Op zondag 12 april 2020 zond de VRT Parijs-Roubaix uit. Tussen 14:35 en 15:30, om precies te zijn. Sporza Retro, een klein uurtje met fragmenten uit de editie 2002, toen Johan Museeuw won en Tom Boonen voor het eerst mee op het podium mocht. Alle koersen waren uit de schappen verdwenen en we moesten het maar doen met dit rantsoen van gehamsterde archiefopnames.
Het leek vorig jaar toch nog meer dan goed te komen toen Parijs-Roubaix met een nieuwe datum op de proppen kwam. Ergens helemaal aan het einde van het opgerekte seizoen, dus we konden ons eindelijk weer eens verheugen op een kletsnatte editie, met onvindbare stroken in overgelopen velden waar ze de bieten net hadden gerooid. We kregen er bovendien ook eindelijk de eerste editie van de vrouwenkoers bij.
Maar op zondag 25 oktober 2020 ging Parijs-Roubaix opnieuw niet door. Wat in België en Italië wel kon, lukte niet in Noord-Frankrijk. Het Vélodrome ging definitief in lockdown. Voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog sloeg de klassieker uit 1896 een editie over.

Misschien kwam het door de dubbele intrekking, of simpelweg omdat je pas weet wat je mist als het er niet is. In elk geval zorgde juist het niet doorgaan van Parijs-Roubaix bij veel wielerliefhebbers voor een bevestiging van haar status: La Reine des Classiques. Vergelijk het met die van de Elfstedentocht: een onbestaand maar springlevend evenement dat zijn reputatie vooral ontleent aan de zeldzame momenten waarop het lijkt alsof de Tocht misschien tóch door zou kunnen gaan. Hoop doet leven.

Waarom Parijs-Roubaix het Mooiste Monument is?
Laten we de argumenten eens op een rijtje te zetten. Vijf redenen waarom Parijs-Roubaix de allermooiste is:

1. Overal koers
Het eerste uur tijdens Parijs-Roubaix is vaak minstens zo boeiend als het laatste uur van om het even welke andere wedstrijd. Nergens woedt het gevecht om in de lange vlucht te zitten zo fel als op de open, kaarsrechte D932 vanuit startplaats Compiègne. Niet zo gek wanneer je bedenkt dat een ontsnapping soms zelfs tot op het podium reikt. De adempauze is vervolgens kort: tegen de tijd dat de regie alle overlevenden van Het Bos heeft geïdentificeerd, is de helft ervan alweer uit beeld. Je kunt vanaf dat moment sowieso niet meer rustig naar de koelkast lopen, en dan eindigen ze ook nog op een wielerbaan. Een aankomst als de oorverdovende knal aan het eind van een vuurwerkshow. Toch net even wat anders dan de megaparking van de Carrefour in Ans.

2. Een grabbelton vol winstscenario’s
Wielrennen is kijken naar hoe een compleet peloton verkruimelt tot er eentje overblijft. Waar een wedstrijd als Milaan-San Remo slechts een handjevol winstscenario’s kent en de Waalse Pijl maar één, komen die in Parijs-Roubaix uit een onuitputtelijke grabbelton. Komt het door de opeenvolgende kasseistroken? Was het maar zo simpel. Zo zijn er onderweg overal extra verrassingen verstopt, van passerende treinwagons vol staalrollen tot supporters met vlaggenstokken. En neem alleen al de weersomstandigheden. Die zorgen al weken voor aanvang voor gespeculeer over welke van de twee soorten wedstrijden we krijgen: een ‘natte’ of ‘droge’ editie. Het maakt Parijs-Roubaix tot voorspelbaar onvoorspelbaar.

3. Underdog
Wielerliefhebbers zien over het algemeen graag eens een niet-favoriet winnen. Volgens onderzoekers bestaat dit ‘underdog-effect’ uit een combinatie van de ervaren tegenslag (hoog!) en de vastberadenheid (nog hoger!), en dat wekt sympathie op bij de kijker. Werp een blik op de erelijst van Parijs-Roubaix en je zult zien dat er met enige regelmaat zo’n type tussen de kampioenen staat. Servais Knaven, Mathew Hayman, Magnus Bäckstedt: in het ritme van Roubaix wordt eens per vier jaar een oeuvreprijs uitgereikt aan een renner die stug volhield en ieder jaar weer terugkeerde. Alsof Oliver Zaugg op een dag zomaar de Ronde van Lombardije zou kunnen winnen. In Parijs-Roubaix kan het.

4. Man-tegen-man
Wie echte duels wil zien, wordt tijdens Parijs-Roubaix nooit teleurgesteld. Op de finishfoto’s van de laatste tien edities staan gemiddeld zo’n twee a drie renners per plaatje. Drie keer was het een groepje van een man of vijf, drie keer een sprint-a-deux en vier keer een solozege. De verbrokkeling is zo onafwendbaar dat er in volle finale vrijwel nooit een treintje renners is dat de koers domineert. Daarin is Parijs-Roubaix niet uniek. De lengte van dit man-tegen-man duel (en vanaf dit jaar: vrouw-tegen-vrouw), is dat wel. Het kan zomaar twee uur of langer duren.

5. Het onmogelijke is mogelijk
Vier keer lekrijden? Geen probleem. Twee keer tegen de grond en toch weer aansluiten? Eerder regel dan uitzondering. Sowieso geldt dat als Johan Vansummeren een monument kan winnen, alles mogelijk is. Winnen vanuit een volstrekt geslagen positie dus ook. Stel je zoiets voor in Milaan San Remo, dat Arnaud Démare  gelost wordt en toch nog wint op de Via Roma. Onmogelijk, maar niet in Roubaix. En dan heeft Mathieu van der Poel nog nooit aan Roubaix deelgenomen, kun je nagaan.

Nog niet overtuigd? Kijk A Sunday in Hell , een documentaire die op één dag is gefilmd en die alle dimensies van de koers toont. Vijfenveertig jaar oud, maar zoveel is er sindsdien niet veranderd. Parijs-Roubaix is in elk geval nog altijd de mooiste.

Martijn Sargentini