16 april 2018
Op het eerste gezicht lijkt Thomas Dekker er alles aan te doen om het beeld van de afgedankte wielrenner die in een zwart gat terecht is gekomen in stand te houden. Gekleed in een zwarte joggingbroek en dito sweater staart hij vanaf de witte bank in de woonkamer van zijn Amsterdamse appartement op zijn telefoon. Hij ziet op het scherm dat het maandag is, net na twaalven in de middag. Het is donker binnen. Dekker staat op en terwijl hij naar de voorkant van het appartement loopt, passeert hij zijn racefiets. Hij schuift de gordijnen opzij. Het is fraai lenteweer, de gracht waaraan hij huist glinstert in de zon.
De schijn bedriegt echter. Dekker is net terug van een bezoek aan de sportschool en heeft nog geen tijd gehad om zich te douchen. En vervelen hoeft hij zich ook niet: Dekker vertelt dat hij de komende periode wielercommentaar gaat geven voor Ziggo en het AD. Hij serveert zijn bezoek koffie in een kop met een wielrenner erop. Die moet wel zwart gedronken worden want melk heeft hij niet in huis. Hij verontschuldigt zich dat hij misschien niet helemaal bij de les is. Gisteren is hij van zijn Rolexhorloge beroofd, vandaar. Gerold terwijl hij hem om zijn pols had, vertelt hij korzelig. ‘Hij kostte 20.000 euro maar dat is nog niet zo erg. Het was een cadeau van mijn vriendin.’ Van Nathalie dus: kunsthandelaar, filmproducent en ex-vrouw van de oprichter van het kledingmerk Guess, zo is te lezen in Dekkers biografie Mijn gevecht. Nathalie, iemand die niets van wielrennen wist en nog nooit van Thomas Dekker had gehoord toen de twee elkaar in augustus 2014 ontmoetten.
Eén keer heeft Nathalie haar geliefde op de fiets aan het werk gezien, zegt Dekker. Dat was in Aguascalientes, waar de Nederlander op 25 februari 2015 zijn aanval op het werelduurrecord zag mislukken. Het was letterlijk Dekkers laatste uur als profwielrenner want een maand later, op 20 maart, kondigde de man die lange tijd als de kroonprins van het Nederlandse wielrennen werd beschouwd zijn afscheid van de actieve wielersport aan.
Drie jaar later heeft Dekker geen spijt van zijn poging. ‘Nee hoor, ik ben blij dat ik mijn carrière zo heb afgesloten. Het was goed, maar helaas niet goed genoeg.’ In Mexico kwam Dekker na 52 kilometer en 221 meter trappen nog 270 meter tekort op de afstand die Rohan Dennis zeventien dagen eerder in het Tissotvelodroom in het Zwitserse Grenchen fietste. Iets méér dan een ronde te weinig dus. Dekker reed er bijna 209; had de klok nog 18,7 seconden doorgelopen dan had hij het werelduurrecord in handen gehad.
‘Een belachelijk idee.’ Dat is Dekkers eerste reactie wanneer zijn zaakwaarnemers, de broers Martijn en Eelco Berkhout, met het plan komen om voor het uurrecord te gaan. Dekkers contract bij Garmin loopt ten einde en het uur is volgens de broers dé gelegenheid om zich bij andere ploegen in de kijker te rijden. Een laatste strohalm, zogezegd. Dekker grijpt hem nadat hij zich in de historie van het uurrecord heeft verdiept. In het rijtje komen van Indurain en andere grootheden, zo’n kans wil hij niet laten liggen. Er wordt snel een begeleidingsteam opgetrommeld: naast Dekkers vaste trainer Vasilis Anastopoulos schuiven de bewegingswetenschappers Jim van den Berg en zijn Robic-collega Leon Burger aan; Peter Schep moet Dekker de fijne kneepjes van het rijden op de baan aanleren.
