HET IS KOERS!

Vlaams voor beginners

vlaanderenU hebt de tips gelezen bij de thuiskomst van de koers?
Goed zo!
Toch nog even ter herinnering: de koers komt thuis op 28 februari.
Dan ontvangen we met open armen de renners voor De Omloop.

U hebt nu twee opties: u gaat naar het parcours en volgt daar de koers. Of u gaat voor de televisie zitten en volgt daar de koers, in het gezelschap van Michel en José.

Meestal zal u begrijpen waarover het gaat. “Daar gaat Terpstra!!”, bijvoorbeeld. Dat is duidelijk, lijkt me. Maar dat zal niet altijd het geval zijn, zowel ergens in een verzopen weide als voor de televisie.

Daarom: elf tips – een inleiding op het Vlaams voor wielerliefhebbers.

TIP 1: “Allez!!”. Juist. U hebt gelijk. Dat is geen Vlaams. Het is Frans. Maar toch is het Vlaams. Waarom? Omdat een Vlaming het woord bijna in elke zin gebruikt. Allez, ik overdrijf nu wel een beetje. Laten we zeggen: in elke vijf zinnen. Gebruik “Allez!!” als u de renners ziet voorbijkomen. Beste plaats: de kasseien van de Lange Munte in Scheldwindeke, op Nokereberg, op de Paddestraat. U hoeft daar niets aan toe te voegen. Gewoon “Allez!!”. Dat volstaat.

TIP 2: “Allez!!” roepen voor de televisie is nogal zielig. De renners horen het niet. U roept dan eigenlijk gewoon voor uzelf. Niet doen, dus. Tenzij natuurlijk Greg aan het sprinten is voor de overwinning en toch weer mooi vierde wordt. “Allez!!” is dan een uitdrukking van verbijstering, niet van aanmoediging.

TIP 3: Soms rijdt een renner lek. Dat kan gebeuren. Zeg dan: “Hij staat mee een slappe tube.” Ik herhaal: “Hij staat mee een slappe tube.” Als je langs de kasseien zegt: “Kijk, die rijdt lek”, dan zal je rare blikken krijgen. Niet doen, dus. Nog even: “Hij staat mee een slappe tube.”

TIP 4: Vraag niet: “Moeten ze nog een eind?” Zeg wel: “Hoe ver is ’t nog van den arrivée?”. Het is twee keer hetzelfde, maar “Hoe ver is ’t nog van den arrivée?” klinkt spannender. Uw vrouw thuis zal dat, terwijl u voor de televisie zit, niet op die manier vragen. Zij zal zeggen: “Duurt dat nog lang?” Let vooral op de licht verwijtende toon in haar stem. U mag de rol van man en vrouw natuurlijk omwisselen.

TIP 5: Als u langs het parcours staat en de renners zijn voorbijgereden, dan gaat u naar een café. U vraagt dan “Twee pintses en een Duvelken.” Kan ook: “Twee Palmkes, nen Duvel en nen drogen worst.” Die worst is nog te verkrijgen in herbergen met de naam “Café Sport”, “Bij Marie-Jeanne” en “Café De Toekomst – supporterslokaal Jimmy Van Den Berghe”. Opgelet: als u van de warmte weer naar buiten komt in het miezerige weer, dan is dat slecht voor uw gezondheid. U wordt dan niet verkouden, maar u hebt “een snotvalling te pakken”. Daar bestaat een remedie voor: snuiten in een neusdoek.

TIP 6: De drinkbussen die u langs de weg vindt, zijn geen drinkbussen. Dat zijn “bidons”. Een lege drinkbus is dus “ne legen bidon”.

TIP 7: Bidons worden aan de renners gegeven door de “soigneur”. Niet door de kinesitherapeut of de verzorger. Een soigneur is altijd – “allez”, bijna altijd – een oud-wielrenner. Een soigneur is vaak ook “de masseur”. De warme zalf die de masseur op de benen wrijft, is geen warme zalf. Zeg wel: “Algipan”. Wie ooit gevoetbald heeft in de lagere reeksen, herkent de geur nu nog altijd. Denk aan een ijskoude zondagochtend op verplaatsing bij de vijfde in de rangschikking: dat is de geur van Algipan.

TIP 8: Renners rijden geen kloofje dicht. Ze rijden een gat toe. Zo eenvoudig is dat.

TIP 9: “Rodaniaaaa!!” Wie in Vlaanderen de koers volgt, weet genoeg.

TIP 10: Er zijn allerlei koersen: voor beginnelingen, voor nieuwelingen, voor juniors, voor amateurs en voor beroepsrenners. Dat zijn allemaal echte coureurs. Zeg niet: de -23jaar of de elite zonder contract. Dat is te modern. Coureurs zien in de laatste kilometer altijd de vod hangen. Dat zal altijd zo blijven, ook al is die vod nu een opblaasbaar vehikel van de sponsors geworden. De vod is altijd rood, ook al is ze wit. “Onder de rode vod” wil gewoon zeggen: nog één kilometer. Aan de vod is het vaak een gewriemel van jewelste. Gevolg: zware tuimelpertes.

TIP 11: Na “den arrivée” haast u zich niet naar huis. U stapt naar het frietkot. U hoeft nooit ver te zoeken. Elk Vlaams dorp heeft er minstens twee. Zeg nooit “een grote portie frietjes”. Wel: “Een groot pak.” Het woord frietjes laat u weg. Dus: “Een groot pak.” Stoofvlees klinkt blasé. U zegt: “Stoverij”. Een variante: “Stoverijsaus”. Hebt u de wedstrijd voor de televisie gevolgd, dan kan u met de auto “drie pakken” halen. Vraag om ze in te pakken in van dat lichtgrijs papier. Twee dagen later ruikt u het nog altijd in uw auto. Wie dan met u meerijdt, zal dan vragen: “Ook naar de koers gekeken? Amaai, wat was dat met Boonen?”

In de volgende les: een toepassing uit “Vlaanderens Mooiste”.

Mobiele versie afsluiten