De wielergeschiedenis kent twee Wigginsen. Een vader en een zoon.

De verhalen over de zoon zijn als columns over katten: ze zijn talrijk en ze lijken allemaal een beetje op elkaar.

Dit verhaal gaat over de vader.

De erelijst van Gary Wiggins in het kermiscircuit is als het begin van een episch gedicht over een zeeheld die allemaal plekken met fantasienamen aandoet en daar moet zien af te rekenen met vreemdsoortige wezens: Dentergem, Sinaai. Petegem aan de Leie. Beringen. Dentergem. Westrozebeke. Petegem aan de Leie. En om het af te maken: Petegem aan de Leie.

Het leven van Gary Wiggins was ook een soort Odyssee, maar dan een waar het geluk gezocht en de brokken om iedere hoek gevonden worden. Als wielrenner heeft hij nog niets gepresteerd als hij in 1974 als 21-jarige naar Europa trekt om prof te worden, maar hij laat dan al wel een vrouw en een pasgeboren dochter achter.

Gary Wiggins heeft wielertalent, wat heet: hij barst ervan. Met name in achtervolgingen en zesdaagsen rijdt hij de planken uit de baan. Drie jaar na zijn overtocht wordt hij al wereldkampioen teamachtervolging. Hij is dan al een jaar samen met Linda, die hij in Londen heeft ontmoet.

Linda en Gary trouwen in januari 1979 en niet lang daarna verhuizen ze naar Gent.

Daar wordt een jaar later hun zoon Bradley geboren.

Gary is een held op de baan, maar op de weg heeft hij nog niets gepresteerd. Hij wil klassiekers winnen, en massasprints, maar zijn lijf is een maatbeker met een sterk goedje, die echter al ruim leeg is voor de prijzen in de grote wedstrijden worden verdeeld: verder dan talloze ereplaatsen in nog veel tallozere kermiskoersen reikt hij nooit.

Op een andere wijze maakt hij meer indruk: Gary Wiggins is een beest. Een vierkante kerel, met een torso waar je drie Spaanse klimmers uit kan kleien. Zijn blik doet denken aan die van een menseneter met een slechte dag. Zijn bijnaam luidt: The Doc, en dat is niet omdat hij medicijnen heeft gestudeerd, maar wel omdat iedereen te allen tijde bij Gary Wiggins kan aankloppen voor een handje amfetaminen.

Mensen die hem kennen, mensen uit het zesdaagsencircuit, noemen Gary Wiggins een in- en inzachte man, maar wel iemand die zijn zachtheid verbergt onder een deken van rotsen.

In 1982 is het voorbij tussen Linda en Gary; Gary is wel een man voor het huwelijk, maar niet als het huwelijk al te lang duurt. Vijf jaar nog koerst Gary Wiggins kriskras door Europa: hij zal in zijn loopbaan 73 zesdaagsen rijden. Eentje wint hij er: die van Bremen, 1985, samen met koppelmaatje Tony Doyle.

Als hij begin ’87 zwaar ten val komt in de Zesdaagse van Kopenhagen, houdt Gary Wiggins het verder voor gezien op het continent: The Doc gaat met wielerpensioen en keert terug naar Australie.

Aan de vooravond van de Olympische Spelen in Sydney (2000) reist een talentvolle baanwielrenner Down Under. Daar zal hij later die zomer brons winnen met de Britse achtervolgingsploeg.
De reden dat hij al zo vroeg naar Australië afreist, heeft een reden die niets met z’n sport te maken heeft, en ergens toch ook weer wel: hij gaat z’n vader ontmoeten.  Voor het eerst.

Die avond eten vader en zoon in een restaurant in Musselbrook, New South Wales. Gary Wiggins zuipt zich nog in het restaurant een waas voor de ogen en zijn biologische kind vertrekt voortijdig.
Later die week gaat Gary met zijn zoon mee naar een trainingswedstrijdje. Als Bradley Wiggins over de streep komt, treft hij zijn vader stomdronken aan, dobberend op een zee van met ijver een betere zaak waardig achterovergeklokte halve literblikken bier.
Wanneer Gary Bradley in het oog krijgt, begint hij meteen omstandig en op luide toon uit te leggen wat zijn zoon verkeerd heeft gedaan en hoe hij, Gary Wiggins, die wedstrijd wel eventjes naar zijn hand zou hebben gezet.

Bradley en Gary Wiggins zullen elkaar nooit meer zien.

Het leven van Gary Wiggins in Muswellbrook is een opeenvolging van teleurstellingen: hij werkt als huisschilder, glazenwasser, fietsenmaker en automonteur, hertrouwt wederom, wordt voor de derde keer vader en scheidt voor de derde keer.
In de tussentijd groeien de dagelijkse pilsjes gestaag uit tot liters drank, die hij in zijn keel goot zoals je badschuim in een badkuip gooit.

Gary Wiggins wordt achtervolgd door de demonen van drugs en drank, een leven lang al, maar in Musselbrook voelt hij hoe ze almaar dichterbij komen.

De laatste jaren van zijn leven cirkelt hij vooral rond de kroegen van Musselbrook, waar de mensen hem liever zien gaan dan komen.

Hij sterft op vrijdag 25 januari 2008.

De avond ervoor is het Australia Day en Gary is aanwezig op een huisfeestje in Aberdeen, maar – zoals dat gaat in het leven van Gary Wiggins – heeft hij het al snel aan de stok met de gastheer. Na een paar klappen wordt hij letterlijk het huis uitgegooid.

De volgende ochtend, rond een uur of zeven ’s morgens, wordt hij bewusteloos gevonden in Segenhoe Street, tegenover de gemeentelijke begraafplaats en bijna een kilometer van de plek waar hij de vorige nacht hardhandig van het feest is verwijderd.

Het artikel in de Newcastle Herald begint als volgt: ‘Mystery surrounds the death of a man, 55, found unconscious in a street at the beginning of a violent Australia Day weekend in the Hunter.’

Dat de man Gary Wiggins heette en dat hij een paar uur nadat hij gevonden werd stierf in het John Hunter Hospital van Newcastle, vermeldt dat artikel nog niet.

*

Na Gary’s dood gaat zijn dochter Glenda naar het appartement van haar vader om ‘de boel uit te zoeken’. Ze treft er een stapel plakboeken, helemaal gevuld met knipsels over de carrière van zijn talentvolle zoon.

Kort na Bradley Wiggins’ Tourzege van 2012 grijpt Glenda haar kans en doet zij een oproep aan getuigen om zich, vier jaar na de dood van hun beider vader, alsnog te melden en zijn dood alsnog te ontraadselen.

Er volgen talloze reacties, maar de gouden tip zit er niet tussen.

De dood van Gary Wiggins blijft tot nader order de raadselachtige finish van een roekeloos gereden race.

Frank Heinen