Site pictogram HET IS KOERS!

Vuelta en Giro 1981: de dubbelslag van Giovanni Battaglin

Vincenzo Torriani kan zijn oren niet geloven. Gedurende een fractie van een seconde schiet de mogelijkheid dat hij in de maling wordt genomen door het hoofd van de directeur van de Giro d’Italia. Tegen beter weten in. Daarvoor kent de 62-jarige Milanees de bron van het gerucht, dat zich als een lopend vuurtje door het peloton verspreidt, te goed. Davide Boifava staat niet bekend als een paljas. De ploegleider van Inoxpran neemt zijn taken serieus en zeker nu de Italiaanse ronde van 1981 aan de vooravond van haar apotheose staat, is het Boifava bittere ernst. De oud-renner, tijdens zijn actieve loopbaan een erkend tijdrijder en tweevoudig ritwinnaar in de Giro, staat op het punt een van zijn renners naar een grootse prestatie te stuwen. Het winnen van de Vuelta en de Giro in hetzelfde seizoen. Iets waar – tot dan – alleen Eddy Merckx in is geslaagd. Slechts een 42 kilometer lange tijdrit scheidt Boifava’s pupil Giovanni Battaglin van het evenaren van het unieke huzarenstukje dat de Kannibaal in 1973 opvoerde. De Inoxpran-ploegleider wil als vanzelfsprekend niets aan het toeval overlaten. Of aan bedrog. Boifava koestert namelijk gevoelens van argwaan jegens Battaglins grootste concurrent. De man op wiens lijf het parcours van de Giro van 1981 op voorhand was geschreven in dikke chocoladeletters, waar ze bij De Telegraaf jaloers op zouden zijn. Zelfs de spelregels waren in zijn voordeel. Desondanks kijkt Giuseppe Saronni voor de race tegen het uurwerk naar Verona tegen een achterstand aan van 39 seconden op Battaglin.

De ploegleider van Inoxpran krijgt er een onbestemd gevoel van. Kippenvel en bij vlagen ijzig koude rillingen maken zich meester van lijf en leden van Davide Boifava, zodra zijn gedachten de vrije hand krijgen en fantaseren waartoe zijn uitgekookte landgenoten mogelijk in staat zijn om Saronni alsnog in het roze te krijgen. Vandaar dat Boifava de knuppel in het hoenderhok heeft gegooid. Al was het maar om de Gis Gelati-ploeg rond Saronni op scherp te zetten en ze te waarschuwen geen listige trucs uit te halen tijdens de chronorace. Het resulteert in een voorstel dat de oren van Vincenzo Torriani doet klapperen van ongeloof. Voor even wordt de ervaren Giro-directeur aan het twijfelen gebracht. Zijn de ronde en hijzelf per ongeluk terecht gekomen in een verhaal van schrijver Ian Fleming? Hetgeen Davide Boifava oppert zou immers niet misstaan in een spionageroman over diens geesteskind James Bond. Speciaal agent 007. Als het aan de ploegleider van Inoxpran ligt worden er camera’s gemonteerd in de volgauto’s achter Saronni. Spionagepraktijken, met als doel het uitsluiten van ongeoorloofde manieren om tijd goed te maken op Battaglin.

Bliksementree

Slechts 47 dagen eerder bevonden Boifava en Battaglin zich 1200 kilometer ten westen van Verona. In Santander, startplaats van de 36ste Vuelta a España. Battaglin geldt er als een van de favorieten voor de eindzege. Na een bliksementree in het profpeloton kende de carrière van de Italiaan net zoveel pieken en dalen als de Dolomieten. In 1973 had Battaglin in zijn eerste Giro meteen indruk gemaakt. De renner uit Marostica, een stadje van een slordige twaalfduizend inwoners vlakbij Vicenza in het noorden van Italië, eindigde zijn debuut op een knappe derde plek. Alleen Eddy Merckx en Felice Gimondi hadden minder tijd nodig voor de expeditie door ‘de laars van Europa’. Battaglin enterde de mondiale wielerwereld met superstip, maar kon die tendens in de volgende jaren nauwelijks doortrekken. Ondanks een zesde plek in de Giro van 1974, twee etappezeges een jaar later en ritwinst in de Tour van 1976, leek de podiumplek bij zijn debuut jarenlang een uitschieter.

