De ouders van Jaanus Kuum werken allebei aan de lopende band, in de grootste fabriek van Tallinn. Het is midden jaren tachtig, de Sovjetunie wankelt maar is nog niet gevallen.
Als ze thuiskomen van hun werk, is hun zoon vaak nog op pad. Trainen.
Hij is nog geen twintig jaar, maar verdient al meer dan zijn beide ouders bij elkaar. Een luxe-leven, voor Estse begrippen, maar Jaanus weigert genoegen te nemen met de status quo die het leven in Tallinn betekent. Hij wil beter worden, zich meten met de renners die hij slechts van televisie kent.
Tijdens zijn reizen met de nationale ploeg proeft hij van de wereld aan de andere zijde van het IJzeren Gordijn. De vrije wereld. Het Westen.
Zijn besluit om met zijn fiets en zijn talent de wereld in te trekken staat al lang vast. Hij spreekt er voorlopig met niemand over; de autoriteiten zullen het hem immers nooit toestaan.
Een eerste, hoogst geheime poging om te deserteren uit de Sovjetstaat mislukt. Wanneer hij met de staatsamateurs een wedstrijdje in Oostenrijk rijdt, spreekt hij met ploeggenoot Urmas Karlsson af om in het holst van de nacht de jeugdherberg waar ze verblijven te ontvluchten.
Op het moment suprème haakt Karlsson echter af, het avontuur trekt hem opeens minder dan zijn warme bed. Jaanus besluit hem een volgende keer niet meer in vertrouwen te nemen.
Die volgende keer volgt al enkele weken later, als Kuum en zijn ploegmaats de amateurronde van Denemarken rijden. ’s Nachts, als Urmas Karlsson slaapt, klimt hij uit het raam van het rennershotel en verdwijnt in de duisternis. Met een bundeltje kleren en zijn racefiets als enige bagage glipt hij nog diezelfde nacht de grens over naar Noorwegen. Daar, in Oslo, wonen zijn grootouders van vaderskant, de oude Kuums.
Nog datzelfde jaar – 1984 – krijgt hij het Noors staatsburgerschap toegewezen en weer een jaar later wordt hij ontdekt als hij in een belangrijke Franse amateurwedstrijd het peloton vernedert op de befaamde Mont Faron. Dáár, net buiten Nice, noteren alle Franse ploegleiders zijn naam in hun boekjes. Kuum, onthouden die man.
In 1986 debuteert Jaanus als professional bij de grote Toshiba-ploeg van LeMond en Hinault. Hij verhuist naar Frankrijk en leeft er het leven van een echte prof. Iedere avond gaat hij stipt om negen uur naar bed, hij leest uitsluitend boeken en tijdschriften over wielrennen en traint zich bijna ongans. Ondanks een paar goede resultaten in het begin, breekt zijn arbeidsethos hem echter al snel op. Hij is vaak geblesseerd, moe, ziek en vooral eenzaam. Er wordt openlijk getwijfeld aan zijn mentale gesteldheid en Jaanus vertrek naar Vlaanderen, om er in de wonderlijke ADR-ploeg te gaan fietsen. Daar, in Sint-Niklaas, ontmoet hij ploegleider José de Cauwer, die een zwak voor hem opvat. Vaker nog dan in zijn ruime appartement in het centrum is Jaanus bij de De Cauwers. Met name de dochter van de ploegleider, Nanouk, is gek op de zwijgzame stamgast. De 3-jarige besluit al haar poppen Jaanus te noemen.
Nu De Cauwer hem zo vaak om zich heen heeft, ziet hij ook het amateurisme waarmee Kuum zich denkt te kunnen voorbereiden op grote afspraken. Zo gaat hij – enkele dagen voor een belangrijke wedstrijd – vaak dertig of veertig kilometer hardlopen. Of nog langer, als hij zich goed voelt. Het verleidt Eddy Merckx tot de uitspraak dat Kuum ooit de Tour kan winnen, mits goed begeleid.
In zijn hoofd is Kuum echter absoluut geen Tourwinnaar. Hij denkt veel aan zijn familie in Tallinn, die hij sinds zijn vertrek nooit meer heeft gezien, die hij zelfs nooit meer heeft gesproken. Ze zullen intussen vast weten hoe het hem vergaat, maar hoe het met hen gaat, weet hij niet. Hij heeft ze een ansichtkaart gestuurd toen hij bij zijn grootouders aankwam, maar of die ooit is aangekomen, betwijfelt hij.
De sombere gedachten blijven hem bezoeken, ook in Sint-Niklaas. Op de vlucht voor zijn eigen demonen verhuist hij naar Monaco. Hij gaat er wonen met zijn vrouw Maria. Daar, in het poenerige ministaatje, eindigt in 1993 zijn wielerloopbaan. Een automobilist snijdt een rotonde links af en ramt de trainende Kuum frontaal. De blessures zijn te ernstig om te denken aan het voortzetten van zijn carrière. Enkele maanden later bezoekt hij voor het eerst sinds 1984 zijn ouders, samen met Maria.
Gesterkt door het hernieuwde contact met zijn familie, begint Jaanus Kuum helemaal opnieuw. Hij en Maria gaan wonen in de Verenigde Staten, alwaar hij zich zal gaan bezighouden met het importeren van racefietsen.
Het wordt een grandioze mislukking. De zaak gaat al snel failliet en het huwelijk tussen Jaanus en Maria loopt op de klippen. Ergens in die periode moet de oud-wielrenner met de lange benen begonnen zijn met drinken.
In 1998 keert Kuum terug naar Estland. Daar ziet zijn familie een gebroken man, iemand die alles had maar het door zijn vingers heeft laten glippen. Hij vertelt zijn opa – die inmiddels is teruggekeerd naar zijn geboortegrond – dat hij opnieuw wil beginnen, vanaf nul. Terug naar de plek waar alles begon.
De volgende dag is hij dood. Het leven, dat hem eerst zoveel gegeven heeft, pakte alles ook weer af.
- Voorpublicatie ‘Fietsen om niet aan te komen’ van Frank Heinen - 30/04/2021
- Vergeten wielrenner: José Beyaert - 20/04/2021
- Vergeten wielrenner: Rebecca Twigg - 01/04/2021