‘Verfrissend,’ noemt Dekker de samenwerking met Van den Berg en Burger. ‘Het was goed om nieuwe mensen te leren kennen die mij wisten te prikkelen. Jim en Leon vormen een nieuwe generatie in de sport, een generatie die is opgegroeid met wetenschap. Dat had je in mijn tijd niet. Bij Rabobank was ik een van de eersten die een vermogensmeter aanschafte. Op eigen kosten, ja. Je moest in trainingen vooral veel kilometers maken, met af en toe een bergje waar je wat harder op reed. Dat kon toen ook prima want het was de tijd dat iedereen doping gebruikte. Het dopinggebruik is nu minder, daar past ook een andere manier van trainen bij. Inventiever. Met meer kennis vanuit de wetenschap.’
Van den Berg en Burger moeten flink aan de bak want Dekker staat er conditioneel matig voor. ‘Het was winter, het seizoen was voorbij en ik had amper getraind,’ is Dekkers verklaring. Bij zijn eerste test in Sloten ligt Dekkers vetpercentage boven de vijftien procent en trapt hij 60 watt te weinig voor wat hij nodig heeft om in Mexico te slagen. Van den Berg probeert er nog een positieve draai aan te geven: ‘Nou ja. Er is in elk geval ruimte voor verbetering, zullen we maar zeggen.’
Dekker weet zich te verbeteren, hij slaat geen training over ook al moet hij daarvoor een paar keer per week vanuit het Belgische Lommel, waar hij woont, naar Amsterdam reizen. Hij laat de alcohol staan. Hij hoeft niet achter de vodden te worden gezeten. ‘Nee, het was geen schoolreisje,’ verduidelijkt hij.
Op de vlucht naar Mexico mag Dekker in de cockpit mee. Zijn pa heeft het voor hem geregeld, zoonlief heeft namelijk last van stijve spieren. Die heeft Dekker een dag voor de vlucht opgelopen toen hij in Alkmaar de generale repetitie fietste. Het gaat naar wens maar na afloop van het uur voelen zijn hamstrings ‘als wrakhout aan’ en ‘is zijn kont veranderd in één bonk vastzittende spieren’. Na de douche lukt het hem niet om zijn onderbenen af te drogen en zijn schoenveters krijgt hij ook niet vast. Maar het grote probleem is zijn Porsche, vertelt Dekker in Mijn gevecht: ‘Leuke wagen hoor, maar de instap is zo laag… Uiteindelijk moet ik er op handen en voeten in kruipen… Ik ben net onderweg als het lampje van de tank begint te branden. Ik vloek. Ik sla af bij het eerste tankstation, langs de A9. Ik hijs me uit de auto, ik tank ’m vol en ik strompel heen en terug naar de kassa. Maar dan moet ik me opnieuw in mijn Porsche proppen. Intussen zijn mijn hamstrings alleen nog maar stijver geworden. Ik heb het gevoel dat ze op knappen staan. Wat ik ook probeer: ik kom niet meer in mijn Porsche.’ Uiteindelijk weet Dekker twee vrienden op te trommelen die hem uit de brand helpen. De een rijdt de renner naar Lommel, de ander zijn auto.
Dekker kijkt op zijn telefoon. ‘Ook toevallig. Appje van Jim.’ Laatst heeft hij een hapje met Van den Berg gegeten. Beukeboom was daar ook bij. ‘Nee, we hebben het amper over het uurrecord gehad. Ik geloof niet dat Dion advies van mij nodig heeft. Ik ben niet het beste voorbeeld natuurlijk,’ zegt hij met gevoel voor understatement. ‘Ik hoef hem niet te vertellen dat baanervaring wel handig is, die heeft hij gewoon. En dat ik zenuwachtig was en dat voor de race mijn ontbijt eruit kwam, dat hoef ik hem ook niet te vertellen. Daar komt hij wel achter, dat het uiteindelijk toch op dat ene moment aankomt. Want verzetten naar een andere dag zit er niet in. Het moet dán gebeuren, ook als je strontzenuwachtig bent.’