Pas in 1979 hervond Battaglin zijn oude niveau. In het rood-wit van de nieuwe Inoxpran-ploeg, geleid door de een jaar eerder als renner afgezwaaide Davide Boifava, leefde Battaglin op. Na het winnen van de Ronde van het Baskenland werd hij zesde in de Tour en trad in de voetsporen van beroemde landgenoten als Fausto Coppi en Gino Bartali door de bolletjestrui mee terug naar Italië te nemen. Ondanks (of dankzij, zal een cynicus opmerken) een positieve plas. Na de dertiende Touretappe, een bergrit naar de Ballon d’Alsace, waarin Battaglin als derde boven was gekomen, werd het verboden middel Zerinol in de urine van de Italiaan aangetroffen. Om een griepje de kop in te drukken, luidde diens verweer. Het is eind jaren ’70. De tijd dat er nog tamelijk nonchalant wordt omgesprongen met doping in het peloton. Zoals een schoolmeester een obstinate leerling een keer boos en vermanend toespreekt en als straf een uurtje bezemcorvee uitdeelt, zo is ook de represaille die Battaglin ten deel valt te overzien. Hij wordt geschrapt uit de rituitslag, krijgt tien minuten straftijd in het algemeen klassement en er wordt een handvol bergpunten van zijn totaal af geknabbeld. Maar de volgende dag zit Battaglin doodleuk weer in het zadel, om in de resterende Touretappes alsnog de bolletjestrui en een top 10-klassering veilig te stellen. Het is dezelfde editie van de Franse ronde waarin ook een plas van Joop Zoetemelk de dopingcontrole niet doorstaat. ‘Onze Joop’ krijgt eveneens tien minuten straftijd aan zijn koersbroek, maar de voorsprong van de als tweede geklasseerde Nederlander op zijn naaste belagers is dusdanig groot dat hij ondanks alles ‘gewoon’ tweede blijft, achter Bernard Hinault. Alsof er niets is gebeurd.

Op het wereldkampioenschap in Valkenburg, een maand later, doet Battaglin opnieuw van zich spreken. Wederom op een opmerkelijke manier. De Italiaan bevindt zich in de finale in de zes man sterke kopgroep, maar delft het onderspit als Jan Raas en Dietrich Thurau hun eindschot inzetten. Battaglin komt klem te zitten tussen de twee kemphanen, raakt het achterwiel van de Nederlander en kwakt tegen het Zuid-Limburgse asfalt. Gedesillusioneerd krabbelt de Italiaan op om als zesde over de finish te sukkelen. Vreugde en verdriet liggen letterlijk dicht bij elkaar, want enkele meters verderop viert een uitbundige Raas zijn wereldtitel. Ondanks de teleurstelling bevestigt Battaglin nogmaals terug te zijn aan de mondiale top. Een lijn die hij het volgende jaar voortzet door weer derde te worden in de Giro, nu achter Bernard Hinault en Wladimiro Panizza. Als Battaglin begin 1981 aankondigt de Vuelta te rijden, is het niet vreemd dat de Italiaan als een van de favorieten gezien wordt.

Ondergeschoven kindje

‘An hour sitting with a pretty girl passes like a minute, but a minute sitting on a hot stove seems like an hour. That’s relativity’, zei Albert Einstein. Alles is relatief. Het verschil tussen een kanshebber en een topfavoriet hangt mede af van de sterkte van het deelnemersveld. Dat stelt in de Vuelta van 1981 bar weinig voor. De Spaanse ronde van dat jaar mag gerust tot een van de zwakst bezette ooit worden gerekend. Een combinatie van factoren is de oorzaak. Spanje krabbelt in die periode net weer op, na bijna veertig jaar gebukt te zijn gegaan onder de in 1975 overleden dictator Franco. De situatie in het land maakt dat het voortbestaan van de Vuelta aan een zijden draadje hangt. De latere UCI-voorzitter Luis Puig behoedt de ronde voor de ondergang, maar dat neemt niet weg dat de Vuelta nog jarenlang een ondergeschoven kindje is op de wielerkalender. Niet alleen de politieke toestand is een probleem om de Ronde van Spanje tot volle wasdom te laten komen. Ook het naar verhouding geringe prijzengeld en het feit dat de Vuelta, uiteindelijk tot en met 1994, ieder jaar als eerste van de drie grote rondes verreden wordt en soms slechts enkele dagen voor de start van de Giro eindigt, dragen bij aan een structureel gebrek aan interesse bij zowel renners als volgers.

