Als niet-kunstkenner vermoed ik dat de bedoeling een combi was van grafisch experiment en wat magisch realisme, jammerlijk mislukt. Wielerkunst bestaat niet. Ik kijk nog liever naar een dooie appel op een schaal. En dat heeft niet alleen met smaak te maken.
De verhoudingen kloppen niet.
Dan, die altijd terugkerende drang om snelheid te illustreren. Hier krijgt per ongeluk krijgt de lucht die flitsende strepen en dat slaat nergens op. Kleuren die niet op elkaar zijn afgestemd, het lijkt wel een wielershirt. Inderdaad, mijn dochter van twee kan het beter. Janneke Brinkman-achtig uitgewerkte details die niet terzake doen, liefst met een lijntje erom.
Mocht het allemaal impressionistisch bedoeld zijn dan zou je de doorsnee wielerkunstenaar een flink shot heroïne toewensen. Om wat afstand van zijn/haar object te creëren. Of om het cliché te mijden, liever het hele onderwerp zelfs. Ga fijn een paard schilderen. Of doe een cursus Bob Ross, en doe ook dat bij voorkeur niet ongedrogeerd.
Als er ook maar één geslaagd voorbeeld zou bestaan dan pronkte het aan mijn muur. Dat ik daar in mijn studentenhuis een complete racefiets had hangen zou ik achteraf een statement noemen, geen ruimtegebrek. Niemand die het zag.
Misschien is de combinatie sport en kunst gewoon een ongelukkige. Moet je niets willen toevoegen aan de schoonheid van actie en decor.
Alleen een lui, poserend lijf leent zich voor kunst, de ontspannen mens als appel op de schaal. Van porno maak je ook geen schilderij. Misschien ook voelen échte kunstenaars dédain voor die volkse wielersport, of zagen ze allang dat die foto’s in zwart-wit, met tubes om de schouders, niet te overtreffen zijn. Zulke uitingen vind je dan weer nooit bij een wielrenner aan de muur.
Mooier en minstens zo zwaar als de Ronde van Vlaanderen-trofee, die ik mocht optillen bij een echte Ronde-winnaar. Ik was op slag blij geen echte renner te zijn. Ook al zo’n gedrocht waar geen slechte LSD-trip tegenop kan.
Adem even inhouden. Om dan te verzuchten: ‘goh, echt heel bijzonder.’