Behendig manoeuvreert Beukeboom zijn fiets naar de buitenkant van de baan van het Alkmaarse Sportpaleis. Als zijn snelheid bijna tot nul is gezakt grijpt hij met zijn rechterhand de ijzeren reling boven het reclamebord met de meent bauerfeind erop vast. Hij klikt zijn pedalen los, stapt soepel de boarding over en loopt naar de deur iets verderop. ‘Ik moet even pissen!’ roept hij naar Van den Berg die met de stopwatch in zijn hand aan de rand van het middenterrein klaarstaat.
‘Waarom Dekker het niet haalde? Hij was natuurlijk geen baanrenner. Het is toch anders fietsen. Een andere coördinatie, hoge cadans. Daar hoef ik bij Dion niet meer aan te sleutelen,’ vertelt Van den Berg over de vorige poging die hij begeleidde. Beukeboom komt even later voorbijsnellen. De onderarmen in de kuipjes van het opzetstuur, de blik gericht op de duimen, kont midden op het zadel en de rug licht gebold. ‘Dat had Thomas wél, hij zat ook heel aerodynamisch op de fiets. Hij was heel lenig, je kon hem makkelijk in die positie rammen,’ vervolgt Van den Berg terwijl hij op de stopwatch kijkt. ‘Rondje 17,1. Lekker.’
Beukeboom is de tiende Nederlandse renner die het werelduurrecord aanvalt. Nadat Dekker strandde suggereerde de Volkskrant dat Tom Dumoulin er allicht aan te pas moet komen, wil het werelduurrecord binnenkort nog eens in Nederlandse handen belanden. Dat Dumoulin een geschikte kandidaat is om het werelduurrecord te verbeteren, daar twijfelt Van den Berg niet aan. Maar hij benadrukt dat de Limburger wel tijd moet investeren in het rijden op de baan. ‘Op de baan gebruik je maar één versnelling, je mag geen moment je benen stilhouden en moet continu trappen. Continu spanning op je benen houden. En bovendien kun je niet even van positie veranderen. Uit het zadel komen is er gewoon niet bij.’ Het is voorlopig niet aan de orde. Dumoulin heeft andere prioriteiten. Nederland moet het met Beukeboom als volgende uitdager doen.
De training zit erop. Terwijl Beukeboom de kleedkamer opzoekt, loopt Van den Berg in het rommelhok van de wielerbaan tegen een verrassing aan. Twee ingelijste wielertruien staan er stof te happen. Ze zijn van Dekker geweest, hij heeft met zwarte stift zijn handtekening erop gezet. Het is de gele trui die de Nederlander in de laatste etappe van het Internationaal Wegcriterium in 2005 droeg en de leiderstrui van de Tirreno-Adriatico die hij het jaar erop als eindwinnaar in de tas kon stoppen. ‘Zo gaan ze in Alkmaar dus met dopingzondaars om,’ zegt Van den Berg. Hij pakt de lijst met de gele trui op en zet hem naast Beukebooms gele fiets. ‘Mooi plaatje,’ constateert hij terwijl hij met zijn iPhone een foto maakt. ‘Dat stuur ik zo naar Thomas op.’
Even later stapt een fris gedouchte Beukeboom in zijn witte Toyota Aygo. Hij heeft hem in bruikleen van noc*nsf, er zit een sticker van de sportorganisatie op de zijdeuren van de auto. Het kost hem moeite achter het stuur te kruipen maar dat heeft niks met pijnlijke hamstrings te maken, zegt hij. Het is gewoon een kleine auto voor iemand van twee meter. Of hij dan nergens last van heeft? ‘Nou, van mijn onderarmen. Die worden afgeklemd door de kuipjes van het stuur. Moeten we nog verbeteren.’
Het is al te bestellen via o.a. bol.com