Dieptepunt in dat opzicht is het aantal deelnemers in 1981. Niet meer dan negen ploegen schrijven zich in – van de World Tour en bijbehorende startplicht voor topteams is dan nog lang geen sprake – om op dinsdag 21 april in Santander aan het vertrek te verschijnen. Zes daarvan zijn Spaans, de andere drie teams komen uit Frankrijk (Miko-Mercier), Nederland (HB Alarmsystemen) en Italië (Inoxpran). Die laatste ploeg acht de concurrentie in de Giro dermate sterk dat ploegleider Boifava het zekere voor het onzekere neemt. Liever in de zwak bezette Vuelta alvast successen oogsten en iets vermoeider aan de Giro beginnen, dan zijn renners sparen voor de ronde door zijn thuisland om daar vervolgens alsnog weg te worden gereden door favorieten Saronni en Moser. Een strategie die al snel zijn vruchten blijkt af te werpen. De Inoxpran-renners treffen in de Vuelta weinig weerstand en hebben bovendien het geluk dat een paar kanshebbers op het allerlaatste moment alsnog verstek laat gaan.

Struikelblok

Om de Spaanse ploegen te verleiden in hun nationale ronde aan te treden, trekt de Vuelta-directie ieder jaar de portemonnee. 500.000 peseta’s is het startgeld voor ‘thuisteams’. Het bedrag zorgt ervoor dat een van de zes ploegen nog voor de ronde is begonnen afhaakt. Teka, met in de gelederen kanshebbers Marino Lejarreta en Alberto Fernández, vindt de geboden vergoeding te laag en eist bijna het dubbele. De Vuelta-directie is echter onvermurwbaar en beticht de Teka-ploegleiding van chantage. Een ruzie waar ze nu zelfs in de familie Hazes van zouden schrikken is het gevolg. Ondanks dat de voltallige Teka-ploeg al in startplaats Santander zit, wordt het tiental renners van hogerhand gesommeerd huiswaarts te keren. Nog voordat er ook maar één kilometer is gereden. Het maakt dat er op de voorlaatste dinsdag van april in 1981 slechts tachtig renners, verdeeld over acht ploegen, aan de Vuelta beginnen.

Het aantal concurrenten waar Giovanni Battaglin mee moet zien af te rekenen is in Spanje letterlijk op de vingers van één hand te tellen. Enige struikelblok is dat zij allemaal in hetzelfde rood-witte tricot van Zor-Helios rijden en dus een machtig front zouden kunnen vormen. De Spaanse ploeg heeft met titelverdediger Faustino Rupérez, Miguel María Lasa, Ángel Arroyo, Pedro Muñoz en Eduardo Chozas maar liefst een halve ploeg vol favorieten in haar gelederen. Het motto ‘teamwork makes the dream work’ gaat in de Vuelta van 1981 echter niet op, want het is wel degelijk Battaglin die de ronde in zijn voordeel beslecht en afrekent met het voltallige Zor-Helios. Na een keurige vierde plaats in de door de Fransman Régis Clère gewonnen proloog in Santander, verdwijnt de Italiaan nimmer uit de top van het klassement. Een week later grijpt hij in een dertig kilometer lange klimtijdrit de macht. Ondanks een ongeoorloofde fietswissel, kort voor de aankomst, en de daaruit voortvloeiende twintig seconden straftijd, rijdt Battaglin zijn opponenten op de flanken van de Sierra Nevada stuk voor stuk op een respectabele achterstand. In de sleuteletappes die volgen, waaronder een bergetappe naar Rassos de Peguera en een tijdrit rond Zaragoza, breidt de Italiaan zijn voorsprong verder uit. Aanvallen van Muñoz, Rupérez en Arroyo maakt hij onschadelijk alsof hij een medewerker van de Explosieven Opruimingsdienst is. Alleen in de laatste bergrit, naar Los Ángeles de San Rafael, kent Battaglin enkele moeilijke momenten en kan hij de Zor-tandem Arroyo-Rupérez niet bijsloffen. Zijn marge is dan al voldoende om niet tot het uiterste te hoeven gaan. Battaglin mag zich een dag later in Madrid de derde Italiaanse Vuelta-winnaar noemen, na Angelo Conterno in 1956 en Felice Gimondi twaalf jaar later.

