Wie in de 21e eeuw als Nederlander of Belg acht keer bij de eerste twintig van de Tour de France eindigt, hoeft zich de rest van zijn leven geen zorgen meer te maken. Voor hem is er na afloop van zijn carrière altijd wel een ploeg, een sponsor, een sportkledingfabrikant, een vermogende fietsenhandel of een televisieprogramma dat zich wil opwerpen als sociaal en financieel vangnet.
En anders is er nog wel een uitgever te vinden die brood ziet in een onthullende biografie, die met behulp van een paar fijne dopinganekdotes (‘Mijn vrouw pakte op een ochtend in halfslaap wat HGH-13 uit de koelkast en flikkerde het in haar muesli. Toen zij mij de volgende dag eens stevig vastpakte, kneusde ik twee ribben. Toen wist ik dat ik het goede spul in huis had.’) een klein verkoopsuccesje wordt.
Maar in de jaren zeventig was het winnen van de Tour de France zo normaal voor de Belgen, dat de nummer dertien al wat meewarig werd nagewezen. Wie nooit op het podium stond, moest wel een legendarische prutser zijn.
Tony Houbrechts eindigde acht keer bij de eerste twintig in de Tour de France. Hij werd zelfs een keer achtste, in 1970. Bovendien was hij de eerste niet-Italiaan die de Tirreno Adriatico op z’n naam schreef en won hij ook nog als eerste (en vermoedelijk tevens als laatste, al zijn de statistici dat nog aan het uitzoeken) niet-Portugees de Ronde van Portugal en speelde hij een paar jaar lang meesterknecht voor Felice Gimondi – ook geen baantje voor halve zolen.
In totaal won hij in al die jaren 33 profkoersen.
Dan ben je geen legendarische prutser. Dan ben je een uitstekend coureur.
Zeventien jaar duurde de profloopbaan van Tony Houbrechts.
Zeventien jaar op een smal zadel.
En dan?
Niets.
Nu ja, een slecht lopende antiekzaak in Tongeren, noem dat maar niets.
De winkel ging failliet en sleurde z’n eigenaar mee in de misère.
Toen Tony Houbrechts even niet oplette, had iemand zijn financiële vangnet weggehaald. Johan Cruijff zei ooit over zijn nogal inhalige manier van onderhandelen over geld: ‘Ik kan over tien jaar niet naar de bakker gaan en zeggen: Hallo bakker, ik ben Johan Cruijff, kent u mij nog? Geef me een brood.’
En als Johan Cruijff dat niet kan, wie is Tony Houbrechts dan helemaal?
(Vermoedelijk zou Cruijff dit al veertig jaar gerust kunnen doen, maar rekent hij in plaats daarvan gewoon altijd netjes zijn Allinson met zonnebloempitten af).
Nu kletterde de oud-Tirrenowinnaar van het dunne koord van de brocantehandel in een klap in het zaagsel van ernstig geldgebrek.
Meer dan wat dan ook had Tony Houbrechts geld nodig. Mensen zijn kwetsbaar op zulke momenten.
Op een gure januariochtend in 2007 werd Tony Houbrechts door zes agenten van de narcoticabrigade van de federale politie opgepakt op de parkeerplaats van het treinstation van Tongeren.
Aanklacht: productie van amfetamines en de verkoop van speed.
Tony Houbrechts zou aan de Rooierweg in Tongeren een drugslab hebben willen opzetten. Toen dat niet lukte, liet hij de installatie om de drugs mee te fabriceren achter op dat adres.
Later zou Houbrechts bepleiten dat hij niet wist dat het om drugs ging.
‘Ze’ hadden hem verteld dat die installatie bedoeld was om illegaal alcohol te stoken.
De officier van justitie eiste 2,5 jaar celstraf, maar Tony Houbrechts kwam ervan af met 200 uur werkstraf.
Ach, wat is ‘ervan afkomen’? Acht keer top-twintig rijden in de Tour en dan veertig jaar later terecht staan omdat je met amfetaminen aan het zeulen bent geweest; dan ‘kom je nergens vanaf’.
‘Hallo bakker, ik ben Tony Houbrechts. 33 profzeges en een strafblad. Geef me een brood’
Er zijn niet veel bakkers die daar intrappen.
- Voorpublicatie ‘Fietsen om niet aan te komen’ van Frank Heinen - 30/04/2021
- Vergeten wielrenner: José Beyaert - 20/04/2021
- Vergeten wielrenner: Rebecca Twigg - 01/04/2021