Je ziet ze zo vaak. Groepjes renners op zondagochtend. Snelle fietsen, nauwe pakjes, gladde benen. Allemaal eender. De serie ‘waarom wij fietsen’ gaat over zulke renners, fictief bijeengebracht. Onder de gelijkheid van de koersliefde ontdek je al snel het verschil. Ieder heeft zijn unieke redenen om te gaan fietsen. Hier de reden van John den Braber, de zesde renner uit deze door het toeval bijeengebrachte groep van 13 fietsers.
John den Braber is journalist en was profwielrenner. Hij reed voor onder andere Collstrop, AXA, en WordPerfect (spontaan schieten me associaties te binnen met floppy’s en MS-DOS-codes).
Voor Den Braber waren het volgen van de koers op televisie en het zelf koersen twee volledig gescheiden werelden. ‘Als kind vond ik wielrennen wel leuk,’ vertelt hij daarover, ‘met Knetemann en Raas en zo. Die waren goed natuurlijk. Ik keek daar wel naar, en bewaarde er krantenknipsels van. Maar het was ver weg. Een profrenner, dat was zoiets als een astronaut. Niet iets voor mij.’
‘Ik ben nooit zo sportief geweest,’ vervolgt den Braber. ‘Trainen vond ik niet leuk om te doen. Mijn ouders sporten ook niet, maar ze steunden me wel in wat ik deed.’ Hoe is iemand voor wie een prof als een astronaut is en die niet sportief zegt te zijn, zelf uiteindelijk dan toch profrenner geworden? ‘Het gaan fietsen is nooit een bewuste keuze geweest,’ reflecteert hij. ‘Het moet op je pad komen. Via Michael Zijlaard ben ik gaan fietsen. We kenden elkaar omdat onze ouders gezamenlijke kennissen hebben. Het eerste koersje werd ik eraf gereden. Toen ben ik gaan trainen – fietsen is trainbaar – en daarmee ging het snel beter. Ik begon plotseling wedstrijdjes te winnen.’
‘Toen ik prof was genoot ik meer van de prestaties, dan van het fietsen zelf. Ik vond het lastig om ‘s ochtends steeds opnieuw de discipline op te brengen, om met weer en geen weer te trainen. Het ging me steeds meer tegenstaan. Wel was ik verslaafd aan de wedstrijden. De kick van het winnen of verliezen. Het spel van het wielrennen vond ik mooi, en ik kon enorm afzien.’
De drijfveer van het professioneel koersen kwam meer voort uit de kick van de prestatie, dan de manier om die kick te bereiken. Je zou daarom kunnen zeggen dat de wielerliefde van Den Braber eigenlijk nog maar pril is. ‘Van mijn 16e tot mijn 32e heb ik gefietst, en ik ben gestopt omdat ik om verkeerde redenen fietste. Ik had steeds minder plezier, en na het beëindigen van mijn carrière heb ik nauwelijks nog gefietst. Ik was er helemaal klaar mee. Na mijn wielerbestaan werd ik journalist, en kwam ik veel aan. Veel feestjes en veel zittend werk. Op dat moment ben ik weer gaan fietsen. Toen pas is echt het plezier in het fietsen gekomen. De rust in je hoofd die je ermee bereikt. Als prof was na het fietsen je werkdag klaar; nu begint die na het fietsen pas. Nu geniet ik ervan.’
‘In de periode dat ik na mijn loopbaan als prof niet meer fietste, kwam ik aan en voelde ik me een ander,’ besluit Den Braber. ‘Wanneer ik werd voorgesteld aan anderen als Olympiër, dan voelde dat niet alsof dat over mij ging. Nu ik weer fiets, is dat stukje van mij weer terug. Nu is mijn carrière weer iets waar ik met trots over praat.’
En wat is jouw verhaal? #waaromwijfietsen
- Waarom wij fietsen (11/13): Léon Geuyen - 04/07/2018
- Waarom wij fietsen (9/13): Koene Rem - 27/06/2018
- Waarom wij fietsen (8/13): Joop Zoetemelk - 19/06/2018