Tijd om te genieten van het succes hebben de renners van Inoxpran niet. Het vliegtuig naar Italië wacht. Vrijwel direct na de slotetappe van de Spaanse ronde staat namelijk de volgende grote klus op stapel. Battaglin is tussendoor welgeteld één luttele dag thuis in Marostica. Een vluchtige zoen voor zijn vrouw, schoongewassen onderbroeken en een nieuwe bus deodorant in zijn koffer, en weer door. Op naar Triëst, startplaats van de Giro d’Italia.

Alsof hij een voetbalelftal aanstuurt, dat in die tijd gedurende een wedstrijd slechts twee spelers mag wisselen, vervangt ploegleider Boifava inderdaad een tweetal renners door frisse krachten. Maar liefst acht Inoxpran-renners doen de dubbel Vuelta-Giro. Net als het merendeel van de Zor-ploeg. Zeven Spanjaarden trekken hun rood-witte koerstrui na drie dagen van relatieve rust weer aan om in Triëst op de fiets te stappen. De ploeg heeft in de vorm van cateringbedrijf Gemeaz Cusin een Italiaanse cosponsor en kan dus niet onder de Giro-verplichting uit. De zichtbaar vermoeide Spanjaarden spelen in Italië geen rol van betekenis, al zal Miguel María Lasa de eer redden door een bergetappe te winnen.

Tweestrijd

De 64ste Giro lijkt op voorhand een tweestrijd te gaan worden tussen Giuseppe Saronni en Francesco Moser. Bij afwezigheid van titelverdediger Bernard Hinault, die in 1981 alles op een derde Tourzege wil zetten, achten de kenners weinig renners in staat zich te kunnen meten met de twee aartsrivalen. Moser en Saronni halen niet alleen het beste in elkaar naar boven. Ze zorgen ook voor een verdeeldheid onder de fans, die doet denken aan de hoogtijdagen van Fausto Coppi en Gino Bartali. De fysiek ijzersterke Moser en de slimme, uitgekiende Saronni reduceren eventuele andere kanshebbers tot niet veel meer dan outsiders. De belangrijkste? Het jonge talent Roberto Visentini uit de Sammontana-ploeg, Bianchi-trio Silvano Contini, Tommy Prim en Gianbattista Baronchelli, en de twee renners die een jaar eerder Hinault hadden vergezeld op het erepodium. Op hun kansen valt echter direct wat af te dingen. Wladimiro Panizza, de runner-up van 1980, is een ploeggenoot van Saronni en zal zich vermoedelijk moeten wegcijferen voor zijn kopman. De nummer drie van het voorgaande jaar, ene Giovanni Battaglin, heeft net de Vuelta op zijn naam geschreven en zal in de ogen van de kenners na achttien opeenvolgende etappes – de Ronde van Spanje kent in 1981 geen rustdagen – krachten tekort komen om zich in de strijd om het roze te mengen.

