Edmond JacquelinEdmond Jacquelin (31 maart 1875 – 29 juni 1928)

16 mei 1901, Parc des Princes, Parijs. Het Grote Duel tussen Edmond Jacquelin, Europa’s meest getalenteerde sprinter, Major Taylor, de vliegende neger uit Amerika. De kleurling is voor het eerst naar Europa afgereisd en wordt als een bezienswaardigheid van hot naar her gesleept. De mythe rond zijn fysieke kunnen heeft de grenzen van het ongeloofwaardige reeds lang overschreden. Jacquelin, die met ijzeren hand regeert in het Europese wielrennen, acht zichzelf superieur aan de wildeman uit de West. Major Taylor glimlacht slechts beleefd. Na vandaag zal duidelijk zijn wie de snelste mens op aarde is. Een paar dagen eerder al heeft Major Taylor voorgesteld: ‘Alles voor de winnaar, niets voor de verliezer.’

De onvolprezen Vlaamse auteur Jan Boesman trachtte ooit de lichaamsbouw van Edmond Jacquelin, een van ’s werelds eerste topwielrenners, zo adequaat mogelijk te beschrijven. Hij schreef het volgende:

‘Een herculisch lijf waarop de Goede Heer een granieten hoofd heeft gebeeldhouwd. ’s Mans vooruitgeschoven kinnebak doet het lijken of dat lichaamsdeel eerder de meet overschrijdt dan zijn voorwiel.’

En dan laat Boesman Jacquelins wenkbrauwen, die twee dikke, donkere borstels hun eigen lemma in de encyclopedie van de wielergeschiedenis ruimschoots verdienen, voor het gemak nog maar even buiten beschouwing.

‘Mijn beste Desgrange,

Als je denkt dat de kleurling mij bang maakt met zijn praatjes me te zullen verslinden en al mijn geld te innen, dan mag je hem zeggen dat ik zijn voorstel aanvaard: alles voor de winnaar, niets voor de verliezer. We zullen zien wie de chocolat zal zijn.

Vooralsnog is hij dat.

Het beste,

Edmond Jacquelin’

Ze noemen hem Pioupiou. Soldaat.

Maar niet onmiddellijk.

Edmond Jacquelin begint gewoon als bakkersknecht. In die professie fietst hij zo allemachtig veel dat dorpelingen hem vragen of hij het niet eens zonder bakfiets moet proberen.

Op zijn achttiende vertrekt Jacquelin vanuit zijn geboortedorp naar Parijs. Hij gaat wielrenner worden.

In Parijs wordt zijn talent al fluks opgemerkt en niet veel later stromen de start- en prijzengelden binnen bij het bakkershulpje uit de provincie.

In nauwelijks een jaar tijd wordt Jacquelin lid van de Parijse beau monde; hij is de sportheld van een natie. Overdag keizer op de wielerbaan, ’s nachts een vlinder die van bar naar nachtclub fladdert. Hij heeft zelfs z’n eigen loge in de schouwburg.

Op de baan heeft Jacquelin een grote kracht: de Jump. Hij kan zichzelf en zijn fiets met nog een laatste ruk vanuit het middenrif als het ware over de finishlijn smijten.

Niemand, geen Noor, geen Duitser, geen Belg, geen Nederlander, kan hem de baas.

Niemand.

Behalve, in Amerika, als je die verhalen mag geloven.

Twee mannen betreden de wielerbaan. De vreemdeling voorop. De donkere man draagt een helwit gewaad. Achter hem volgt Jacquelin, lachend. De koning die zijn eigen paleis betreedt. Niet lang daarvoor heeft hij in Berlijn een reusachtige hond aangeschaft. De hond doet alles wat hij zegt en luistert naar de naam Major. Dit is de confrontatie waarop de wereld heeft gewacht.

Wanneer de renners op hun fietsen klauteren en de starter zich naast de baan opstelt, daalt er een sublieme stilte neer over de duizenden en duizenden toeschouwers, die net nog hun favoriet toejuichten en diens vijand uitjouwden.

