Al sinds mijn tienerjaren heeft het wielrennen mij gegrepen en nooit meer losgelaten. Hele plakboeken zijn er in de eerste zomers van dit tweede millenium volgeplakt en en mijn vroegste herinnering moet er een van Miguel Indurain zijn geweest. Het zal in de Tour de France van 1995 zijn geweest, toen de meest zwijgzame Tourwinnaar ooit dat jaar zijn vijfde en laatste opeenvolgende tourzege haalde. En dat zal mij, op 7-jarige leeftijd ongetwijfeld hebben aangesproken. Toch was mijn eerste échte aanraking met wielrennen een onverwachte.

Het gebeurde op een zondag, de 18e april in het jaar 1999 om precies te zijn. Het was een bewolkte dag, het kwik kwam niet verder dan 10 graden celsius en dat betekende dat er een hele dag niet buiten kon worden gespeeld. Mijn eerste geliefde sporttak was voetbal; mijn favoriet Feyenoord speelde uit in Breda tegen NAC. En omdat ik alleen de thuiswedstrijden bezocht lag er een lange, saaie zondag in het verschiet. Tot ik de tv aanzette en Studio Sport mij meezoog in het spel dat wielrennen heet.

Ik was nog lang geen ervaren kijker en was er ook nog niet van op de hoogte dat er ‘op de Belg’ leuker commentaar werd gegeven. Maar dat doet er allemaal niet toe. Het gaat om de koers en ik zat er al meteen middenin. Ik zoog al het commentaar in me op, zag de gouden spaken en het zeer lichtblond geverfde haar van Frank Vandenbroucke en besefte meteen dat wielrennen voor sommigen ook een show is. Zien en gezien worden. Een credo waar ik niet veel mee ophad, hoewel de bewondering bleef. Pas veel later leerde ik dat er veel meer nodig was voor Frank om een goede wielrenner te blijven.

Wat me nog veel meer aansprak was de manier van koersen. Laurent Jalabert, omschreven als een groot wielrenner en behangen met de Franse kampioenstrui demarreerde al op 90 kilometer van de aankomst en nam Stefano Garzelli in zijn zog mee. En hoewel de ploegmaats van topfavoriet Bartoli daarachter het tempo hoog hielden, bleven zij ver vooruit. Pas 50 kilometer later werd ‘Jaja’ bijgehaald, Garzelli sneuvelde een flink aantal kilometer daarvoor. Het kunststukje dat zich in de kilometers daarna afspeelde, maakte zoveel indruk dat het voor altijd in mijn geheugen gegrift staat.

Op de gevreesde La Redoute plaatst Bartoli een aanval en kunnen alleen Vandenbroucke en Boogerd volgen. Vervolgens komt Vandenbroucke over Bartoli heen en die heeft daarop geen antwoord. Tot de voet van de korte beklimming van de Côte de Sart-Tilman weet Vandenbroucke een groep van 15 renners met topfavorieten en meesterknechten voor te blijven, maar dan is het klaar en komt het pak weer bijeen. De aanwezigheid van Vandenbrouckes ploegmaat Peter Farazijn is uiteindelijk een belangrijke factor in het verdere verloop van de wedstrijd. In de aanloop naar de Saint-Nicolas rijdt de Belg zich helemaal leeg en kan zijn kopman zich volledig toeleggen op zijn vooraf voorspelde aanval.

En hierin schuilt een van de fraaiste kunststukjes uit de wielergeschiedenis. Na de van Bartoli verloren 63e editie van de Waalse Pijl, vier dagen eerder, antwoordde Frank Vandenbroucke waar hij diezelfde Bartoli zou verslaan in Luik-Bastenaken-Luik. En wel op de Côte de Saint-Nicolas. Om zijn uitspraken wat bluf bij te steken voorspelde hij zelfs het huisnummer op de helling. Nummertje 256 zou de uitverkoren plek voor Frank worden. Het voorspelde verhaal kwam hem op enige kritiek te staan en werd hier en daar betwijfeld. Helaas voor de sceptici werd het de waarheid. Michael Boogerd versnelde aan de voet van de klim en wist niemand in zijn wiel te krijgen. Heel even dacht hij aan winst, zijn benen waren immers nog goed, maar al snel kwam er een eind aan zijn korte, minieme vlucht. Bij huisnummer 256 zette Frank Vandenbroucke de hele kopgroep een hak, reed naar en vervolgens over Boogerd heen en won, op grootse wijze La Doyenne.

Achteraf spreekt Boogerd over de opvolger van Johan Museeuw en wordt Vandenbroucke, na zijn eerste grote overwinning in een wereldbekerkoers, vergeleken met Merckx, die óók zijn aanvallen aankondigde. Later dat jaar wint Vandenbroucke nog twee etappes in de Vuelta, maar veruit de beste is VDB daarna niet meer. Zijn einde kwam 10 jaar later in Senegal, waar een longembolie hem voorgoed velde.

Sinds die voorjaarsdag in 1999 heeft Luik-Bastenaken-Luik een speciaal plaatsje in mijn bescheiden wielerhart. Er zijn grotere en mooiere koersen, maar je eerste échte aanraking met de koers vergeet je nooit meer. En dat ze zelfs de lelijkste aankomstplaats van de wereld herbergt, is haar dan voor heel even vergeven. Komende zondag is het weer zover. Philippe Gilbert maakt een grote kans. Maar ondertussen zullen de gedachten vast nog heel eventjes teruggaan naar Vandenbroucke, Bartoli en Boogerd, die mij op die grijze voorjaarsdag in 1999 definitief wielerfan maakten.

Klaas Bakker