Lucien Petit BretonLucien Petit-Breton (18 oktober 1882 – 20 december 1917)

Je zou denken dat zonen van horlogemakers altijd tijd genoeg hebben. Maar dat is niet zo.

De vader van Lucien George Mazan was horlogemaker. Een eervol beroep, dat vond hij zelf ook. Toen zijn zoon Lucien zes jaar oud was, verhuisde hij met het hele gezin naar Buenos Aires, Argentinie, om daar zijn pogingen om de tijd te vangen voort te zetten. Zijn zoon, Lucien, zou daar, aan de andere kant van de oceaan, dan opgroeien tot een respectabele kerel, een horlogemaker misschien. Een echte Mazan.

Tien jaar later is Lucien Georges Mazan kelner in de Jockey-Club in het centrum van de stad, een club naar Engels model waar heren elkaar in alle rust en op neutraal terrein kunnen ontmoeten.

Op een dag doet Lucien mee aan een verloting. De hoofdprijs is een racefiets.

Hij wint. Lucien is dan zestien jaar.

Zijn ouders zijn nog niet half zo verguld als hun zoon met de prijs. Fietsen, is dat nu een bezigheid voor een heer-in-wording? Voor de zoon van een gerespecteerd horlogemaker? Voor een echte Mazan?

Terug in Frankrijk, waar Lucien zijn opleiding zal vervolgen, begint hij fanatiek te fietsen, buiten het zicht van zijn ouders natuurlijk. Hij is dan al eens Argentijns kampioen op de baan geworden – voor wat het waard is.

In Frankrijk begint hij zelfs deel te nemen aan wegwedstrijden, onder een valse naam. Zijn vader mag immers niet plotseling achter Luciens verboden liefhebberij komen.

Lucien Georges Mazan gaat voortaan door het leven als Lucien Breton. Lucien uit Bretagne. Dat kan iedereen zijn.

Al snel wordt hij gevraagd zijn naam te wijzigen. De renner die het vraagt, heeft daar zo zijn redenen voor: hij heet echt Lucien Breton.

Als Lucien Petit-Breton maakt Lucien Georges Mazan grote indruk in het Franse peloton. In 1905, nauwelijks twee jaar na zijn terugkeer uit Argentinie, verbetert hij op de wielerbaan van Parijs het werelduurrecord van de Amerikaan Willie Hamilton. Niemand ter wereld reed ooit meer meters dan hij in zestig minuten: 41 kilometer en 110 meter, met de duimstok gemeten.

Het record is een bewijs van Luciens onvoorstelbare fysieke kunnen, zijn uithoudingsvermogen en zijn stamina. Hij is klaar om zich te bewijzen op de weg.

Een jaar later al wint hij Parijs-Tours, zijn eerste echt grote zege. Maar in 1907 breekt hij pas echt door: winst in de vijfde Tour de France.

Weer een jaar later maakt hij er een bisnummertje van.
In totaal wint hij in die twee Tours alleen als zeven ritten.

Daarna neemt de pech het van hem over: hij rijdt geen Tour meer uit. In 1912 lijkt hij na allerhande tegenslag dan toch eindelijk klaar om voor de derde maal de Tour te winnen. Petit-Breton is fit, gemotiveerd en verkeert in uitstekende vorm.

Helaas: in de tweede etappe botste hij op een koe.
Een koe.
Een koe dus.
Een koe wordt de eindhalte van zijn glansrijke wielerloopbaan.

Wanneer twee jaar later de Eerste Wereldoorlog uitbreekt, wordt ook Lucien naar het front gezonden. Zijn militaire carrière is lang niet zo imposant als die op de fiets. Het ontbreekt Lucien aan het echte soldatenbloed.

Enkele dagen voor wat de laatste Kerst aan het front zal zijn, op 20 december 1917 verongelukt hij wanneer hij in de buurt van Troyes op een tegemoetkomende auto knalt.

Lucien Petit-Breton is op slag dood. Gestorven voor volk en vaderland.

Te weinig tijd om een echte Mazan te worden.

Frank Heinen