Dan, drie seconden lang, gebeurt er helemaal niets.

Een schot.

Ze zijn begonnen.

Maar ze staan nog steeds stil.

Een volmaakte surplace.

De loopbaan van Edmond Jacquelin zal zich lang voorbij zijn glorietijd uitstrekken. Terwijl de populariteit van het wielrennen op de weg toeneemt en hij zich altijd beperkt tot het hout en het beton van de wielerbanen, nemen niet alleen zijn fysieke vermogens, maar ook zijn populariteit af.

De nieuwe helden heten Garin, Cornet, Lesna. Geen zonnekoningen van de baan, maar dwangarbeiders van de weg.

Toch blijft Jacquelin fietsen, winnen en goed verdienen. Hij weet niet beter.

De wielerbaan van het Parc des Princes is 1.332 meter precies, nagemeten met de meest precieze aller duimstokken. De twee roerloze stipjes op de baan moeten twee rondes afleggen. Plots: beweging. De koning van Frankrijk valt zijdelings van zijn fiets en ligt hulpeloos in de middenberm. Zijn voetriempje heeft het begeven.

Als de oorlog uitbreekt, meldt Jacquelin zich bij het Franse leger. Hij treedt in dienst als chauffeur. Veel soldaten die hij vervoert, herkennen de man achter het stuur: ze hebben hem ooit, als jongens, in een niet eens zo heel grijs verleden, wel eens toegejuicht

Tussen de ritjes en de gevechtshandelingen door, draagt ook Edmond Jacquelin zijn steentje bij aan wat later de meest literaire aller oorlogen genoemd zal worden. Zijn indrukken worden gepubliceerd in de krant La Vie Claire. Titel van zijn dagboek: ‘Leven in het regiment: indrukken van een wielrenner-militair’.

Jacquelin wint de eerste manche, met ruim een lengte voorsprong.

Dus toch, denken de duizenden langs de baan, dus toch.

De tweede manche, die slechts anderhalve ronde duurt, wint Jacquelin wederom.

Dan draait hij zich om naar zijn tegenstander, die zo duidelijk het onderspit heeft moeten delven. Jacquelin zet zijn duim op het puntje van zijn neus en laat de andere vingers wapperen.

Een pied de nez.

Een lange neus.

Een vernedering.

(Pas veel later zal Edmond Jacquelin spijt betuigen).

Jacquelin overleeft de oorlog en keert terug naar Parijs. Wielrenner-af, ster-af, rijkaard-af.

Een statusverandering waar hij maar moeilijk mee om kan gaan; Jacquelin werkt zichzelf op virtuoze manier keer op keer in de (financiële) nesten.

Op een dag wordt een voormalig Jacquelin-fan op straat aangesproken door een haveloze man. Of hij wat geld of een stuk brood heeft. De koning van Parijs is een bedelaar geworden.

Op 29 juni 1928 wordt zijn roerloze lichaam gevonden onder een brug over de Seine, op de plek waar het schuim der aarde z’n laatste adem kan komen uitblazen.

Edmond Jacquelin sterft enkele dagen later, in een ziekenhuis in Beaujon.

Onmiddellijk na de wedstrijd verzoekt Major Taylor om een revanchewedstrijd. Jacquelin wijst dat verzoek in eerste instantie nog af – ‘Ik denk te mogen zeggen dat ik de neger zodanig verslagen heb, dat een revanche niet aan de orde is’ – maar komt daar later toch op terug.

Op 27 mei staan de twee weer tegenover elkaar. Ditmaal wint de Amerikaan. Overtuigend.

Een derde duel, ruim twee jaar later, op 14 juli 1903, trekt nog maar weinig aandacht. Op datzelfde moment is elders in Frankrijk de eerste Tour de France aan de gang.

PS

Voor een fantastisch gedocumenteerde en virtuoos opgeschreven reconstructie van de grote match tussen Major Taylor en Edmond Jacquelin, verwijs ik naar Jan Boesmans De fiets van Lautrec (2013), een van de beste sportboeken die ik ooit las.

Frank Heinen