Het is 8 juli 1990. Het keurig uitgedoste oude heertje dat naast mij staat aan het dranghek, kijkt reikhalzend uit naar de aanstormende kopgroep. Hij is tot tranen toe ontroerd als de renner van de Tulip-formatie luttele seconden later luid schreeuwend en met één hand in de lucht vlak voor onze neus als eerste de aankomstlijn overschrijdt. De winnaar bolt nog honderd meter uit en knijpt dan hard in de remmen. Hij maakt rechtsomkeert, rijdt naar het oude heertje naast mij en valt hem om de hals. De renner krijgt van het heertje een dikke kus op de wang in ruil. “C’est mon petit-fils”, stamelt hij tegen de schaarse omstaanders. Zijn kleinzoon heeft de “Wielerwedstrijd voor Beroepsrenners” in Wachtebeke gewonnen. De eerste profzege in de veelbelovende carrière van deze jonge Waalse renner met steile ambities.

Van alle kermiskoersen voor beroepsrenners, die in de jaren tachtig en begin jaren negentig nog even mogen floreren in Vlaanderen, is die van Wachtebeke met lengten voorsprong de merkwaardigste. Hij bestaat van 1980 tot 1993. Geen rondjes om de kerktoren. De wedstrijd vindt plaats ver buiten het centrum van deze dunbevolkte grensgemeente. Ter gelegenheid van een kleine buurtkermis draaien de profrenners jaarlijks elf toeren van 15 kilometer om de Oudeburgse Sluis, een onooglijk gehuchtje met amper een paar tientallen inwoners. De ene helft van het rondje loopt over Nederlands grondgebied, door de verlaten Zeeuws-Vlaamse polders van Zuiddorpe en Overslag. Geen toeschouwers daar. Alleen nu en dan een boer, met zijn tractor aan de kant gezet door de auto met de rode vlaggen en het driehoekige bord “Wielerwedstrijd”. Het Belgische stuk van de ronde loopt voor een groot deel over smalle plattelandswegen die betegeld zijn met lompe betonstenen. De voegen tussen de schots en scheef weggezakte tegels gapen soms levensgevaarlijk breed.

Ook de laatste rechte lijn is aangelegd met bonkige betonplavuizen. Geen spandoek boven de finish. De aankomststreep is getrokken met een wit papieren kleeflint, het soort dat schilders gebruiken om ramen en deuren mee af te plakken. Met drie stukken van hetzelfde lint is ook een grote, slordige A op het wegdek gekleefd, een meter voor de streep. De benen en de punt niet netjes afgeknipt, maar slordig afgescheurd. Arrivée. Een meter voorbij de streep vormen twee stukken kleeflint een al even slordige grote V op de straattegels. Vertrek. De streep zelf ligt vlak voor het erf van een keuterboer. De wedstrijdjury zit er aan een tafeltje op een hooikar, die ook dienst doet als podium. De laatste honderdvijftig meter voor de finish zijn afgezet met de dranghekken, die iedereen in Vlaanderen gewoon “nadars” noemt.  Eén meter nadar per toeschouwer als de zon schijnt. Tien meter per toeschouwer als het regent. Een troostelozer decor dan dat van de Oudeburgse Sluis in Wachtebeke is voor een wedstrijd met profrenners nauwelijks denkbaar.

Drie keer haalt de kermiskoers van Wachtebeke het nationale radio- en tv-journaal. Een eerste keer omdat twee ploegmaats uit de TeVe-blad-formatie van de legendarische Vlaamse ploegleider Paul De Baeremaeker na afloop met elkaar op de vuist gaan. Niet nagekomen ploegafspraken, verkeerde winnaar. Een paar jaar later omdat diezelfde legendarische ploegleider tijdens de koers in Wachtebeke niet achter het stuur van de volgauto blijkt te zitten, maar gewoon zelf meefietst in het peloton. Hij verwijt zijn renners dat ze hun best niet doen, dat ze de kermiskoersen niet hard genoeg maken. Beweert dat zelfs hij, als ongetrainde bijna-vijftiger, met hen mee kan fietsen. Hij bewijst het met verve. Het duurt meerdere ronden voor de juryleden iets in de gaten hebben en ze Paul De Fietsende Baeremaeker uit het peloton laten halen.

patricebarOok op 14 september 1990 komt de Wielerwedstrijd voor Beroepsrenners van Wachtebeke ter sprake in het tv-journaal van de BRT, twee maanden nadat de koers is verreden. De nieuwslezer kijkt me serieus aan. “In Beyne bij Luik is vanochtend de jonge wielrenner Patrice Bar dood aangetroffen in zijn woning. Vermoedelijk kreeg hij een hartstilstand tijdens zijn slaap. Bar debuteerde vorig seizoen bij de profs in de Humo-wielerploeg en reed sinds begin dit jaar voor de nieuwe Tulip-formatie van José De Cauwer. De Waalse wielerbelofte was de voorbije weken goed op dreef. Begin juli won hij nog de wedstrijd in Wachtebeke, zijn eerste en jammer genoeg ook enige zege bij de profs. Patrice Bar werd amper 23 jaar.”

Ik hoor de tv-presentator, maar zie het trotse, keurig geklede oude heertje dat met tranen in de ogen zijn kleinzoon omhelst en kust, daar aan dat boerenerf op de Oudeburgse Sluis in Wachtebeke. Ze staan er nog altijd. Elke keer als ik er zelf met de fiets langs rij, groet ik ze. Ze lachen en zwaaien terug. “C’est mon petit-fils”, roept het heertje. Hij glundert.

Gert Coone