De twee topfavorieten krijgen bovendien hulp van niemand minder dan koersdirecteur Vincenzo Torriani. Die heeft, verlamd door een sterk verlangen naar een rondewinnaar uit eigen land, niet alleen een parcours uitgestippeld dat Moser en Saronni op het lijf is geschreven. Ook de spelregels zijn duidelijk in het voordeel van de twee. Beide Italianen zijn bepaald geen uitgesproken klimgeiten en dus kent de Giro van 1981 naar verhouding weinig hoogtemeters. Met name Moser is een uitstekend tijdrijder. Zodoende moet er, verdeeld over een proloog, twee individuele proeven en een ploegentijdrit, bijna honderd kilometer tegen het uurwerk worden gereden. Saronni op zijn beurt beschikt over een sterk eindschot en het vermogen zich in massasprints met de snelsten te meten. Vandaar dat Torriani de eerste drie finishers in iedere etappe, inclusief de tijdritten, beloont met bonificaties van respectievelijk dertig, twintig en tien seconden. Alsof ze als enige twee renners af en toe een flinke bries meewind in hun rug geblazen krijgen, bouwen Saronni en Moser hun voorsprong op de concurrentie in de eerste week zo gestaag uit. Aan het einde van de zevende etappe, van Bari naar Potenza, heeft Saronni het roze om de schouders en bedraagt de achterstand van Moser 24 seconden. Mede door de drie ritoverwinningen die eerstgenoemde heeft geboekt en hetzelfde aantal tweede plaatsen voor zijn rivaal, kijkt de concurrentie door de karrevracht aan bonificaties tegen een achterstand van ruim een minuut aan. Battaglin staat op 99 tellen.

Coup

Beweren dat de wereld er achtenveertig uur later totaal anders uit ziet is sterk overdreven, maar de Giro toch zeker wel. Daags na de tweede rustdag in de ronde van 1981 zetten de drie tenoren van Bianchi het klassement volledig op zijn kop. Op de flanken van de Monte Terminillo, een ruim 2200 meter hoge Apennijnenreus, kiest Gianbattista Baronchelli het hazenpad. Met nog 46 kilometer te rijden is de tempoversnelling van ‘Gibi’ bijna iedereen te machtig. Slechts vier van zijn landgenoten kunnen de Italiaan volgen. Het zijn ploeggenoot Contini, klimspecialisten Alfio Vandi en Claudio Bortolotto en de vijftien dagen na zijn Vuelta-zege opnieuw verrassend sterk rijdende Giovanni Battaglin. De kopman van Inoxpran heeft in de eerste tien dagen van de Giro geen trap te veel gedaan. Zo zuinig als Dagobert Duck op zijn centjes is, zo springt Battaglin in de eerste anderhalve week met zijn krachten om. Alles om zoveel mogelijk te herstellen van zijn in Spanje geleverde inspanningen. Een aanpak die lijkt te werken, want als Baronchelli in de eerste serieuze klimbeproeving ten strijde trekt, glijdt het rood-witte shirt van Inoxpran vrij gemakkelijk mee in het spoor van de sterkste renners van de dag. Slechts één ander zal vanuit de achterhoede nog de oversteek naar de koplopers weten te maken. Niet Saronni of Moser, maar Tommy Prim. Zodra de Zweedse ploeggenoot van Baronchelli en Contini zich bij de leiders heeft vervoegd, schroeft het Bianchi-trio het tempo op de Terminillo verder op. Het is, in combinatie met een lelijke val op zijn linkerknie in de afzink van de Chiavano, de tweede klim van de dag, de nekslag voor Francesco Moser. Geheel conform de Wet Van Behoud Van Ellende moet het succes van het Bianchi-drietal elders in het peloton narigheid opleveren. De rampspoed blijkt op het bord van de onfortuinlijke Moser terecht te komen. De nummer twee van het klassement geeft bijna zes minuten toe en raakt op slag kansloos voor de eindzege. Dat Saronni het verlies beperkt en zelfs nipt het roze behoudt, met amper twaalf seconden voorsprong op Bortolotto, dankt hij aan luxe-helper Wladimiro Panizza. Hij sleurt zijn kopman naar de meet als een boerenknecht, die al zijn krachten aanspreekt om een koppige stier op stal te krijgen.

