Rudy DhaenensRudy Dhaenens (10 april 1961 – 6 april 1998)

Als jonge renner is Rudy Dhaenens een groot talent waar nogal wat van wordt verwacht. Dat hij in 1983 doorstroomt naar de profs, verbaast niemand.
In het profpeloton droogt de zegebron echter op. Hij wint nog maar hoogst zelden, en áls het al gebeurt, dan in kleine wedstrijden waar de glorie niet meteen voor het opscheppen ligt.
Rudy ontwikkelt zich als knecht, als trouwe helper van Claude Criquielion.

In de klassiekers eindigt hij vaak bij de eersten, maar voor winnen lijkt hij eenvoudigweg niet in de wieg gelegd. Als jonge renner ligt hij soms op de kamer bij Gerrie Knetemann. Dan luistert hij ademloos naar de prachtige verhalen van al even fraaie zeges. Eén zin onthoudt hij altijd. Als Knetemann vertelt over zijn wereldtitel van het WK van 1978, zegt hij: ‘Je bent wereldkampioen voor je er erg in hebt.’

Utsonomiya, 2 september 1990.
Het is heet. Al in de eerste ronde demarreert Peter de Clerq. Een grote groep volgt. Onder hen twee Belgen: Bruyneel en De Wolf.

In 1986 volgt dan toch die grote zege waar Dhaenens zo naar smacht. In de elfde etappe van de Tour van dat jaar, eindigend in Bordeaux, demarreert hij op drie kilometer van de streep.
Rudy rijdt zich volkomen total loss.
Het peloton nadert.
Hij versnelt nóg eens. En hij wint, al scheelt het niets.

Het zal lange tijd zijn laatste zege blijven. Nadat hij eind 1987 tekent bij PDM, schikt hij zich nog meer dan eerst in de rol van knecht. In 1988 en 1989 wint hij zelfs geen enkele maal. Wel is hij er vaak dichtbij, zoals die keer in Blagnac, weer in de Tour. Wéér ligt hij solo op kop, de zege kan hem onmogelijk nog ontgaan. En dan, op nauwelijks vierhonderd meter van de streep, schat hij de laatste bocht volkomen verkeerd in.

Dhaenens valt en terwijl hij weer op zijn fiets klautert, passeert het peloton hem.
Die nacht doet hij geen oog dicht. Hij geeft zelfs over.
Ziek van weer net niet.

Ronde na ronde wordt de kopgroep van twintig man uitgedund. Het worden er dertien. Alleen Dirk De Wolf is er nog bij voor België. Nog weer later zijn er nog zes. En nog steeds is De Wolf erbij.

Het voorjaar van 1990 begint uitstekend voor Rudy Dhaenens: hij wordt tweede in de Ronde van Vlaanderen, negende in Parijs-Roubaix en vierde in Luik-Bastenaken-Luik. Ook de zomerse klassiekers rijdt hij met de besten mee. Winnen lukt echter weer niet.
Het wereldkampioenschap wordt dat jaar georganiseerd in Utsonomiya, Japan. Dhaenens wordt geselecteerd door bondscoach Eddy Merckx. Kopman van de Belgische ploeg is hij echter niet, voor die rol heeft Merckx Criquielion al.

Dhaenens bereidt zich op een manische wijze voor op dat WK. Samen met zijn boezemvriend Dirk De Wolf traint hij zich een ongeluk. Bovendien staan ze iedere dag om vier uur ’s ochtends op, om de jetlag straks te minimaliseren. Enkele weken vóór die bewuste zondag groeit zijn eigen vorm Rudy boven het hoofd. Het idee dat zijn lichaam sterker is dan hij ooit voor mogelijk heeft gehouden, beangstigt hem. Hij vreest dat hij zijn top een paar weken te vroeg beleeft.

Dag-Otto Lauritzen demarreert vanuit het peloton en rijdt in één ruk naar de koplopers. Daar aangekomen demarreert hij nogmaals. Slechts één man kan hem volgen. Juist.
Het is de dag van Dirk De Wolf.

