank Heinen