De volgende sleuteletappe, een individuele tijdrit tussen Empoli en Montecatini Terme, doet het klassement, drie dagen na de coup van Bianchi, weer volledig in elkaar schuiven. In de tussenliggende ritten heeft Saronni zijn voorsprong dankzij het merkwaardige bonificatiesysteem van Vincenzo Torriani weer wat uitgebouwd, maar dat is uitstel van executie. Saronni moet op een afstand van 35 kilometer bijna drie minuten toegeven op de Noorse tempobeul Knut Knudsen, ook al uit de Bianchi-ploeg, en is zelfs langzamer dan Moser. De tijdritspecialist is zijn nederlaag, mentaal en fysiek, niet te boven en kampt nog steeds met een pijnlijke linkerknie. Meer dan een tiende plek zit er niet in. Een dag later zal Moser revanche nemen met een klinkende ritzege, na liefst 164 (!) kilometer in de aanval te hebben gereden. Morele winnaar van de tijdrit is Roberto Visentini. Die moet weliswaar een volle minuut prijsgeven op Knudsen, maar is de beste van alle klassementsrenners en pakt het roze. Achter Visentini zit de top zes nu binnen één minuut. Contini moet slechts 7 seconden goedmaken, Prim 22, Saronni 23, Battaglin 38 en Baronchelli tenslotte heeft een achterstand van 54 tellen. Met nog een dikke week koers te gaan ligt de Giro weer helemaal open.

Inleidende beschietingen

Wie beelden van de Italiaanse ronde van 1981 terugkijkt kan met een gerust hart de ‘fast forward’-knop op de afstandsbediening onder de duim houden en een stuk of zeven etappes doorspoelen. De beslissing valt namelijk pas in de vier slotritten. Al vinden er in de dagen voordien wel wat inleidende beschietingen plaats. Zo raakt Visentini door een lekke band zijn roze trui al na één dag kwijt aan Contini. Tommy Prim schuift in de eerste Dolomietenetappe op naar de tweede plaats in het klassement en een dag later vergooit Visentini op weg naar wintersportplaats Dimaro-Val di Sole zijn kansen door een buitengewoon slechte dag. De voormalig roze truidrager verspeelt vijf minuten op de andere favorieten. Van hen lijkt Contini opnieuw de beste. Terwijl de Spanjaard Miguel María Lasa met een ritzege de Giro redt voor Zor, wordt Contini tweede. De ogenschijnlijk sterkste van de Bianchi-kopmannen vergroot zijn voorsprong op Prim en alle anderen. Achter de twee ploeggenoten is Battaglin dan vrijwel ongemerkt opgerukt naar de derde stek, op anderhalve minuut van Contini.

Als Giovanni Battaglin op donderdagochtend 4 juni 1981 ontwaakt om de laatste vier Girodagen aan te vangen, lijkt de Vuelta gevoelsmatig een eeuwigheid geleden. Een maand wordt in memorie al snel een jaar, als het brein in de tussenliggende periode veel indrukken te verwerken krijgt. Ook fysiek lijkt de Ronde van Spanje langer geleden dan de kalender aanwijst. De vermoeienissen van toen lijken spoorloos verdwenen en nu de Italiaan naar de derde plaats in het Giro-klassement is geklommen, kan hij niet wachten de strijd aan te binden met het volgende machtsblok. Ditmaal niet dat van Zor, maar het in het lichtblauw van Bianchi rijdende trio Contini – Prim – Baronchelli. Bovendien heeft de Vuelta-winnaar een geheim wapen tot zijn beschikking. De gedachte aan het technische snufje doet de mondhoeken van Battaglin menigmaal onbewust omhoog krullen. Hij lijkt wel een fietsende James Bond, vindt hij zelf. 007, die dankzij zijn vindingrijke helper Q altijd kan rekenen op bijzondere hoogstandjes wanneer hij voor een ogenschijnlijk onmogelijke missie staat.

