Je ziet ze zo vaak. Groepjes renners op zondagochtend. Snelle fietsen, nauwe pakjes, gladde benen. Allemaal eender. De serie ‘Waarom wij fietsen’ gaat over zulke renners, fictief bijeengebracht. Onder de gelijkheid van de koersliefde ontdek je al snel het verschil. Ieder heeft zijn unieke redenen om te gaan fietsen. Hier de reden van Niels Vlaar, de vijfde renner uit deze door het toeval bijeengebrachte groep van 13 fietsers.
Niels Vlaar is fietser en wijnexpert. In 2017 fietste hij voor KlimmentegenMS de Mont Ventoux op. Ook dit jaar strijden weer velen fietsend tegen MS, en steun is welkom!
Soms is het vragen naar de oorsprong van de wielerliefde als een ontwikkelingsanamnese: je moet teruggrijpen naar verre vage herinneringen, flarden uit een vroege kindertijd. Zo ook bij Vlaar. ‘Op het strand van IJmuiden hadden mijn ouders samen met mijn oom en tante een strandhuisje,’ graaft hij diep in zijn herinnering. ‘In de zomer heb je vakantie, is het leven mooi. De warme, prachtige julidagen. Als klein mannetje kwam ik om half 5 thuis, en dan zat mijn oom thuis de Tour de France te luisteren. Met de bekende tune, en Theo Koomen. Eigenlijk is toen de liefde voor wielersport begonnen. Die liefde voor Tour is altijd gebleven.’ En bovendien breder geworden dan die smalle periode van 3-weken koers in Frankrijk. ‘In april doe ik op zondag geen familiaire dingen,’ vertelt hij. ‘Iedere zondag ben ik van een uurtje of 12 tot 6 niet beschikbaar. Dan zit ik achter de buis. De rest van het jaar prima, dan ben ik beschikbaar. Maar tijdens de Hoogmis niet.’
Er bestaat natuurlijk nogal verschil tussen fanatiek vanaf de bank of de kant van de weg aanmoedigen van coureurs, of zelf volgens de regels van het spel gesoigneerd op een koersfiets te stappen. ‘De echte liefde voor het fietsen kwam bij mij pas redelijk laat. Toen ik 25 was,’ weet Vlaar nog exact te vertellen. ‘Ik stopte met voetbal, daar was ik klaar mee. Je komt dan wat kilo’s aan natuurlijk. Toen dacht ik, laat ik eens op racefiets stappen.’
‘Een vriend van mij had een fiets voor mij gevonden. Deze was nog van Cees Raas geweest, de broer van Jan Raas. Een CERA, mooie fiets, uit Zeeland. Mijn vriend had die fiets over en zei, laten we een rondje gaan rijden. Mijn eerste tocht was een rondje Haarlem, Noordwijk, en weer terug. Dat was pittig. Zeventig kilometer. Eenmaal thuis kwam ik de trap niet meer op.’
‘Niet veel later kwam ik voor het eerst met de fiets in Limburg. Hotel de Kroon in Epen. Daar reed ik de Keutenberg. Dat was voetje uit de pedalen en naar boven lopen. Toen is echt mijn fietshart open gegaan. Ik dacht, “dat gebeurt me niet nog een keer, de volgende keer ga ik het gewoon redden!” Twee jaar heb ik daarna gespaard voor een nieuwe fiets, een van het Euskaltel team, uit de beginjaren. Een Orbea. Vanaf dat eerste jaar fietste ik steeds meer. Alleen, in groepen, met vrienden, noem maar op. Tot ik op een gegeven moment zes tot achtduizend kilometer per jaar koerste.’
De reeks columns ‘waarom wij fietsen’ komt voort uit interviews die Martijn Veltkamp hield voor het boek Leven in Cadans. Leven in Cadans ligt sinds 20 april in de boekhandel.
- Waarom wij fietsen (11/13): Léon Geuyen - 04/07/2018
- Waarom wij fietsen (9/13): Koene Rem - 27/06/2018
- Waarom wij fietsen (8/13): Joop Zoetemelk - 19/06/2018