Na het WK verhuist Rudy van PDM naar Panasonic, van de zachtaardige Gisbers naar de keiharde Post. Het wordt een desillusie: hij voelt zich er geen moment thuis. De regenboogtrui hangt als een loden bal aan zijn fiets, de met zijn salaris evenredig gestegen verwachtingen blokkeren zijn benen. Slechts één zege behaalt hij voor zijn nieuwe ploeg: het criterium van Eeklo. Het zal zijn laatste zege blijken.

Post verwacht waar voor zijn geld en wil dat Dhaenens schittert in het Vlaamse voorjaar. De renner is echter al maanden niet in orde, hij lijdt aan bronchitis. In de Driedaagse van de Panne krijgt hij hoge koorts. Desalniettemin start hij de zondag daarna in de Ronde van Vlaanderen; hijzelf zal later zeggen dat dit zijn gezondheid vermoedelijk ernstige schade heeft toegebracht.

De op één na laatste beklimming van de Kogashi. De Wolf is nerveus, het zijn de zenuwen van iemand die een superdag heeft. Achter de twee troepen volgauto’s samen. De Wolf maakt zich boos. Slingert. Valt.

Een jaar later, in 1992, beëindigt Rudy Dhaenens zijn professionele wielercarrière. Onderzoeken hebben een hartprobleem uitgewezen en, verstandig als hij is, volgt hij het doktersadvies om ermee te kappen onmiddellijk op. Het is ook mooi geweest, denkt hij. Nog iedere dag herinnert hij zichzelf aan die ene dag dat alles lukte: in de hal van zijn huis in Vosselare hangt de regenboogtrui. In de keuken hangt een foto van de huldiging.

Dhaenens gaat in aandelen, gaat lesgeven en bekwaamt zich in het geven van co-commentaar. In zijn vrije uren bekommert hij zich om een talentvolle wielrenner uit het dorp, Kristof Trouvé. Zo verglijden de dagen van een oud-wereldkampioen.

Dáár komen de achtervolgers. Dirk herkent een Belgisch truitje. Rudy. Er kunnen er nog twee mee met de vrienden: Leanizbarrutia en Gayant. De voorsprong van de vier is klein.

Op 5 april 1998 start de Ronde van Vlaanderen in Brugge en Dhaenens zal die dag weer co-commentaar geven voor Eurosport. ’s Ochtends vertrekt hij met zijn auto met het Eurosport-logo erop naar de finishplaats. Daar arriveert hij echter nooit.

Die dag krijg zijn vrouw telefoon. Ze springt in haar auto en rijdt naar het ziekenhuis van Aalst. Onderweg passeert ze een ongeluksplek. Het wrak van de auto met het Eurosport-logo staat in de berm, gevouwen om een boom langs de weg.

Johan Museeuw wint die middag in Brugge, maar ieders gedachten zijn in het Aalsters ziekenhuis. Daar sterft de volgende dag Rudy Dhaenens. Hij zou vier dagen later 37 jaar geworden zijn.

Op de slotklim moeten de Spanjaard en de Fransman laten lopen. Dhaenens en De Wolf rijden naar de finish. Het verschil is nauwelijks acht seconden. Ze spreken met elkaar: wie wint, betaalt. Rudy wint de sprint en juicht. Dirk wint het geld. Hij juicht ook.

In de kerk klinkt de stem van Boudewijn de Groot uit de luidsprekers.
Hoe sterk is de eenzame fietser?

De kist wordt binnengedragen, gedragen door vier wereldkampioenen: Merckx, Beheyt, Maertens en Criquielion. Dat heeft Walter Planckaert geregeld. Kort daarachter lopen Schotte, Van Steenbergen, Van Looy.

Buiten staan talloze belangstellenden in de kou. Ze staan achter dranghekken.
Net als in de koers.

Op het podium lijkt De Wolf pas te beseffen wat hij zojuist verkocht heeft. Eeuwige roem. Rudy wordt omhelsd door Gianni Bugno. Hij huilt van geluk. Wereldkampioen ben je voor je er erg in hebt.

Frank Heinen