In de eerste van de twee resterende Dolomietenetappes slaat Battaglin meteen een flinke slag. Op de flanken van de Passo Furcia schudt hij zijn rivalen met een paar machtige krachtsexplosies van zich af. Ondanks dat zijn marge op Saronni en Prim aan de aankomstlijn slechts een tiental seconden bedraagt, valt al het geluk dat een renner kan hebben precies de kant van de kopman van Inoxpran op. Niet alleen strijkt Battaglin met zijn ritzege nog eens een halve minuut aan tijdvergoeding op, Prim verliest het sprintje om de derde plek achter Saronni van de Zwitser Joseph Fuchs en loopt zo tien tellen mis. Bovendien kent van de overgebleven kanshebbers op de eindzege uitgerekend klassementsleider Contini een slechte dag op de Furcia. De roze truidrager moet, de dertig bonificatieseconden van Battaglin incluis, anderhalve minuut prijsgeven. Het verschil tussen de twee loopt terug naar niet meer dan drie seconden. Prim moet er acht goedmaken op zijn ploegmakker en grijpt dus – de oplettende lezer én rekenaar had het al in de smiezen – door het missen van de derde plek in de rituitslag naast het roze. Stom, zal een neutrale televisiekijker die dag naar zijn scherm roepen. Stalorders, is de reactie van een meer cynische toeschouwer. Die zal zich realiseren dat Bianchi, een Italiaans fietsenmerk, veel liever Contini in het roze ziet dan de Zweed Prim.

Geheim wapen

Bij een andere rijwielfabrikant, Pinarello, kijken ze op datzelfde moment reikhalzend uit naar de volgende dag. De laatste bergetappe van de Giro van 1981 telt slechts honderd kilometers, maar bepaald niet de gemakkelijkste. Integendeel. Het slotstuk van de 64ste Ronde van Italië dwingt de renners nog maar weer eens tot het uiterste van hun capaciteiten. Eerst dient de Tre Croci beklommen te worden. De drie kruisen. Een 1800 meter hoge pas, vooral bekend als de verbindingsweg tussen wintersportplaatsen Cortina d’Ampezzo en Misurina. Het is in deze etappe niet meer dan een voorafje. Hoofdmoot is de Tre Cime di Lavaredo. De Drei Zinnen. De drie karakteristieke rotspieken zijn hét symbool van de Dolomieten. Wat de renners voor de wielen krijgen is een zeven kilometer lange klim met loodzware stukken. Een gemiddeld hellingspercentage van 7,6 procent, met uitschieters naar achttien. Een forse aanslag op het uitgeputte rennersfysiek. Hier heeft Giovanni Battaglin zijn geheime wapen voor bewaard.

Net als mécanicien Elvio Borghetto koestert de renner van Inoxpran een sterke voorliefde voor de technische en mechanische kant van de wielersport. Beiden zijn voortdurend op zoek naar manieren om een tweewieler verder te perfectioneren als het gaat om gewicht en innovaties. Om de Tre Cime di Lavaredo op maximale snelheid te kunnen bedwingen en een streepje voor te hebben op de concurrentie, hebben Borghetto en Battaglin in het voorseizoen samen uitgebreid geknutseld aan een Pinarello met niet twee, maar drie voorbladen. Samen waren ze op het idee gekomen een kettingblad met 36 tanden toe te voegen aan de gebruikelijke 53/44-groep. Met wat handig pas- en meetwerk hadden ze de ideale afstand tussen de beide pedalen uitgedokterd om het vernuft in te kunnen voegen. Het geeft Battaglin de mogelijkheid een lichter verzet te trappen dan elk van zijn belagers, om zo de resterende drie seconden op Contini goed te maken en met het oog op de slottijdrit zo veel mogelijk tijd te winnen. Ondanks dat Battaglin de ritzege aan de Zwitser Beat Breu moet laten en diens land- en ploeggenoot Joseph Fuchs als tweede boven komt, geeft Battaglin verder iedereen het nakijken. Beslist is de Giro echter nog zeker niet. Saronni en Prim beperken de schade en staan op de ochtend van de voorlaatste etappe binnen een minuut van de kersverse klassementsleider. Dankzij zijn tweede plaats in de door Pierino Gavazzi gewonnen massasprint loopt Saronni zelfs nog twintig seconden in. De slotetappe, een 42 kilometer lange tijdrit tussen Soave en Verona, zal bepalen wie de 64ste Giro d’Italia wint. Saronni moet 39 tellen goedmaken op Battaglin, Prim heeft een tijdschuld van vijftig seconden.

