HET IS KOERS!

Vergeten wielrenner: Vermaut, Stive

Stive Vermaut

Stive Vermaut

Stive Vermaut (22 oktober 1975)

13 juni 2004 is het vaderdag. Een rustige, zonnige zondag. Stive Vermaut gaat die middag op visite bij zijn schoonfamilie, samen met vrouw Vanessa en dochtertje Emmy.
Ze hebben om 12:00 afgesproken. Het cadeau voor schoonvader – een door Stive zelf gerepareerde mountainbike – staat in de gang te wachten.
Om 11:00 gaat Stive nog een blokje om met de racefiets. Ondanks dat zijn nieuwe leven als oud-coureur hem minder zwaar valt dan hij vreesde, kruipt het bloed nog altijd waar het niet gaan kan. Wie ooit een talentvolle wielrenner is geweest, in dienst van Lance Armstrong heeft gereden en 36e in de Tour de France is geworden, wil af en toe nog wel eens een toertje maken.

Het heeft lang geduurd alvorens Stive Vermaut kon accepteren dat hij nooit meer beroepsrenner zou kunnen zijn. Wanneer zijn artsen begin 2002 bij hem een aangeboren hartafwijking constateren en hem afraden ooit nog de racefiets te bestijgen, zoekt hij zijn heil bij Amerikaanse hartspecialisten, voor een second opinion. Niemand kan hem precies uitleggen wat hij mankeert, ook de doktoren overzee niet. En dus stapt Stive Vermaut halverwege het seizoen 2002 gewoon weer op de fiets, niet meer bij het grote Lotto, maar bij het bescheiden Palmans – Collstrop.

Stive is nog maar net vertrokken op die 13e juni als bij hemt huis de telefoon gaat. Vanessa neemt op. Het is Stive, die zich niet goed voelt en die vraagt of zijn vrouw hem misschien wil komen halen. Wanneer Vanessa arriveert, is Stive al bewusteloos. Rond hem is een oploopje van geschrokken voorbijgangers. Niemand van hen weet wat te doen, niemand heeft een EHBO-cursus gevolgd.

Na het seizoen 2002 moet Stive Vermaut toch zijn meerdere erkennen in zijn lichaam. Hij stopt met professioneel wielrennen en wordt vertegenwoordiger. Die baan bevalt hem maar matig, temeer omdat hij al van jongs af droomt van een eigen fietsenzaak. Naast zijn werk fietst hij nog veel, alleen of met de wielerclub uit de buurt. Eind 2003 wordt hij wederom aan zijn beperkingen herinnerd: na een pittige training met een paar renners uit de buurt wordt Stive ter hoogte van Passendale onwel. Temidden van de talloze soldatengraven uit de Eerste Wereldoorlog ligt de vertegenwoordiger en ex-coureur Vermaut. ‘Ik lig bijna waar ik moet liggen’, mompelt hij.

Stive raakt in coma. Twee weken ligt hij op de hartafdeling van het ziekenhuis van Roeselare. In de omringende bedden liggen bejaarde patiënten. Hij, de jonge sportman, is degene die niet meer bij kennis komt.

Op 1 januari 2004 neemt Stive Vermaut een fietsenzaak over. De droom een groot coureur te worden, is uit elkaar geklapt, de droom een fraaie fietsenwinkel te bezitten lijkt werkelijkheid te worden. Na zijn akkefietje in Passendale heeft Stive wéér een nieuwe professor bezocht. Dit keer in Gent. Ga er maar eens flink tegenaan, is diens advies. Het is het slechtste advies dat Stive Vermaut had kunnen krijgen.

Een halfjaar na het overlijden van haar man bevalt Vanessa van een zoon. Ze noemt hem Jelle. In een interview wordt haar gevraagd wat Jelle nu precies weet van zijn te vroeg gestorven vader. Het jongetje wordt erbij geroepen: ‘Papa is dood. Hij kon goed koersen.’

Mobiele versie afsluiten