Spionage

Davide Boifava is er bepaald niet gerust op. Aan de capaciteiten van zijn renner twijfelt hij geen seconde. Battaglin heeft getoond in bloedvorm te zijn en is bepaald geen slecht tijdrijder. Maar de ploegleider van Inoxpran voelt aan zijn water dat hij op de slotdag van de Giro zomaar bedonderd zou kunnen worden. Dat Saronni, of iemand uit de staf van diens Gis Gelati-ploeg, naar een ongeoorloofd middel grijpt om de gedoodverfde favoriet alsnog aan diens felbegeerde eindzege te helpen. Ook de Giro-directie wordt door Boifava allerminst vertrouwd. Stayeren, vasthouden aan een auto, het hinderen van Battaglin, spijkers op de weg; van alles flitst door het hoofd van de zichzelf steeds gekker makende Boifava. Om de controle over zijn gedachten en de afloop van de Giro weer enigszins terug te krijgen, oppert de ploegleider van Inoxpran meerdere malen in de pers dat hij serieus overweegt Saronni te laten volgen door een auto met camera. Zodat iedere verdachte handeling haarscherp in beeld kan worden gebracht. Giro-directeur Vincenzo Torriani gelooft zijn oren niet, wanneer hij door een van zijn medewerkers wordt ingelicht over het vergaande voorstel van Boifava.

De soep wordt nooit zo heet gegeten als ze wordt opgediend. Dat geldt ditmaal ook. Die camera komt er niet en zal met terugwerkende kracht ook niet nodig blijken. Saronni, Prim en Battaglin geven elkaar de hele 42 kilometer lange tijdrit geen duimbreed toe. De drie leggen de race tegen het uurwerk in een nagenoeg identiek tempo af. Als de chronometers na iets meer dan vijftig minuten knokken tegen het uurwerk worden stopgezet in het amfitheater van Verona, liggen de eindtijden van de tenoren nog geen drie seconden uiteen. Terwijl Knut Knudsen nog maar eens bewijst met afstand de beste tijdrijder te zijn in deze Giro, pakt Prim twee seconden terug op Battaglin, terwijl Saronni er juist één verliest. De bonificaties – daar zijn ze weer! – vergroten de verschillen nog een ietwat, maar dat is puur en alleen voor de boekhouding. Giovanni Battaglin kan zijn overwinning vieren. Net als precies vier weken eerder is hij opnieuw de beste in een grote ronde. Ondanks de bonificatieseconden, die de hele Giro lang gretig door met name Saronni zijn opgestreken, moet de topfavoriet genoegen nemen met het laagste treetje op het erepodium. Tot genoegen van een deel van de ‘tifosi’ in de arena van Verona. De hoogmoed en arrogantie die de kopman van Gis Gelati voorafgaand aan de Giro ten toon spreidde, wordt door een deel van de aanwezige wielerfans beloond met een striemend fluitconcert. Tussen Battaglin en Saronni staat Prim fraai als tweede geklasseerd. Het bezorgt de Zweed gemengde gevoelens. Niet alleen weet hij dondersgoed dat er meer in het vat gezeten had als zijn Bianchi-ploeg voor hém had gereden, in plaats van voor Contini en Baronchelli. Ook realiseert Prim zich dat die dekselse bonificaties hem de das om gedaan hebben. Niemand legde de 3895 kilometer lange Giro van 1981 namelijk sneller af dan Tommy Prim. Ook Battaglin niet. Dat die in de eindklassering 38 seconden voorsprong op de Zweed heeft, is volledig terug te voeren op de tijdvergoedingen.

Dubbelslag

De feestvreugde bij Battaglin is er niet minder om. In slechts 48 dagen tijd schrijft hij zowel de Vuelta als de Giro op zijn naam. Alleen Eddy Merckx kan overtoepen. De Belg had in 1973 maar 45 dagen nodig voor zijn dubbelslag. De vooraf schier onmogelijke missie van Giovanni Battaglin is geslaagd. Met dank aan een fraai staaltje technisch vernuft, een flirt met spionagemethoden en door op de besneeuwde bergtoppen af te rekenen met zijn rivalen. Ian Fleming had het niet beter kunnen verzinnen. James Bond op een racefiets. Uitgerekend in het decor waar Roger Moore als 007 een paar maanden eerder enkele sleutelscènes uit de nieuwste Bond-film For Your Eyes Only opnam, de Dolomieten rond Cortina d’Ampezzo.

Mobiele versie afsluiten